Vannacht heb ik gedroomd. Dat op zich is niets bijzonders, het is wel uitzonderlijk dat ik er iets van herinner. Het doet mij altijd plezier om een glimps op te vangen van die roersels die zich onttrekken aan mijn bewuste blik. Geven die glimpsen een beter beeld? Een correcter beeld? Is het eerder aanvullend? Is het verrassend? Zit er boodschap in van mijn onbewuste ik voor mijn bewuste ik?
Deze keer was het in ieder geval verrassend. De droom situeerde zich in het tijdskader van mijn studies aan de universiteit, maar de omgeving was niet diegene die ik toen heb gekend. De opening scène die ik mij herinner uit de droom is een heuvelachtig veld door bossen omsloten, gevuld met een chaos aan rijen van studenten. Ik kwam terecht in zo een rij, zelf nogal onwennig en onder de indruk, naast een niet onaantrekkelijk studente. Aantrekkelijk in mijn geval betekent niet té groot, lange bruine haren en zachte gelaatstrekken, dat thema trekt zich blijkbaar ook in mijn dromen verder. We kwamen aan de praat en we wandelden rustig verder, weg van de massa, toen ze voorstelde dat ik met haar elk weekend mee zou feesten met haar vrienden. Dit weekend zou het in Lyon zijn. Spannend! Ik zei toen dat ik zeker niet élk weekend zou meegaan, maar eerder om de twee weken, want ik had niet genoeg geld om zo te fuiven. Ik had naast een krap budget ook beperkt tijd om te feesten, het was immers de bedoeling om dagelijks te studeren om niet ineens twee maanden aan één stuk niets anders als studeren te moeten doen, zoals ik de voorbijgaande jaren had gedaan.
Ze glimlachte warm en vrolijk. Ik zei ‘je bent erg lief’ en kuste haar zacht op de mond. Het was een gevoel van gedeelde lichtheid in het hoofd, het prettige begin van dronken zijn, de euforie van het leven als een ontluikend avontuur te ervaren. Zeker niet het schrikbeeld van hard werken en het conformeren met de gangbare normen. Neen, niet wij twee. Dat bleef echter allemaal onuitgesproken, maar voor mij lag dat wel achter haar twinkelende blik, wij waren in deze ‘partners in crime’ tegen het ‘establishment’.
Daarop terugkijkend, is het dan wel jammer dat die anti-establishment reflex zich beperkt tot het najagen van genot. Dit zogenaamd rebels dubbel leven speelt zich af naast een in alle opzichten normaal sociaal leven van jonge mensen die zich voorbereiden op hun carrière in de maatschappij. Het is inderdaad een gemakkelijkheidsoplossing, ik doe mee (het studeren) maar verzet mij in stilte (het fuiven). De andere vorm van reageren zou moediger zijn. Daarin zou ik rechtstreeks de dialoog aangaan met die mensen die voor mij dat establishment vertegenwoordigen. Voor zo een dialoog moet ik de confrontatie durven aangaan, met hun, maar ook op zoek gaan in mezelf naar mijn eigen uniek en positief antwoord op ‘la condition humaine’. Het fuiven, alhoewel altijd erg te smaken, is in deze géén positief en zeker niet een uniek antwoord, het is eerder een milde rebellie te noemen.
Het samenzweerderige gevoel van samenhorigheid dat bij die kus hoort, lijkt mij niet vreemd voor jong volwassen, maar het is minder voor de hand liggend voor de veertiger die ik bijna ben. Ik weet ondertussen wel heel goed dat ik me niet langer kan voorhouden anti-establishment te zijn.
Maar die kern, die toen de jonge spriet voortbracht van milde rebellie is ondertussen verworden tot een stam van eerder verwarring maar wel nog steeds geworteld in mildheid. En de stam van verwarring bekeken volgens de jaarringen is eerder een volgehouden verwondering en een weigering tegen verstarring. Het jeugdige en strijdvaardige ‘wij tegen de wereld’ is niet langer houdbaar, maar het doorleefde ‘wij samen’, dat blijft.
En dát is het merkelijk merkwaardige van deze droom: in het duister gloeit wat het daglicht verblindt in al haar schittering.
PS: Bij dit artikel past ook de milde soundtrack uit die periode, naar eigen te believen te kiezen uit het tijdloos en uitstekend debuut album van Rage Against the Machine: ‘Killing in the name of’, ‘Take the power back’, ‘Bullet in the head’, ‘Know your ennemy’, ‘Wake up’.