Er zijn geen absolute criteria, wetten of geboden die we kunnen toepassen om zinvol van zinloos te scheiden. Een waardeoordeel is altijd ‘relatief’ en wel relatief aan wat we willen (bereiken) en wat we waardevol vinden. Een waarde oordeel (Is dit goed?) moet dus door elk van ons apart worden beslecht.
Om tot zo een waarde oordeel te komen, gaan we meestal eerst een aantal feitelijkheden (Wat is dit? Hoe is dit?) vaststellen. Maar onder deze vaststellingen woekert het onkruid van de onzin wel degelijk. Weelderig.
De vraag rijst daarmee: zelfs als mijn waarde oordeel niet moet worden verantwoord – het is toch relatief – hoe zeker ben ik van de ‘feitelijkheden’ waarop het steunt?
Of je stelt die vraag over de feitelijkheden van iemand anders. Nu ja, je hebt mensen die over alles willen discussiëren en die daar zelfs plezier in lijken te hebben. Ik kan het weten, want ik ben zo een mens. En toch is er een verschil tussen de koppige cynicus die telkens weer dat éne pietluttige detail eruit pikt om een hele theorie onderuit te halen en zijn eigen onwrikbaar gelijk te bewijzen – “zie je wel!” – en de geïnteresseerde en geëngageerde scepticus die kritisch meedenkt vooraleer hij akkoord gaat en meedoet.
Ik beschouw mezelf, met mijn vrijzinnig humanistische opvoeding, met mijn acht uur wiskunde op school, met mijn universitair diploma in de toegepaste wetenschappen gespecialiseerd in systeem denken en uiteindelijk met mijn loopbaan als management consultant als een praktische scepticus. Maar ik durf al eens te twijfelen of ik niet gewoon een eeuwige twijfelaar ben.
Laat mij daarom eens deze sceptische wezens van dichtbij bekijken. Je hebt aan de ene kant de fundamentele onderzoekers die hypotheses formuleren en testen, zoals wetenschappers (Bestaat het Gods deeltje?) maar ook zoals rechercheurs (Is het de butler?). En aan de andere kant vind je de toegepaste onderzoekers, de pragmatici die zich bezinnen voor ze beginnen (Gaan we dit doen?), door zelf een beperkte studie te doen of er één te bestellen bij een erkend expert.
Het gevaar loert echter voor de scepticus die zijn sceptische technieken bovenhaalt in het existentieel domein (Waarom is goed beter als slecht?), het psychologisch domein (Ben ik goed?) of het organisatorisch domein (De baas heeft altijd gelijk. Punt.). Daar begin je best niet aan, het is een enkele reis naar eeuwige twijfel. Denk ik.
Maar ik twijfel af. Ik wou het hebben over feitelijkheden. Hoe kunnen we in de hedendaagse dagelijkse diarree aan informatie die alle mogelijke kanalen over ons heen bombarderen (the weapons of mass distraction) de bullshit onderscheiden van de rest? Kunnen we niet een soort bullshit thermometer hebben voor feiten? Als je iemand verdenkt van onzin, hup de bullshit thermometer erin, even kijken “Oh, 40°? Mijn waarde vriend, wat je daar zegt is klinkklare onzin.” Dat zou ik fantastisch vinden. Echt waar, ik meen het, ik steek die bullshit thermometer bij iedereen erin. Watch me!
Wel nu, die thermometer bestaat, althans de onderdelen om hem te bouwen met een lijvige handleiding voor praktisch gebruik (best niet anaal toepassen neen).
Michael Shermer, met doctoraat, heeft de bullshit thermometer omschreven als de ‘Baloney Detection Toolkit’; baloney is beschaafder als bullshit, zelf heb ik het liever wat plastischer. De korte samenvatting is dat er tien vragen zijn die je moet toepassen als je voor jezelf wilt nagaan of iets onzin is of niet. Alle vragen vereisen een open en kritische geest. Drie vereisen relatief weinig moeite (vragen 1 tot 3), de meerderheid vereisen echter een redelijk uitvoerige literatuurstudie (vanaf vraag 3) en sommige specifieke vragen vereisen écht wel expertise in het domein waar de feitelijkheid over handelt (vragen 8 tot 10).
De scepticus kan zich dus best vragen stellen over welke feitelijkheden hij ten gronde wil onderzoeken: sceptisch zijn kost nogal wat energie. Als het niet veel tijd mag kosten en de gevolgen van een foute inschatting zijn niet te groot, dan volstaat het een expert te consulteren, zijn referenties na te gaan, zijn aanbeveling te begrijpen en je van zijn onpartijdigheid te vergewissen (vragen 1 tot en met 5).
Als het meer tijd mag en moet kosten, dan moet er dieper gegraven worden vrees ik: niets voor niets, je krijgt wat je geeft …
Nu goed, je moet er mijn woord zeker niet op geloven, maar dat van Michael, als je dat wil. Ik heb zelf even zijn curriculum erop nagelezen op Wikipedia (ja, dat telt vandaag ook mee als referentie blijkbaar), en er staat geen enkele wetenschappelijke publicatie op zijn naam, behalve zijn doctoraat scriptie. Mager misschien, maar dat maakt op zich niets uit: geloof mij niet, geloof hem niet, maar vorm gewoon je eigen mening!
Als je zelf de temperatuur wil opnemen, vind je hieronder de onderdelen van de ‘Baloney Detection Toolkit’ (ik heb zijn lijst wel in oplopende moeite gehersorteerd). De gebruikershandleiding wordt door Michael in veertien minuten video uitgelegd op YouTube.
- How reliable is the source of the data?
- Is the claimant providing positive evidence?
- Does the source make similar claims?
- Are personal beliefs driving the claim?
- Does this fit with the way the world works?
- Have the claims been verified by somebody else?
- Has anyone tried to disprove the claim?
- Is the claimant playing by the rules of science?
- Does the new theory account for as many phenomena as the old theory?
- Where does the preponderance of evidence point?