over het delegeren van kritisch denken

Kritisch denken onderscheidt zich blijkbaar van het ‘normale’ denken, vermits er een bijkomend adjectief gebruikt wordt. Denken is een hersen activiteit waarbij situaties onderzocht worden, waarbij relaties worden gezocht tussen oorzaken en gevolgen, waarbij verschillende scenario’s voor handelen met elkaar worden vergeleken, waarbij onderzocht wordt wat mogelijke gevolgen kunnen zijn van een bepaalde handeling. Denken wordt gebruikt als anticiperend instrument, als simulatie voor wat kan komen[1].

Als denken hier wordt gedefinieerd als een anticiperend instrument, dan is kritisch denken een meer verfijnde versie hiervan, die aan meer specifieke criteria voldoet. Bij kritisch denken wordt het resultaat van het denken getoetst, er wordt onderzocht of het tegenovergestelde van het voorgestelde ook geen mogelijkheid kan zijn (dialectisch), er wordt ingegaan op de gemaakte veronderstellingen, de criteria die gebruikt werden om tot een besluit te komen worden expliciet gemaakt. Kritisch denken is dus een zelf-kritisch proces, en daarom ook een meer formeel proces, met als minimum formele vormeis dat het eerste resultaat onderzocht wordt naar geldigheid zodat er, indien nuttig en nodig, verder kan gegaan worden als de eerste ingeving.

Denken en kritisch denken is zoals aangehaald een hersenactiviteit en is daardoor een uiterst persoonlijke ervaring[2]. Het kritisch denken is dus in de eerste plaats bedoeld voor diegene die het “opwekt” en de resultaten ervan “verbruikt”. Zonder nadere etymologische of bronnen studie[3] zullen we voorlopig werken met deze losse kadering van het begrip kritisch denken.

Wat verstaan we nu onder delegeren? Welnu, een activiteit die onder de verantwoordelijkheid valt van iemand binnen een groep (de verantwoordelijke), die uitgevoerd wordt door iemand anders (de gedelegeerde) binnen diezelfde groep, verstaan we onder delegeren. De gedelegeerde wordt aangesproken in alle zaken die onder die activiteit vallen, maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij de verantwoordelijke. Delegeren kan enkel maar binnen een groepsverband, waarbij een groep minstens twee personen telt, gezien het delegeren zelf start van een verantwoordelijkheid jegens die groep. Dit is ook logisch, een persoonlijke verantwoordelijkheid, die enkel slaat op de persoon, en daardoor eerder moreel ethisch van aard is, kan door die persoonlijke aard niet gedelegeerd worden (je kan bijvoorbeeld het besluit om je zelf te voeden niet delegeren).

Voor het kritisch denken, sowieso een uiterst persoonlijke ervaring, ligt het voor de hand dat het binnen de privé sfeer zeker niet gedelegeerd kan worden. Hoe zit het nu met kritisch denken als een verantwoordelijkheid binnen een groep[4]? In dit betoog wordt er van uit gegaan dat kritisch denken essentieel is bij het nemen van beslissingen die een impact hebben op structurele[5] elementen van de groep, zoals structuur aanpassingen binnen de processen, de informatie systemen, het product en dienst aanbod, de strategie of de organisatie. Er wordt van uit gegaan dat kritisch denken hier essentieel is omdat het bescherming biedt tegen slecht onderbouwde beslissingen[6] die mogelijk meer kwaad doen dan goed. Kritisch denken alleen zal in dergelijke besluitvorming processen niet de enige belangrijke kracht zijn, ze wordt in evenwicht gehouden door de groepscultuur en -dynamiek (“politiek”). Kritisch denken wordt hier gesteld als essentieel vanuit een perspectief van goed bestuur, dat de groep tracht te beschermen tegen slechte besluiten en de gevolgen daarvan voor de duurzaamheid van de groep. Samenvattend kunnen we dus stellen dat kritisch denken een onderdeel of ondersteuning vormt bij besluitvorming, en dat besluitvorming een expliciet mandaat is binnen de groep structuur.

Zijn er ook besluiten die aan een groep van mensen kan worden toegewezen? In dit betoog gaan we er van uit dat besluiten vallen onder de verantwoordelijkheid van een deelgroep met een verantwoordelijke, of voor de gehele groep met de groep verantwoordelijke; met andere woorden besluiten vallen telkens onder de verantwoordelijkheid van één persoon. De verantwoordelijke kan zich laten bijstaan door een commissie, werkgroep of expert. Wanneer dit gebeurt, is er al dan niet sprake van delegeren. De verantwoordelijke kan een rapport “bestellen” met een open vraag over het te nemen besluit, gerichte vragen over deelaspecten van het te nemen besluit, of met erg gerichte onderzoeksvragen te toetsen aan bepaalde criteria. Het is voornamelijk in de twee laatste gevallen, waarbij gerichte vragen al dan niet gekoppeld aan specifieke criteria dat het delegeren van kritisch denken van toepassing is.

In de twee laatste gevallen is er inderdaad sprake van een zeker formeel karakter, en indien dit formeel karakter in grote mate overeenkomt met het denkkader van de besluit nemer kan deze het resultaat van de studie toepassen mits die studie met de nodige zorg (onpartijdig, volledig, consistent, coherent, essentieel, beknopt) is uitgevoerd en mits de studie geen elementen bloot legt die op voorhand niet reeds vermoed werden (waardoor bijkomend studie werk nodig kan blijken). In het beste geval zal een deel van het kritisch denken van de aanvrager zijn voorbereid, gestart met en door de onderzoeksvragen van de hand van de aanvrager.

In het eerste geval zal de verantwoordelijke zelfstandig het volledige rapport bestuderen, assimileren en integreren in zijn eigen kritisch denken. De onderzoeksvragen die binnen het rapport zijn gesteld zullen herwerkt worden, aangevuld, uitgebreid, weerlegd, … door de aanvrager die zijn eigen kritisch denk proces zal volgen. Het rapport is in dit geval een vrijblijvende “input” voor het kritisch denken van de aanvrager, dat pas start tijdens en na het lezen van het rapport.

Welke elementen van kritisch denken kunnen we nu delegeren? Die elementen die zijn opgesteld door de aanvrager als onderzoeksvraag, met bijhorende toetsingscriteria, zijn een integraal deel van het initieel kritisch denk proces van die aanvrager, die daarna zelfstandig verder werkt op basis van de antwoorden op zijn initiële onderzoeksvragen. Vanuit het standpunt van diegene die dit onderzoek uitvoert is het meer toepasselijk om te spreken van een studie als van kritisch denken, vermits de onderzoeker niet onbeperkt zijn eigen kritisch denken kan volgen. Het kader is immers vastgelegd en beperkt door de aanvrager, tezamen met de toetsingscriteria. Diegene die de studie uitvoert kan wel de onderzoeksvragen mee helpen opstellen samen met de criteria die relevant lijken voor de groep. Ook kunnen tussentijdse inzichten gedeeld worden die aanleiding kunnen geven tot bijkomende onderzoeksvragen, maar enkel als deze door de aanvrager erkend worden als relevant. In dit geval, waarbij onderweg bijkomende inzichten leiden tot extra onderzoeksvragen, lijkt het al meer gegrond om te spreken van echte delegatie van kritisch denken, omdat in dit geval het onafhankelijk kritisch denken van de onderzoeker een rol speelt als input voor de aanvrager.

Algemeen besluit

In alle besproken gevallen blijft het kritisch denken van de aanvrager een beperkende factor voor het aanvragen van een studie en voor het verwerken van de studie resultaten. Alle elementen en vragen die niet kunnen verwerkt worden door het kritisch denken van de aanvrager zullen zonder verder gevolg blijven. Indien de aanvrager minder onderlegd is in kritisch denken zal deze het betoog moeilijker kunnen assimileren[7] en mogelijks zelfs volledig verwerpen vanwege het voor hem vreemde karakter ervan, alvast vreemd aan zijn eigen persoonlijk denkkader en daarom onbegrijpbaar en zelfs onbestaand. Het is inderdaad zo dat een conclusie die niet begrepen wordt eenvoudig weg geen conclusie is voor diegene die haar niet begrijpt. In die zin kan het betoog, en haar kern structuur, na lezing niet voortbestaan in het denken van de lezer die dat betoog niet begreep, en in die zin bestaat dat betoog voor die lezer ook niet langer na het neerleggen van het onbegrepen rapport.

De algemene conclusie is dat het delegeren van kritisch denken beperkt is, en dat die beperking ligt in de onderlegdheid in het kritisch denken van de aanvrager. Het praktisch advies van dit betoog is dan ook dat het beter is de mensen te leren vissen in plaats van ze vis te geven: leer de mensen hoe ze kritisch denken kunnen gebruiken in hun eigen voordeel, want je kan het niet doen in hun plaats.

 

 


[1] Of denken onafhankelijk aan de handeling voorafgaat of dat denken een a posteriori rationalisering is van een spontane opwelling voor die handeling laten we voorlopig buiten deze verhandeling, die vraag is een aparte verhandeling waard.

[2] De ervaring van het denken is uiterst persoonlijk, maar in hoeverre het denken zélf ook uiterst persoonlijk is of eerder stevig verankerd in een bepaald cultureel of sociologisch kader laten we voor dit verder betoog buiten beschouwing.

[3] Etymologie (selectie vanop http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/denken): “T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen: Denken is een caus. van dunken, dat oorspr.: schijnen, toeschijnen, voorkomen bet., vgl.: het dunkt mij goed. Denken (of: doen dunken) is dus: zich iets doen voorkomen, zich er een voorstelling van maken”.

[4] We maken hier een opsplitsing tussen privé sfeer en groep, wat er op lijkt te duiden dat binnen de privé sfeer geen groepen bestaan. Dit is een wat grove vereenvoudiging, vermits binnen de privé sfeer alvast het gezin al telt als een groep. We reserveren binnen deze tekst de term groep voor groepen die bestaan voor een specifieke collectieve doelstelling, waarbij familie met als mogelijke doelstelling voortplanting wordt uitgesloten.

[5] Voor eerder operationele activiteiten en de besluiten die hierbinnen vallen, en die dus géén structurele elementen van de groep wijzigen, gaan we er in dit betoog van uit dat het denk proces dat dit ondersteunt eerder geroutineerd is en geïntegreerd in de praktische ervaring.

[6] Het weze duidelijk dat het besluit zelf niet uitbesteed kan worden, gezien een besluit mandaat hoort bij de hiertoe aangewezen persoon die voor dat besluit aansprakelijk is.

[7] We gaan hier uit van het ideale geval waarin het betoog met de nodige zorg is uitgewerkt, in het andere geval is assimilatie een nog grotere uitdaging.