Als het een beetje goed is maar ook Deens, dan ben ik direct en onherroepelijk fan. Carlsberg is een goed voorbeeld van die onvoorwaardelijke trouw aan mijn deels Deense roots, hoewel ik publiekelijk nooit zal toegeven dat Carlsberg minder is dan een godendrank. Mijn bewondering voor de producer Thomas Vinterberg staat hier echter helemaal los van (1). Als zijn film Festen (het feest) niet een bijna fysieke beleving was, dan was Jagten (de jacht) dat zeker wel. Toen zijn nieuwe film Druk (binge drinken) uitkwam, kon niets mij dan ook tegenhouden om die te gaan bekijken in de cinema. Behalve dan die corona pandemie.
De negentienjarige dochter van Thomas, Ida, die mee zou spelen, overleed op de vierde speeldag van de film in een auto ongeval. De scènes in de schoollokalen zijn opgenomen in haar school, met haar schoolkameraden en de film is ook opgedragen aan haar. De toon van deze film is merkbaar anders, lichter, en de regie voelt ook niet even strak aan dan bovenvermelde films, wat de sensatie minder fysiek maakt.
Desondanks zat ik meerdere malen verstomd te kijken naar het acteerspel van Mads Mikkelsen, die als Martin meerdere malen de vleselijke belichaming werd van de spreuk “The mass of men lead lives of quiet desperation” (2). Hij vat onversneden wanhoop in slechts enkele vluchtige gelaatsuitdrukkingen.
Het is de wanhoop van een man wiens dromen één voor één verdampten zonder enig ander uitzicht. De liefde tussen hem en zijn levensgezel is nog enkel een vage herinnering, zijn beloftevolle carrière en passie voor dansen temperde hij toen ze samen kinderen kregen maar ondertussen herinnert hij zich de warme band met zijn kinderen énkel als hij toevallig door oude vakantie foto’s bladert. Vandaag rest er hem alleen een ononderbroken eenzame depressieve sleur.
Geïnspireerd door een studie van een Noorse psychiater (3), waagt hij zich dan ook aan een experiment om net wat losser en meer ongeremd te zijn, door voldoende alcohol te drinken zodat het bloed de ganse werkdag op een half promille alcohol verzadigd blijft. Wat heeft hij immers te verliezen?
Best veel, zo blijkt, soms weet je niet wat je had totdat het weg is: bestrijd dus nooit op goed geluk de symptomen zonder de ziekte te kennen, je kan die symptomen immers doen verergeren. Druk toont ons de andere keuze dan de half promille reflex, wij die troost zoeken in het overtollige en gevoelloos makende, of het nu drank, eten, netflixen, werken, perfectionistisch poetsen, obsessief sporten of welke andere dwangmatige handeling dan ook is. Die andere keuze is de moed om niet veroordelend naar jezelf te kijken, en bewust van daaruit verder te gaan, kwetsbaar maar authentiek, elke dag opnieuw. Skål!
(1) Ik ben zo ook helemaal weg van Lars von Trier als regisseur en van Trentemöller als muzikant, ik wist eerst niet eens dat ze Denen waren.
Onlangs liet een collega mij weten dat ik een fout ontwerp had doorgegeven, waardoor zijn werk van een ganse dag de mist was ingegaan. Geschrokken liet ik mijn ander urgent werk even liggen, spoorde ik de fout snel op en gaf de verbetering door. Een dag later bleek dat mijn oorspronkelijk ontwerp niet fout was, mijn collega had het anders gebouwd dan ontworpen. We hadden ons samen vergaloppeerd, eerst met een foute oorzaak analyse en daarmee noodzakelijkerwijze ook in de spook-oplossing daarvan.
Vreemd, want we zijn allebei professionals met voldoende ervaring in complexe projecten. Maar mijn paniekerige ondoordachte reactie is minder vreemd, als ik bedenk hoe merkwaardig veel moeite ik doe om te proberen fouten te voorkomen. Het publiek moeten erkennen van een fout is dan ook iets wat ik ten alle prijzen wil vermijden. Merkwaardig wel, zo een kinderlijke reflex, toch op mijn leeftijd. Als kind worden we op afgerekend op onze fouten, 9 op 10 is goed, 6 op 10 is niet zo goed, en lager dan dat is een écht probleem. Als volwassene krijg je geen expliciete punten meer, maar je krijgt wel al dan niet erkenning van je omgeving, en dat hangt samen met de mate waarin je je boeltje onder controle hebt, en dus geen fouten maakt.
Er is nochtans maar één manier om nieuwe dingen te leren, en dat is door fouten te maken, vaak weet je pas wat wél werkt nadat je de dingen hebt geprobeerd die blijkbaar niet werken. En zelfs na je leerproces is het normaal dat je dingen doet die achteraf toch niet leiden tot je vooropgesteld doel. Er zijn elke dag immers zo veel dingen die wedijveren om je aandacht, dat de onmiddellijke beslissing op het moment zelf niet altijd die aandacht krijgt die het nodig heeft. En soms kan je wel alle aandacht geven die gepast is, maar gebeurt er dan toch nog iets dat onverwacht is. De kosmos houdt dan ook niet altijd evenveel rekening met onze nietige plannetjes.
Natuurlijk zijn er ook gewoon mensen die roekeloos zijn, die snel genoegen nemen met de situatie, die zich minder bekommeren om wat er al dan niet gebeurt, of die simpelweg onvoldoende onderlegd zijn voor een bepaalde beslissing, waardoor ze in verhouding meer ‘fouten’ maken dan anderen. Daar is op zich niets ergs mee. Als hun fouten mogelijks andere mensen kunnen benadelen, dan is voorzichtigheid en zorgvuldigheid vereist, je kan niet roekeloos omspringen met andermans geluk. In het andere geval kunnen deze mensen voor zichzelf de afweging maken of hun aanpak voor hun al dan niet werkt.
De reflex om fouten te voorkomen is dan ook wel gezond, wanneer ze leidt naar leren, groeien, zelfontplooiing en zelfstandigheid, maar ze houdt ook het gevaar in van dwangmatig perfectionisme en minderwaardigheidsgevoelens. Het blijft dan ook merkwaardig dat we zo veroordelend zijn naar elkaar en naar onszelf. Mijn collega steunde mij met de troostende woorden ‘Iedereen maakt wel eens een foutje’. Zonder er veel over na te denken antwoordde ik onmiddellijk ‘Ja, het zijn ofwel fouten bij het uitleggen van de behoeftes, bij het begrijpen daarvan, bij het neerschrijven ervan, bij het ontwerpen van een oplossing, bij de implementatie daarvan, bij de installatie, bij de integratie van de deeloplossing in het geheel of bij het gebruik ervan. Alleen een “paar” fouten staan in de weg van de perfecte oplossing’. Dit was uiteraard ironisch bedoeld, helemaal in lijn met de iconische afbeelding bij dit artikel.
Bij een samenwerking in groep is de perfecte oplossing zogezegd énkel maar onhaalbaar als een enkeling faalt, en daardoor de groep haar geboorterecht ontzegt. Fouten maken is dan ook een kapitale zonde in het neo-liberale geloof, waarin de maakbare mens de verpletterende verantwoordelijkheid heeft van zijn eigen (on)geluk. Geen wonder dat we allemaal zo fout intolerant zijn voor fouten.
Wanneer je jonger bent, denk je zelf niet zo veel na over wat juist of fout is, maar ben je eerder een spons voor kennis. Het is pas als je wat ouder bent dat de resultaten van je keuzes zich aan jezelf tonen en dat je beseft dat de gevolgen van die keuzes niet meer ongedaan kunnen gemaakt worden.
“Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts worden geleefd.”
Sören Kierkegaard, 1843
Gelukkig heb ik geen spijt van mijn keuzes, elke keuze heeft bijgedragen tot waar ik vandaag sta, en ik ben redelijk gelukkig waar ik nu sta. Ik heb steeds in het leven gestaan en mijn omgeving proberen te vormen naar mijn wens, waarop die omgeving reageerde door die wens een andere vorm te geven: een symbiose van willen, zijn en worden.
Maar als ik rondom mij kijk zie ik ook hoe het net zo goed écht wel fout kan lopen, voor elk van ons, vroeg in ons leven, midden in ons leven, of laat in het leven. En wanneer het goed fout gaat, dan kan het lang duren vooraleer de lucht opklaart. Ik geloof dat dat gebeurt door “toxische gedachtes” die je lang kunnen gevangen houden in onhoudbare fantasieën over jezelf en in het kwalijk gedrag dat die gedachtes mee in stand houdt. Die toxische gedachtes vormen de onneembare wallen van je ego die je tegelijkertijd ook zelf gevangen houden.
Kan je uit zo een zelf gebouwd doolhof ontsnappen? Als het écht een uitdaging is die je al lang meemaakt, in verschillende situaties, of bij verschillende mensen, dan zegt de wijsheid dat die uitdaging niet (enkel) ligt aan jouw situatie maar (ook) aan hoe jij die situatie bekijkt. Dus ja, je kan zeker uit dat doolhof geraken, maar misschien niet ogenblikkelijk, maar eerder geleidelijk, en de oplossing gaat misschien ook niet zijn wat je verwacht.
In mijn ervaring zijn er vijf regels die je altijd moet toepassen om die doolhoven te vermijden, maar als je er dan toch nog in verzeild geraakt, dan moet je je zéker toepassen:
Je bent niet verantwoordelijk voor je situatie, maar wel voor hoe je ermee omgaat.
Wees altijd kritisch, zeker voor die dingen die ertoe doen.
Vertrouw op je eigen inzichten, maar blijf open staan voor feedback.
Durf ook jezelf te heruitvinden.
Je hele leven is nu, op dit moment.
Het begint ermee (1.) dat jij jezelf als hoofdverantwoordelijke erkent in jouw leven. Er gebeuren constant dingen voorbij je controle, en je kan lang niet alles zo maar in een vingerknip oplossen. Maar je kan wel steeds beslissen hoe je verder gaat. Over hoe je telkens verder gaat (2.) beraad je jezelf uiteraard grondig. Natuurlijk kan je daarvoor te rade gaan bij de mensen binnen je vertrouwenskring, maar ook bij experten, bij bekende personen … maar de uiteindelijk beslissing blijft wel jouw verantwoordelijkheid (1. wederom). Niet elke situatie vraagt zoveel aandacht, enkel die situaties die voor jou belangrijk zijn. Je eigen oordeel volgen geeft niet altijd het gewenste resultaat, en het vraagt dan ook een zekere tijd om erop te leren vertrouwen (3.). Maar het is sowieso beter te leren uit je eigen ervaringen, dan blind te vertrouwen op anderen, om die dan fouten te verwijten als hun advies verkeert uitdraait (1. wederom). Er zal altijd (tegen)reactie zijn in je omgeving, sta daar zeker voor open als die onderbouwd of hevig is, maar als je redelijkerwijze alles hebt onderzocht, dan moet je op basis daarvan handelen, en zélf bijleren van wat er daaruit volgt. Soms zal de feedback van anderen dusdanig zijn dat je wel anders naar je zelf moet kijken (4.), dat is dan mogelijks ook een moment van grote persoonlijke groei. Er zijn steeds momenten die moeilijker zijn dan anderen en verdriet, woede of frustratie zijn perfect normaal in die periodes. Wees mild voor jezelf, en geef die emoties hun ruimte, maar blijf niet mijmeren (5.) over het verleden waar alles gelukzalig was of fantaseer niet over een verre toekomst waarin al je problemen eindelijk finaal opgelost zullen zijn.
Ik pas dit zelf ook toe, nog altijd, en vandaag meer bewust dan vroeger, en daardoor ook met volle overtuiging van de kracht ervan. Het is dan ook mijn advies (1) aan allen jong van hart: leef elke dag opnieuw, blijf kritisch over je zelfbeeld, aanvaard de verantwoordelijkheid voor hoe je omgaat met jouw situatie, vorm je omgeving naar jouw wens, maar laat ook toe dat je omgeving die wens omvormt.
“Advice for the young at heart Soon we will be older When we gonna make it work?”,
Advice for the young at heart, Tears for Fears, 1989
(1) Als je zelf ook een uitdaging hebt, en je kijkt wat sceptisch naar mijn vijf regels, nu wel dan geef ik je groot gelijk. Laten we er daarom eens samen door gaan.
Ten eerste: zijn deze stellingen redelijk?
1. Je bent niet verantwoordelijk voor je situatie, maar wel voor hoe je ermee omgaat.
Vanaf een zekere leeftijd begin je meer en meer impact te hebben op je eigen leven, maar jij bent duidelijk niet verantwoordelijk voor je eigen geboorte, of voor je opvoeding. Dus het eerste deel van die stelling kan alleen maar waar zijn. Kan er iemand anders verantwoordelijk zijn voor hoe jij om gaat met jouw situatie? Neen, dat is eenvoudigweg niet mogelijk. Er is maar één mens in de kosmos die in jouw situatie zit en die daar mee om moet gaan. Die “situatie” is jouw leven, en hoe jij dat leven leeft is helemaal jouw verantwoordelijkheid. Dat betekent niet dat anderen jou niet te kort kunnen doen, of dat je hen hierop niet kunt aanspreken, maar jij blijft sowieso verantwoordelijk hoe je daarna verder gaat.
2. Wees altijd kritisch, zeker voor die dingen die ertoe doen.
Je kan natuurlijk je vertrouwen stellen in een expert, die ervoor gestudeerd heeft, die er jaren ervaring in heeft. En als het advies van die mens slecht uitvalt, dan kan je hem/haar hier voor verantwoordelijk stellen. Maar kan je jezelf ontdoen van je eigen verantwoordelijkheid als je voor een belangrijke beslissing niet voldoende tijd nam om te begrijpen wat je deed? Neen, dat kan je niet. Er zijn situaties waar je écht afhankelijk bent van een expert, en waar je echt niet zelf kan inschatten of het juist zit of niet, omdat er onvoldoende tijd is. Dat zijn dan erg risicovolle situaties die goed of slecht kunnen uitdraaien, en je doet wat je kan. Maar in alle gevallen, moet je in eigen woorden anderen gemakkelijk kunnen uitleggen waarom dit de juiste beslissing is voor jou. Als je dat niet kan, dan beslis je blindelings en leg je je toekomst vrijwillig in de handen van anderen. Als we steunen op de eerste regel, dan moeten we besluiten dat we ons zo goed mogelijk moeten voorbereiden op onze beslissingen door kritisch te zijn en te blijven.
3. Vertrouw op je eigen inzichten, maar blijf open staan voor feedback.
Als je niet kritisch bent geweest over je oordeel, dan is het bijna onmogelijk om op je eigen inzichten te vertrouwen, en dan is dat ook zéker af te raden. Het is wél aangeraden om open te blijven staan voor andere inzichten, zeker als die onderbouwd zijn. Soms is de feedback niet onderbouwd maar wel hevig, dan is het ook vaak de moeite om toch nog eens kritisch te kijken naar de eigen aanpak. Het getuigt in ieder geval van wijsheid om steeds zo veel mogelijk de wetenschappelijke methode te volgen: werkt op basis van onderbouwde theorieën en werkhypothesen, totdat die weerlegd worden door betere theorieën.
4. Durf ook je zelf her uit te vinden.
Open staan voor feedback betekent soms niet alleen kritisch kijken naar je aanpak, maar soms ook kritisch kijken naar jezelf. Ben ik wel écht die persoon geworden die ik wou zijn? Ben ik wel zo goed geworden in die dingen als dat ik dat denk te zijn? Misschien niet helemaal. En als dat zo is, is dat dan erg? Dat zijn een aantal vragen waar ik zelf ook mee heb geworsteld. Ook hier is er voldoende literatuur die aantoont dat wat wij typisch beschouwen als een gegeven identiteit iets is dat toch verandert naargelang de context en ook in de tijd. Je bent dus helemaal niet verplicht om je te blijven vasthouden aan de ideeën die je had over je zelf, of aan de ideeën die jij had over hoe andere mensen jou zagen.
5. Je hele leven is nu, dit moment.
Er zijn mensen die vaak mijmeren over hoe vroeger alles zo leuk was, en die daardoor niet door hebben hoe leuk ze het nu eigenlijk hebben, maar over een paar jaar zullen hun herinneringen meer rooskleuriger geworden zijn. En er zijn mensen die zeer gedreven zijn om een rijkelijk pensioen voor te bereiden, of om een grote zakelijke prestatie neer te zetten en aanzien te verwerven, en daardoor jaren missen van menselijke warmte die nooit meer terug zullen komen. Voor allen van ons zijn er gewone dagen, slechte dagen en leukere dagen. En soms zijn er rampzalige dagen, of stopt al dan niet onverwacht het leven helemaal. Daarom mag je er niet vanuit gaan dat morgen komt, moet je aanvaarden dat gisteren er niet meer is en blijft er dus enkel maar vandaag, dit moment, jouw situatie waarvoor je niet verantwoordelijk bent, maar waarvoor je wel de verantwoordelijkheid draagt van hoe je daar in handelt.
Ten tweede: kunnen deze stellingen toxische gedachtes en doolhoven bestrijden?
Het is vooral de vierde regel die zal helpen om dwangmatige gedachtes en gedrag te heroriënteren. Om die vierde regel te kunnen toepassen, moet je echter eerst alle drie de eerste regels hanteren, anders blijft die vierde regel wat te vrijblijvend. De vijfde regel is tegelijkertijd een waarschuwing als hoopgevend: besef dat het leven niet per se spectaculair beter wordt dan vandaag, maar je waardering ervoor kan wel spectaculair stijgen, waardoor dat leven onverwacht wél spectaculair beter wordt.
Conclusie: deze stellingen zijn redelijk en ze hebben de potentie om te helpen. Het is dan ook een redelijke werkhypothese om ze overtuigd en consequent toe te passen totdat een betere theorie zich aandoet. Doen hé! En als je een betere theorie vind, laat mij het zeker weten!
Ik ben nu twee jaar bezig als zelfstandige, en enerzijds is er weinig veranderd, maar anderzijds is het toch een wereld van verschil. Het soort rol dat ik opneem is nog redelijk dezelfde, ik werk bij dezelfde soort klant en ik rij nog steeds met dezelfde lease wagen (1). Mijn focus is helemaal anders daarentegen, zo blijf ik mij verder verdiepen in mijn vakgebied, in die mate dat ik mijn werk nu ook beschouw als mijn hobby. En ik ben helemaal gestopt met anderen verantwoordelijk te stellen voor mijn (on)geluk. Ik werk met een opdrachtgever, commerciële partners en de ‘toevallige’ mensen die permanent of tijdelijk in het team zitten. Als er iets is dat niet ‘lekker’ loopt in de opdracht dan kijk ik vandaag alleen nog naar mezelf om daar al dan niet iets aan te doen. Zo een actie kan zijn om een gesprek ten gronde aan te gaan, iets ‘simpelweg’ te aanvaarden of om mij uit een bepaalde situatie terug te trekken. Vroeger zou ik mijn ongeluk hebben geprojecteerd op iets of iemand als oorzaak, waardoor ik zelf ook niet tot actie kon komen.
En het heeft eigenlijk heel lang geduurd vooraleer ik die stap kon zetten om in te zien dat ik niet verantwoordelijk ben voor de situatie waar ik in terecht kom, maar wel hoe ik daar mee om ga. Ik heb nochtans over dat specifiek onderwerp enkele trainingen en coach-sessies gehad, er boeken over gelezen, en expliciet feedback over gekregen in eindejaar evaluaties. En toch kwam ik nooit eerder echt tot inzicht. Sommige coaches deden het enige wat ze konden doen, ze plantten een zaadje: ‘Ben je zeker Svend, dat je diezelfde uitdaging bij een andere klant niet meer zal tegenkomen?’. Ja, ik had mijn uitdaging gelinkt aan een specifieke oorzaak bij een klant, en moest daar dus weg. Maar ik kwam die uitdaging onder een andere vorm dan toch weer tegen bij de volgende klant. Tsja, dan ligt het aan de werkgever zeker? Maar na een zelf geïnitieerde loopbaanbegeleiding (zonder medeweten van mijn werkgever) kwam ik toch tot inzicht, dat mijn werkgever zeker niet van de slechtste was. Het zaadje was gekiemd tot de actieve gedachte dat als je een probleem telkens weer tegenkomt, in andere situaties, met andere mensen, dat jij dat probleem dan waarschijnlijk of veroorzaakt of in stand houdt.
“Si t’es souvent seul avec tes problèmes, c’est parce que, souvent, le problème, c’est toi”
Basique, Orelsan (2)
Er zijn jaren over heen gegaan tussen het planten van dat zaadje, de eerste bewatering, de trage ontkieming en de uiteindelijke bloei. Nu pas begrijp ik hoe dat zo kwam, omdat dat zaadje, hoe minuscuul het wel niet was, toch nog zo zichtbaar misplaatst was voor mijn wereldbeeld, voor mijn zelfbeeld, voor mijn ego. Een van de grootste thema’s waarover ik hier schreef, op klareau.be, was de absurditeit van het corporate leven waarin rationaliteit, markt-efficiëntie en winstgevendheid zoveel lippendienst worden bewezen maar waar misschien zelfs nog meer tegen wordt gezondigd. En ik, de stille, zorgzame, volhardende en ietwat schrandere mens wou mij een belangrijke plaats aan de corporate tafel veroveren, vooral via die schranderheid. Toen ik na jaren van volle overgave en inzet die plaats nog steeds niet had gekregen, richtte mijn teleurgestelde geldingsdrang zich dan maar op ‘absurde’ factoren buiten mezelf.
En toen kwamen verschillende omstandigheden plots zo samen dat ik toch koos voor een nieuwe invulling van mijn loopbaan. Ik had met mijn toenmalige werkgever alle mogelijkheden doorlopen die er daar waren en die ook uit mijn loopbaanbegeleiding kwamen, maar zonder soelaas. De eerstvolgende mogelijkheid was noodgedwongen buiten het gekende kader van mijn toenmalige werkgever en rol, wat een grote professionele heroriëntatie inhield, en ik was geen schoolverlater meer en ik kon financieel geen enkele euro inboeten gezien de tere gezondheid van mijn vrouw. Ik vond een commerciële partner die geloofde in mij en mij een kans kon en wou geven, maar enkel onder het zelfstandige statuut. Ik heb toen lang gerekend, opnieuw gerekend, nog eens herrekend, en de boekhouder het laten nakijken om zeker te zijn dat het allemaal wel klopte. En toen ben ik gesprongen, met zo goed als nul spaartegoed, omdat dat spaargeld na drie jaar ziekte van mijn vrouw volledig op was. Maar ik kon niet én blijven wakker liggen omdat ik mijn job niet meer graag deed, én schrik hebben om die job ook nog eens te verliezen omdat uiteindelijk mijn bijdrage in die job er onder zou gaan lijden (3). Ik koos er dus voor om alleen nog wakker te liggen van de financiële onzekerheid en te starten als zelfstandige zonder buffer, zonder ambitie voor die corporate tafel, maar nog steeds met de ambitie van stielmanschap.
Sindsdien ben ik twee jaar verder, en is die buffer er ondertussen gelukkig wel. En voor dat stielmanschap ben ik diep gegaan en zal ook dat blijven doen zolang dat nodig blijft. Meesterschap vereist 10.000 uren inzet zegt men (4), dat zijn dus bijna 6 volledige jaren, maar totdat ik dat op de teller heb staan, mogen mijn klanten daar weinig van voelen. Ik heb tot nu toe de lat altijd al hoog gelegd, en ben ook altijd omringd door professionals zodat je op zijn minst als team meesterschap kan bieden. Als ik dan eens een paar extra uren (5) ongefactureerd moet doen om ook zelf relevante ervaring mee op te doen, dan doe ik dat gewoon, dat voelt niet aan als werken, of als een te nemen keuze.
Twee jaar. Het is redelijk intensief geweest, ik denk dat ik nu pas voor de eerste keer achterover kijk naar de weg die ik sindsdien heb afgelegd, omdat er tot nu toe nog te veel gaande was, de financiële onzekerheid, de intensieve leercurve en de prestatie druk van een groot en complex programma bij mijn klant. Nu dat ik letterlijk en figuurlijk wat leergeld heb betaald, zal ik meer eigen accenten beginnen te leggen in wat ik doe. Ik kan alleen maar dankbaar zijn voor de afgelopen jaren van werkgevers (6), commerciële partners (7), opdrachten, klanten, coaches, opleidingen, opvoeding en warmte en steun van mijn partner, kinderen en familie (8). Het heeft mij gebracht tot vandaag, waarvan ik elke dag opnieuw probeer te genieten. En als ik iets wil terug geven, dan is het wel om af en toe ook een zaadje te kunnen strooien dat ooit al dan niet ontkiemd, en dat al dan niet iemand anders kan helpen om uit diens zelf gebouwde doolhof (9) te ontsnappen.
foto: De strip is van de hand Franquin, de tekenaar van Robbedoes en Kwabbernoot, Marsipulami en ook de weergaloze reeks ‘Zwartkijken’ waaruit deze prent komt. De man zit niet zomaar in een labyrint, neen, zijn hele wereld is één labyrint waaruit hij denkt te kunnen ontsnappen.
(1) De laatste twee jaar toch, ik had immers het lease contract overgenomen van mijn laatste werkgever. Mijn eerste zelf bestelde hybride SUV lease wagen wordt volgende maand wel geleverd.
(2) Dat is trouwens een geweldig nummer:
(3) Ik ben mij altijd heel hard blijven inzetten om mijn klanten mijn volle inzet te geven, ook wanneer ik het zelf professioneel moeilijk had.
(5) Als je die paar uren bij elkaar optelt kom je uiteindelijk wel uit op dagen, weken, maanden. Dat beschouw ik dan ook zowel als (figuurlijk) leergeld als hobby. Het is alvast wel met mijn volle verstand en volle goesting als ik het doe en wanneer ik het doe.
(6) Ja, je hebt een heel dorp nodig om iemand op te voeden, en dat geldt zeker ook om als professional te worden gevormd. Mijn prille begin start dan ook bij mijn beide ouders die elk op hun eigen manier mij heel erg sterk hebben gevormd waarvoor ik hun altijd dankbaar zal blijven. Iets minder lang geleden begon ik bij EDS, en toen al waren er interessante managers, collega’s en opdrachten. Ik switchede daarna redelijk snel naar PwC Consulting, dat later over werd genomen door IBM. In al die jaren daar had ik heel interessante missies, en heel professionele en toffe collega’s die mij uitdaagden en hielpen. De laatste werkgever was inno.com, en ook daar ben ik dankbaar voor de zorgvuldige en aangehouden omkadering en de leuke en uitdagende opdrachten. Het is ook bij inno.com dat ik als mens het meest ben gegroeid door het intensieve soft-skills programma met onder meer Krauthammer en mens.bvba maar zeker ook door de interne coaches en rolmodellen.
(7) Ik ben ongelooflijk erkentelijk voor het samenwerkingsverband dat ik heb met Sparkle en de bedrijven waarmee wordt samengewerkt: Datasense, The Agile Information Factory en Tripwire. Het is een hechte groep van stielmannen waar ik bewondering voor kreeg toen ik ze tegen kwam bij een voormalige klant en waar ik mij sinds dag één welkom bij voel. Merci mannen!
(8) Ik ben onze poes Tigra vergeten te vermelden, de huishoudhulp en ook het vriendelijk personeel van de lokale winkels hier in de buurt. En misschien nog wel de ene of de andere mens, maar neem het niet persoonlijk als je daar bij hoort: ik ben ook jou dankbaar, persoon die ik niet heb vermeld!
(9) Het wordt ook wel eens omschreven als het syndroom van de gouden kooi. Die houdt je gevangen en beknot je mogelijkheden, maar lijkt toch waardevol en onvervangbaar. Het volstaat nochtans gewoon om weg te vliegen. Door dat ogenschijnlijk gemak vind ik die metafoor net iets minder geslaagd hier, een gouden kooi gaat voor mij meer over een comfort probleem. De uitdaging waar ik hier over schrijf is meer existentieel en vervlecht zich ook met de eigen identiteit.
Ongeveer een jaar geleden startte ik aan een nieuw hoofdstuk van mijn professionele loopbaan. Eigenlijk lijkt het meer op de synthese van alle voorafgaande hoofdstukken. En het is heel snel voorbij gegaan, ik heb veel bijgeleerd, af en toe serieus gezweet maar mij ook goed geamuseerd. Vorig weekend was er een team building met enkele van mijn nieuwe collega’s, de aftermovie zie je hieronder. Ik heb genoten van alle hoofdstukken tot hier, en ik kijk alvast uit naar wat nog volgt!
Ik sukkelde jaren met klachten van vermoeidheid. ‘s Ochtends kon enkel een lange warme douche en sterke koffie wat leven opwekken in mijn futloos lijf. Tegen de middag kwam ondanks de cafeïne toch de klop, mijn ogen draaiden weg, mijn hoofd was ijl en ik duizelde. ’s Avonds lag ik al snel uitgeteld voor televisie, en kroop ik dan maar vroeg in mijn bed. Allerlei medische redenen voor die vermoeidheid waren al lang geleden uitgesloten. Zelfs een nacht in een slaapkliniek, gekoppeld aan tientallen sensoren, kon geen medische onregelmatigheden naar boven brengen. De huisdokter hield het dan uiteindelijk maar op stress, en zei me dat vermoeidheid volstrekt normaal was gezien mijn leeftijd en de gebruikelijke drukte die hoort bij de combinatie van werk en gezin.
Als een nukkig kind legde ik mij daar dan maar bij neer. Totdat de vraag zich aan mij openbaarde: “ben je niet gewoon moe uit verveling?”. Wat een opmerkelijke vraag. Niet het soort vraag dat zich laat afwimpelen met een simpele spitsvondigheid. Neen, dit was het soort vraag waarbij je plots naar buiten zat te staren, volstrekt onbewust van alles om je heen en verzwolgen door je eigen gepeins.
En tijdens dat overpeinzen kwam mijn jongere ik al snel voor de geest, boordevol vitaliteit en ambitie. Zijn dagen en nachten gingen voorbij in een roes (1), bedwelmd door de belofte om zijn wereld te vormen naar zijn eigen beeld, druk doende in belangrijke projecten. Gaandeweg kwam er steeds minder afwisseling en werd het ook allemaal wat minder spannend. De oude dromen bleven wel, alhoewel ze steeds minder haalbaar leken. Sommige dagen waren, als ik eerlijk durfde te zijn tegen mezelf, echt wel suf en saai: het was allemaal al eens gezegd of gedaan en ook o zo voorspelbaar. Wat restte er mij nog om te proberen daar iets aan te veranderen? Niets!
“Leven in een roes is eigenlijk erger dan enkel maar het leven te ontkennen, het is haar eigenlijk volledig misprijzen.”
Ik was machteloos om echt impact te hebben, om de realiteit naar mijn hand te zetten, om écht mijn eigen stukje wereld te veroveren. Maar hoe saai is dat niet? En hoe betekenisloos maakt dat jezelf wel niet!
Blijkbaar was ik niet moe, maar verveelde ik me! Ziedaar de eenvoudige verklaring voor mijn aanslepende vermoeidheid: ze was niet veel meer dan de uitgestelde aanvaarding van een ander wereldbeeld en zelfbeeld, waarin mijn eigen identiteit plots een minieme en verwaarloosbare plaats innam. Maar als ik mijn wereld niet naar mijn hand kon zetten, waarom en waarvoor zou ik mij dan nog inzetten? Wat wou ik dan nog voor mezelf?
Paradoxaal genoeg zou een echte god, onsterfelijk en oppermachtig, uiteindelijk ook voor dit existentieel dilemma komen te staan: ook hij kan zichzelf niet bevestigen in zijn doen, omdat er niets is dat hij niet kan. Waarom grijpt de eeuwig goede en machtige god al dan niet in? Waarom doet hij wat hij doet? Wat drijft hem? Welk kompas gebruikt hij om zijn bezigheid naar te richten? Hoe vult hij zijn tijd in bij gebrek aan verplichtingen of externe impulsen? Wat betekent genieten voor hem?
Ik heb dezelfde vragen als die god. En net als hem, schep ik nu mijn antwoorden elke dag opnieuw (2) (3) (4).
(1) Het lijkt prettig leven in de roes van de drukte, bouwend aan een betere wereld. Naast dronkenschap en trip, geeft het woordenboek ook euforie aan als betekenisverwante term voor roes. Euforie is een ‘gevoel van zeer groot welbehagen’, en komt uit het Griekse eu pherein, wat oorspronkelijk betekende ‘het welbehagen van een zieke persoon door het gebruiken van geneesmiddelen’ (zie bijvoorbeeld etymonline.com). Het leven is dan ook een ziekte waaraan je langzaam maar zeker sterft. Het klopt dus wel dat voor hen die geen genoegen nemen met deze kosmische onverschilligheid er de roes blijft als afleiding. Maar leven in een roes is eigenlijk erger dan enkel maar het leven te ontkennen, het is haar eigenlijk volledig misprijzen.
(2) We leven immers in ‘the desert of the real‘. Enkel wijzelf geven onze wereld betekenis. We zijn zelf de schepper van onze wereld.
(3) Net trouwens als de de Zweed Sven Engholms in de opmerkelijke video die ik toevoegde, een absolute aanrader voor de volgende zes minuten van je leven. Sven leeft als het ware letterlijk in de woestijn, maar dan een van sneeuw.
(4) En ik vul mij ‘s ochtends nog steeds met sterke koffie, dat gaat niet meer veranderen.
In mijn gemoed sluimeren er altijd wel warrige gevoelens en mistige gedachtes die het woord zullen blijven trotseren. Maar nu voelt het toch anders, als een loutering, een finaal afscheid van iets vertrouwd in ruil voor een nieuwe vrijheid. Daarom voel ik mij zowel opgewonden, angstig als melancholisch.
Als satellieten lijkt alles rondom één kernthema te draaien: zelfbeschikking. “Het kunnen bepalen van zijn eigen lot”. Alhoewel dit een uiterst compacte definitie is in ook uiterst eenvoudige woorden, weegt ze toch zwaar, door haar filosofische dichtheid. Wat maakt iemand tot een ‘iemand’? Bestaat er zoiets als een lotsbestemming? Kan je je eigen lot bepalen? Wat is dan zinvol?
Filosofie is die hobby waarbij je onuitputtelijk lang vragen blijft verzinnen. Die enkele filosoof die ook antwoorden schrijft, gebruikt daarvoor liefst enkele honderden pagina’s volgepropt met hermetische zinnen. Vele generaties filosofen zullen dat grensverleggend werk stuk analyseren, en zo zin geven aan hun eigen leven.
Ik ben daarom ook een koele minnaar geworden van de filosofie. Al te lang heb ik mij verwarmd aan haar behaaglijk uitstelgedrag. Want het is niet omdat je geen antwoord vindt, dat je acties ondertussen geen onherroepelijke keuze uitdrukken, want dat doen ze wel degelijk. Je acties halen je dan ook uiteindelijk in, en geven je het antwoord dat je jezelf niet wou of durfde te geven.
“Neen, je bent niet uitzonderlijk.”
“Ja, je bent nu eindelijk succesvol, maar je hart blijft leeg.”
“Ja, je kreeg slechte kaarten, maar de kosmos kent dan ook geen rechtvaardigheid.”
Welk antwoord er ook komt, je kan daarna niet meer ongestraft blijven spelen met je existentiële vraag. Als je dat ongevraagd antwoord negeert, dan vervoeg je de massa van misnoegden en gedeprimeerden (1).
Zelfbeschikking begint bij het achterlaten van de kinderlijke verlangens van bevestigingsdrang en de onvoorwaardelijke aanvaarding van het zelf. Hoe vaag en esoterisch dat ook moge klinken, zo concreet zijn de implicaties. Je kan jezelf geen meerderwaardigheidsgevoel aanpraten op basis van je kapitaal, villa, schoonheid, intellectualiteit, sportieve prestatie, sociale populariteit, spitsvondigheid, kunstzinnigheid, opvoedkunde, maatschappelijke impact via het verenigingsleven … De zaken die je doet, doe je niet omdat ze de belofte in zich dragen dat je hierdoor er uiteindelijk ‘toe zal doen’, maar gewoon omdat je ze graag doet.
Zelfbeschikking begint ook bij het stoppen van het kinderlijk dromen over een geïdealiseerde toekomst en het onvoorwaardelijk aanvaarden van dit eigenste moment. Ik moet mijn oude ideeën over identiteit, intimiteit en autoriteit achterlaten en aanvaarden wie ik ben geworden als zoon, vader, echtgenoot, broer, collega, vriend, nonkel of mens, welke soort en hoeveel warmte ik daar redelijkerwijze bij kan verlangen en kiezen wiens stem ik daarin als gelijke of meerdere erken. Van zodra ik de melancholie heb verteerd van alles waar ik altijd over droomde maar nooit zal krijgen, start ik met mijn nieuwe ik en mijn onverwoestbaar verlangen naar betekenisvolle warmte (2): “dikke knuffels”, al dan niet spreekwoordelijk, uitwisselen met de mensen rondom mij en enkel daarin volstrekte voldoening vinden. Tot dat moment, dat zich aan mij aanbiedt, maar dat ik toch nog even laat wachten, luister ik nog een paar keer naar “take on me”.
“I’ll be stumbling away Slowly learning that life is okay Say after me It’s no better to be safe than sorry
Take on me (take on me) Take me on (take on me) I’ll be gone In a day or two”
(1) DIt is zeker geen veroordeling, maar het is ook niet zomaar een vrijblijvende opmerking. Ik citeer pyschoanalytica Polden uit het artikel ‘De midlife is echt, maar hoeft geen crisis te zijn” uit De Standaard van 27/09/2018:
“Wie die ‘donkere krachten’ niet naar de oppervlakte brengt, loopt volgens haar kans te stagneren in zijn of haar persoonlijke ontwikkeling. Het is volgens haar die ‘stagnatie’ die kan leiden tot het permanente wrevelige chagrijn dat we onder mensen van middelbare leeftijd zo vaak zien.”
(2) Net zoals trouwens de jongens van a-ha. Volgens deze bron is “Take on me” de letterlijke vertaling uit het Noors van “ta på meg” uit de zin “Jeg vil at du skal ta på meg”. Die zin wil zoveel zeggen als “ik wil dat je me omhelst”. De akoestische versie van dat nummer kwam recent ook voor in de film Deadpool 2. Hierboven staat er een video uitvoering die voor mijn part in het woordenboek mag komen als de audio-visuele uitbeelding van melancholie.
Ik ben een agnost, beslist ongelovig doch ook zeer bewust van mijn onmetelijke onwetendheid. Voor mij dan ook geen barmhartige schepper en ook geen sturende geboden. Hoe langer hoe scherper zie ik de pure chaos achter het transparant vliesje dat de maatschappij is. Het zijn enkel wij, mensen, die orde boetseren uit chaos, als ware wij goden. En wanneer de chaos ons terug opslokt na ons nietig leventje, boetseren onze kinderen verder aan wat wij hun nalieten. Maar wanneer ook het laatste mensenkind zijn of haar laatste zucht uitademt, zal het niet lang duren vooraleer het allerlaatste spoortje van het mensendom in het universum is verdwenen. In je eigen waarden blijven geloven, wetende dat je die zelf boetseerde, is dus gedoemd om een teer existentieel evenwicht te blijven.
Daarom heb ik ook al zo veel zelfhulpboeken gelezen in mijn leven. En ik ben niet eens beschaamd om dat toe te geven. Het leuke aan het zelfhulpboek is immers dat het voor eens en altijd een allesomvattende verklaring belooft over het leven, een belofte waar het meer serieuze werk ver van wegblijft. Het serieuze, doch saaie, werk levert je dan mogelijks wel één parel (1) op die je voor altijd kan blijven koesteren, maar geeft je niet die geweldige roes van het zelfhulpboek. Maar waarom zou ik zo dwaas zijn om de moeite te nemen een gans boek uit te lezen als ik met een paar glazen wijn direct ook die roes kan krijgen? Precies!
Ik had het dan ook wel wat gehad met het zelfhulpboek, totdat een schreeuwend oranje cover in de sectie ‘psychologie’ van een plaatselijke boekenwinkel weinig subtiel mijn aandacht trok met “De edele kunst van Not Giving a F*ck”. Nonchalant las ik de inleidende paragrafen: vlot, pretentieloos en ook nog eens vuile woorden. Mooi. Toen ook de inhoudstabel er ok uit zag was ik ineens €20 armer en één boek rijker. Eigenlijk weet ik ook goed genoeg dat ik geen boekenwinkel kan buitenstappen zonder daar eerst iets te kopen. Soit.
De auteur Mark Manson heeft een blog, net als ikzelf, en dat van hem wordt maandelijks door twee miljoen mensen gelezen, wat nét iets meer is dan bij mij. Zijn boek is ook een absolute zelfhulp hit. Het leest voornamelijk erg prettig maar is soms wel wat verwarrend in opbouw. Zou dat komen omdat afzonderlijke blog posts werden geïntegreerd tot één boek? Misschien.
De titel van het boek zelf is ook ietwat misleidend. De auteur benadrukt dat lijden onvermijdelijk is. Daarom kies je beter bewust waaraan je wil lijden en geef je daar best wel een f*ck om, maar geen enkele f*ck om al de rest. Dat is zowat hetzelfde als “Choose your battles” (2). Maar dan langer, en met f*ck. Het boek valt gelukkig niet in de val om een concreet stappenplan (3) aan te bieden. Neen, zoals elk zichzelf respecterend zelfhulpboek (4) is het losjes opgebouwd rondom thema’s (5) en doorspekt met rake citaten en inspirerende persoonlijke verhalen.
Eén thema daaruit wil ik hier wel kort toelichten: “Je kiest niet om slachtoffer te worden, maar wél om het te blijven”. Heel provocatief, en naar gelang van je persoonlijke situatie kan het hoogst ongepast lijken dat zo een algemene uitspraak gemaakt mag worden. En toch is het helemaal waar. Want welke gemene truuk het leven ook met je heeft uitgehaald, het is uiteindelijk gewoon chaos, en hoe jij daar mee om gaat is wel degelijk jouw persoonlijke keuze. Sommige tegenslagen zijn gewoon niet recht te zetten. Punt. Zo een tegenslag verwerken vraagt uiteraard tijd. Maar als je kiest om je zelf blijvend als slachtoffer te zien, met een vermeend recht op hulp of op tegemoetkoming, dan verandert dat te gronde niets aan die tegenslag. Maar het bevriest wel hoe jij je daar over voelt. En het belet ook dat je verder gaat. Is die tegenslag dan het enige waar je nog om wil geven? F*ck no!
Mark Manson zou trots zijn op mij mocht de vorige paragraaf de laatste zijn geweest. Maar ik geen geen f*ck om zijn erkenning. Ik geef wel om mensen. En soms zijn het niet wij, de mensen, die onze problemen verteren, maar wel de problemen die ons verteren. Goedbedoeld maar wereldvreemd optimisme zal daar niets aan veranderen. Sterker, zo een verplicht optimisme veroordeelt net die moegetergde mensen die ondanks al hun inzet niet verder geraken dan daar waar we ze nu zijn. Ik wil niet oordelen over hoe zij hun choas al dan niet verteren en zeker niet hun slachtofferschap zelfgekozen noemen. Als je mensen wil helpen en steunen, schrijf dan geen boeken, maar wees er voor hun. F*ck zelfhulpboeken!
(1) Maar er zijn wel degelijk parels te vinden, en je moet er niet eens veel moeite voor doen. Onlangs werd in de media gerapporteerd over de oorzaken van geluk, bij bijvoorbeeld “De ratrace weegt op uw geluk“. Met name het ABC van geluk, dat stelt dat geluk samenhangt met gevoelens van Autonomie, verBondenheid en Competentie. Het is de basis van de wetenschappelijk gestaafde Zelf Determinatie Theorie (ZDT), waarvoor ik kan doorverwijzen naar een uitstekende podcast van ‘Kritisch denken’ van amper 25 minuten.
(2) Of ook nog het mooie “Geef me de moed om te veranderen wat ik kan, de wijsheid om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen en het inzicht om het verschil tussen beide te zien”. De oorsprong van deze Christelijke spreuk is onzeker en wordt aan verschillende auteurs toegeschreven en zou geïnspireerd zijn door het Stoïcisme. Het is een persoonlijke favoriet van mij.
(3) Wat bijvoorbeeld “the 7 habits of highly effective people” dus wel doet, en dat is net de reden waarom ik dat boek al helemaal niet kan pruimen.
(4) Het boek gaat je niet helpen, dat is niet iets wat boeken (kunnen) doen. Dat moet je dus zelf doen. Nu dat je dit weet moet je ook nooit meer enig zelfhulp boek lezen. Ter compensatie van het geld dat je daarmee uitspaart, een veelvoud van €20, neem ik genoegen met een éénmalige betaling van €20. Geen dank.
(5) Klassiekers als de onvermijdelijkheid van de dood, het gevaar van holle waardes als succes en aanzien, het leren flexibel om te gaan met je ego, falen zien als synoniem van leren, niet in alles geloven wat je denkt, en tenslotte, begrijpen dat alles wat waardevol blijkt, datgene is waarvoor je moeite hebt gedaan.
bron foto: Onze poes Tigra moest al direct niets weten van het boek. Tigra is dan ook oneindig veel slimmer dan ikzelf. Ik moest zelf eerst 200 pagina’s lezen om haar uiteindelijk gelijk te geven.
Ik heb een mannelijk geslachtsorgaan en ook een mannelijke hormonenhuishouding. Op mijn paspoort staat bij mijn geslacht dan ook ‘mannelijk’ te lezen. Dat zal geen verrassing zijn voor de meesten, maar in deze tijden van transgenders kan het nooit kwaad om daar transparant over te zijn. In de praktijk vertoon ik toch veel eigenschappen die als typisch vrouwelijk te boek staan, zoals empathie en luistervaardigheid. Ik ken mannen die andere typische vrouwelijke eigenschappen vertonen zoals overmatig tateren (1), daar heb ik zelf dan weer geen last van. Ik beschouw mezelf dan ook niet zozeer als een ‘man’ in contrast met de ‘vrouw’, omdat ik oprecht geloof in de gelijkwaardigheid tussen mensen, onafhankelijk van hun geslacht, geaardheid, ras, geloof … etcetera.
Tussen man en vrouw zijn er wel degelijk ontegensprekelijke fysiologische verschillen: de penis, de adamsappel, de vagina, de baarmoeder en de borsten. En oh, wat houd ik van borsten, maar ik wijk al direct af (2). Die fysiologische verschillen zijn vandaag echter niet langer permanent: baarmoeders worden soms operatief weggenomen, borsten worden op verzoek kunstmatig vergroot voor esthetische redenen of chirurgisch verwijderd voor medische redenen. En zelfs hormonaal kan er vandaag ingegrepen worden, al dan niet om medische redenen. Maar ik (3) kan onmogelijk vatten waarom iemand ooit zo ver zou willen gaan om een geslachtsverandering te ondergaan, het overstijgt ruimschoots mijn empatisch vermogen.
Toch is nu net dat wat de VTM journalist Van Spilbeeck van plan is. Toen ik de reportage van Cathérine (4) “Boudewijn wordt Bo” op VTM hierover bekeek, was het onafgebroken met open mond, met na afloop dan ook lelijk gesprongen lippen. Ik begrijp wel dat het georkestreerd mediaverhaal van Bo inspirerend is voor alle mensen die ook worstelen met een gevoel van ongelijkheid dat ze willen effenen (5). Zeker omdat het verhaal zo eenzijdig positief wordt gebracht. Enkele keren kwam de schaduwzijde van de transformatie van Boudewijn wel kort aan bod: de suïcidale gedachtes tot misschien zelfs zelfmoordpogingen, en de waarschuwing van de begeleidende psychiater voor de mogelijkse finale breuk met intimi uit de directe omgeving, maar telkens werd hier niet verder op ingegaan. Er werd ook niet gepeild naar de oorsprong van die fixatie op datgene dat nu net zo stereotyperend is voor ‘het vrouwelijke’: het kokette.
Nu wel, die vragen blijven vooralsnog onbeantwoord, maar ik ben de laatste om Bo te willen veroordelen, ik wens haar en haar gezin oprecht alle geluk toe (5). Ik vind het wel bevreemdend dat dit verhaal zo bejubeld wordt in de media (6). Het is inderdaad een daad van doorzetting. Maar dat haast iedereen als in een krampachtige reflex van politieke correctheid (7) deze transformatie beschouwt als ware het een heldendaad, is er voor mij toch helemaal over. Het zijn eerder de kleine stille heldendaden van aanvaarding en de onbaatzuchtige heldendaden jegens anderen die stichtende voorbeelden moeten zijn voor ons allen.
De media zagen dat toch wat anders deze week. Maar toen ik van mijn werkweek thuis kwam, en even doelloos rondzapte, kreeg de hele nuancering rondom de genderneutraliteit een nét andere invulling dankzij een al wat oudere aflevering van South Park rondom geslachtsverandering, waaruit ik afsluitend het volgende deel:
“The key difference between men and women is that women can have babies. If you can’t have babies, then you’re a man.” (8)
(1) Ja, dat is seksistisch, maar toch ook weer niet omdat ik in dezelfde zin onderken dat ook mannen het doen.
(2) Borsten zijn voor mij wat eekhoorns zijn voor die labrador uit de film ‘Up’.
(3) Net zoals Otto-Jan Ham in de DIW aflevering van afgelopen donderdag 28/02/2018. Hij verwoordde het lyrisch als volgt: “Ik zeg altijd dat ik ruimdenkend ben. Maar hier moet ik toch goed over nadenken. Mijn verstand is niet groot genoeg.” Het eerste satirisch stuk dat DIW bracht over Bo, was al érg geslaagd. Het tweede beneemt je echter even van al je adem, zodat je daarna kan uitbarsten in een epische lach- en hoestbui.
(4) De aflevering kan je hier bekijken, maar voel je zeker niet verplicht.
(5) De open brief van Jani is in dat opzicht heel mooi en warm, en ik schaar er mij ook achter, behalve dan dat ik de beweegredenen niet begrijp.
(6) Het is niet alleen groot nieuws in België, het is zelfs wereldnieuws.
(7) Of uit schrik om transfoob te zijn. Die term wordt blijkbaar gebruikt, zonder dat ze te vinden is in de VanDale of in de psychiatrie. Wikipedia is echter daardoor niet te stoppen, en Twitter ook niet.
(8) Uit de verder erg aangenaam foute aflevering “eek, a penis!”. Diet trouwens gaat over de leerkracht Garrison die eerder van man tot vrouw veranderde, maar nu toch terug weer man wil worden, in zijn eigen woorden: “it was a big mistake”.
Diep vanbinnen schuilt nog steeds ergens de verlegen jongen uit het eerste studie jaar die schrik heeft om uitgelachen te worden met zijn Hollands accent, maar ook de tiener die met al die moeiteloos verzamelde goede punten wordt nagewezen als nerd en ook nog eens de voor consultancy overgekwalificeerde jonge ingenieur die de les wordt gelezen over elk onderwerp door vlotte marketeers en consultants zonder dat die gehinderd worden door enige kennis ter zake.
Ik heb daar nooit mee leren om te gaan, met de verbale bullebakken, en verkoos zwijgen boven een dovemansgesprek: als er geen plaats is voor redelijkheid, dan ook maar niet voor een goed gesprek! Ik beschouwde mezelf wel degelijk een gelijke van die gespreksdictators, en misschien zelfs wel moreel superieur, maar dan wel in stilte. Dat passief verzet werd ook professioneel een patroon, ik legde mij immers toe op het doorgronden van en adviseren in ‘zinvolle actie’ in bedrijven. Al mijn intellectuele inzet en engagement ten spijt stelde ik gefrustreerd vast dat die zonder het gevolg bleven dat ik daarvan toch wel mocht verlangen. Diep vanbinnen wou ik immers nog steeds een ‘hefboomwerking’ realiseren met mijn intellectueel inzicht en daardoor het gangbare machtsspel van mensen in organisaties omzeilen. Eenvoudigweg door duidelijk te maken hoe je best de bedrijfsdoelstellingen kan realiseren. Eens dat het duidelijk is wat de beste aanpak is voor een organisatie, dan breng je die toch gewoon in de praktijk, niet? Niet dus.
Omdat ik mijn gevoelens van onmacht niet de baas kon schiep ik een wereldbeeld waarin ik dat uiteindelijk wel zou doen, waardoor ook mijn zelfbeeld voorwaardelijk intact kon blijven. Dat wereldbeeld steunde op een geloof dat redelijkheid uiteindelijk onredelijkheid overwint: macht via rede (1). Maar naarmate de genadeloze klok voort tikt, dat de golven wassen, dat de wind schuurt, dat de zon afblakert, dat de regen wegspoelt en dat de natuur overwoekert verdwijnt uiteindelijk de geloofwaardigheid van élk luchtkasteel. En dan kan je ofwel je naakte kwetsbaarheid aan de elementen aanvaarden of je toch nog verder verliezen in je eenzaamheid (2).
“Macht is vaak onredelijk maar redelijkheid alleen is altijd machteloos.”
De wat oudere ik begrijpt en aanvaardt dat macht vaak onredelijk is maar ook dat redelijkheid alleen altijd machteloos blijft. “Macht verwijst naar de middelen waarover mensen beschikken om hun doelen te verwezenlijken of naar de mate waarin iemand slaagt zijn wil aan een ander op te leggen ook al biedt die ander weerstand.” (3) Dat is althans de gangbare en hedendaagse kijk erop. Oude teksten (4) (3) schetsen echter een andere visie waarin dat soort macht wortelt in genot en daardoor zeker niet vrij is, omdat de hunkering zélf naar macht al een onmacht inhoudt, eentje die ook niet overwonnen kan worden. Maar de vrije denker (5) heeft wel ware macht, hij is immers koning in eigen hart en ziel. Adem dus in en uit en leef één vrije levensteug per keer.
“De vrije denker heeft ware macht want hij is koning in hart en ziel.”
“Daarom wil ik nimmer, De zorgen verjagen. En zal men mij ook nimmer, Met spoken meer plagen, Men kan toch daarbinnen, Steeds lachen en minnen, En denken wat ook zij: De gedachten zijn vrij!“
(1) Dit is natuurlijk een verlangen dat zijn wortels heeft in een erg oud verleden. Plato had het al over het ideeal van koning-filosofen als ideale heerser.
(2) Het is een ware discipline om dat te doen. En er is ook een brede waaier aan actieve mogelijkheden om die in te vullen, namelijk via dwangmatige bezigheid, frustratie, fanatisme en woede. Maar ook aan passieve diversiteit ontbreekt het niet met angst, depressie, verdriet, besluiteloosheid en vertwijfeling.
(3) Citaat uit de tekst ‘Redelijkheid en macht, een spinozistische beschouwing’ van Marin Terpstra.
(4) De tekst uit (1) is niet oud, maar bouwt op klassieke werken en is een aanrader rondom dit blijkbaar oeroude thema. Eén van de bronnen is ‘Gorgias’ van Plato, één van zijn Sokratische dialogen. Een Nederlandstalige vertaling van dat werk kan je ook online vinden.
(5) De leuze van Henri Poincaré indachtig:
“Het denken mag zich nooit onderwerpen, noch aan een dogma, noch aan een partij, noch aan een hartstocht, noch aan een belang, noch aan een vooroordeel, noch aan om het even wat, maar uitsluitend aan de feiten zelf, want zich onderwerpen betekent het einde van alle denken.“
(6) De oorsprong van dit protestlied, dat ik zelf ken uit mijn jeugd als het lijflied van de vrijzinnigen, gaat blijkbaar terug tot in de middeleeuwen. Bron en tekst.
“God is dood“, Nietschze, 1882
“Nietschze is dood“, God, 1900
Een strategie is een plan om een lange termijn doel te bereiken, via een welgekozen pad met gebruik van de nodige middelen (1). Het concept lijkt mij hoe langer hoe meer op de Heilige Graal: prikkelend en inspirerend maar uiteindelijk toch ook gewoon maar fictie. De verhalen die ik lees, hoor en meemaak over strategie gaan immers altijd over een gebrek aan ofwel een strategisch plan ofwel aan de uitvoering daarvan.
Na al die jaren erover gelezen te hebben, ben ik dan ook nog steeds geen heldere bedrijfsstrategie ‘in vivo’ tegen gekomen. Ik heb wel al vaak dezelfde argumenten gehoord waarom in dit of in dat bedrijf de strategie niet duidelijk is: het ligt aan de cultuur, het ligt aan de incompetentie van het management, het ligt aan de bedrijfspolitiek, het ligt aan de steeds sneller veranderende markt, het ligt aan de disruptieve technologie. Strategie is dus iets dat we vooral niet vinden in organisaties (2), maar waar we tegelijkertijd toch management boeken over blijven volschrijven.
In de psychologie noemen ze zoiets negatie. En op zich is negatie ook logisch wanneer mensen in het bedrijfsleven nadenken over de lange termijn, want “op de lange termijn zijn we allemaal dood” (3) (4). Er is daarnaast nog een andere systemische reden waarom dit idee over strategie zo wijdverspreid is in ons militair, management en anders denken. Onze kijk op de tembare natuur hangt samen met het objectiveren daarvan: we herleiden de realiteit ‘tot doelgerichte systemen van elkaar beïnvloedende objecten’ (5).
“Magisch denken is de overtuiging dat ideeën, gedachten, acties en woorden, of het gebruik van symbolen de loop van de gebeurtenissen in de materiële wereld kunnen beïnvloeden.” Wikipedia
Strategisch denken draagt de belofte in zich dat doordacht plannen betere tijden garandeert. Strategisch plannen is als de spreekwoordelijke zilveren kogel die de weerwolf zal uitschakelen en dus het onheil zal voorkomen en daarmee dus ook succes garandeert. Het oorzakelijk verband tussen succes en strategie wordt echter niet door feiten ondersteund (6). Dit magisch denken (7) is dus een manier om een ‘alternatieve’ werkelijkheid in stand te houden (8) ook al is die in strijd met de wetenschap en logica.
En dat komt omdat belangrijke delen van management lagen in bedrijven én van de consulting industrie enkel teren op narcistische verlangens van persoonlijke grootheid en aanzien (9). Een bevoorrechte groep van mensen hanteert gezamenlijk vage symbolen en rituelen om succes zogezegd af te dwingen, maar kan daar noch systematische methodes noch reproduceerbare resultaten voor neerleggen. Het is vaak niet meer dan holle retoriek die enkel het eigenbelang van haar bevoorrechte spreker dient.
“In dubio abstine” in de juridische ethiek (“bij twijfel niets doen”)
“primum non nocere” in de medische ethiek (“ten eerste geen kwaad doen”)
“If you got bad news, You want to kick them blues, cocaine” onetischadvies om de negatie te verlengen
Het uitzetten van een toekomstvast beleid is wel degelijk een belangrijke activiteit voor elk bedrijf. Daar stopt het wel niet bij, dat beleid moet immers ook nog eens worden waargemaakt en bijgestuurd wanneer de omstandigheden veranderen. Een glimmende doch onsamenhangende presentatie over strategie is wél hulpzaam voor de aan zelfliefde verslaafde directeur, met name om zijn eigenbelang in stand te houden, maar ze is niet hulpzaam om te handelen in het belang van de organisatie met haar medewerkers, klanten en leveranciers. Deal dus niet in vaagheid, het is onethisch.
“If you got bad news, You want to kick them blues, cocaine When your day is done And you got to run, cocaine She don’t lie, She don’t lie, She don’t lie, cocaine” Cocaine, JJ Cale (10)
bron foto: Deze foto en bijhorende metafoor over ‘executive cocaine’ heb ik geleend bij Niek de Visscher (@niekdevisscher). Hij verwees op een evenement van de Belgian Asssociation van Enterprise Architects naar de systemische faling van enterprise architecture, . Mijn titel dekt niet helemaal dezelfde lading, maar we bedoelen wel hetzelfde. De volledige lezing van Nick kan je volgen op YouTube, en de specifieke verwijzing naar cocaine vind je omstreeks minuut 12 in de video (die wel eventjes duurt).
(1) https://www.ensie.nl/redactie-ensie/strategie. Papier is geduldig, zelf ben ik dat eigenlijk niet. In deze definitie moeten de termen ‘plan’, ‘termijn’, ‘doel’ en ‘middelen’ specifiek, meetbaar en in de tijd gedefinieerd zijn. Een slide show met enkel wat woorden en diagramma’s voldoet hier duidelijk niet aan.
(2) Pas op, je kan altijd wel een document vinden waarvan de titel dan wel Strategie is, maar waarvan de inhoud de lading niet helemaal (of helemaal niet) dekt. Zie ook de noot (1)
(3) Een uitspraak van de beroemde macro-econoom John Keynes, naar wie de keynesiaanse economie is vernoemd, een onderwerp waar ik zelf verder niets over weet, behalve dan dat het wel slim klinkt.
(4) Voor wie deze negatie over de dood in een bedrijfs context zou willen afdoen als een intellectuele of letterkundige spitsvondigheid van mijnentwege kan ik boeken als “Life against death” of “To have or to be?” aanraden.
(5) In de sociologie wordt dit soort denken geklasseerd onder de functionele sociologie. Een dergelijke kijk wordt ook wel positivistisch genoemd. Het feit dat deze kijk in een categorie valt betekent uiteraard dat er ook alternatieve kijken bestaan. Het betekent met andere woorden dat ze niet per se absoluut waar is, maar onderdeel vormt van de fundamentele filosofische metafysische kijk van een individu op de realiteit waarvan hij deel uitmaakt.
(6) Ik zal eerlijk zijn, ik heb géén uitgebreide literatuurstudie gedaan, omdat ik redelijk overtuigd ben van mijn gelijk. Ik heb wel alvast in de abstract van de publicatie ‘Strategic planning and company performance: An appraisal of the empirical evidence‘ gelezen dat er geen echt verband kan gelegd worden tussen strategisch plannen en bedrijfs performantie. Als iemand toch een paper vindt die hiervoor toch wel bewijs aanlevert: ik lees het graag!
(7) Ook in een recent artikel in de FT, ‘The magical thinking that misleads managers‘ wordt magisch denken in de bedrijfswereld expliciet vermeld. En hoewel dit (nog?) niet echt de mainstream berichtgeving is over de bedrijfswereld, noch de hoofdtoon in academische publicaties is er toch wél al een onderzoeksgroep in Frankrijk, ISEOR en het SEAM instituut, die al enkele tientallen jaren het huidig management denken als een virale infectie beschouwt (gezondheid!). Als inleidend artikel kan ik ‘Virtue or virus‘ aanraden.
(8) Recent las ik, tot mijn verstomming, een artikel via Blendle.com ‘Waarom de nazi’s geloofden in het bovennatuurlijke‘ waarin het occultisme van de Nazi’s wordt verklaard als een tegenreactie op de ‘verfoeilijke’ wetenschappelijke verlichtingsgolf, die ook met de Joden werd geassocieerd. Magisch denken is dus van alle tijden, maar onschuldig of onschadelijk is het dus zeker niet.
(9) Een recent artikel in dS Weekblad, ‘Selfies? Een narcist laat zich fotograferen’, beschrijft uitvoerig de haast epidemische verspreiding van narcisten onder de beleidsmakers in bedrijven en politiek.
(10) Het nummer ‘Cocaine decision’ van Frank Zappa kende ik zelf nog niet, maar de tekst ervan integreert wondermooi met de mijne.
“[…] the cocaine decisions that you make today Will not be discovered till it’s over ‘n’ done By the customers you hold at bay […] You make EXPENSIVE UGLINESS (How do you do it? – let me guess . . .) Cocaine decisions . . . Cocaine decisions . . . Cocaine decisions . . .” Frank Zappa, Cocaine decisions
Toch heb ik het nummer ‘Cocaine’ van JJ Cale hieronder geplaatst, waarvan ik eigenlijk de cover door Eric Clapton kende. En waarom dat nummer? Ik vind het zelf een héérlijke sfeer van hoogmoedige verloedering uitstralen (ik heb zelf nooit gesnoven, nee), en het staat ook op 1 in de ‘Top 10 Cocaine Songs Of All Time‘.
(11) Proficiat: deze voetnoot is bonusmateriaal! Er is namelijk geen elfde voetnoot in de tekst. En toch vond jij je weg tot hier, lezer, misschien het antwoord zoekend op een vraag die nu nog rondzweeft in jouw onderbewustzijn. Mocht die vraag zijn: “Ja maar Svend, is cocaïne dan het tegenovergestelde van zwarte koffie?“. Als dat je vraag is, dan is mijn antwoord volmondig ja: vaagheid kan en zal nooit verenigbaar zijn met het zwarte koffie principe.
Seksueel misbruik en ander grensoverschrijdend gedrag zijn de laatste tijd niet meer weg te slaan uit de actualiteit. Na de aanvankelijke algemene verontwaardiging, wordt er nu echter gewag gemaakt van een kentering. Onze (Westerse) maatschappij zou op het punt staan om te stoppen met de impliciete tolerantie jegens de uitspattingen van machtsmisbruik.
Ik heb echter sterke twijfels dat zoiets ten gronde veel zal veranderen. Als je voorbij genderongelijkheid (1) en machtsmisbruik kijkt, dan staar je namelijk in het wit van de ogen van een enkele man. Zijn levenswandel is zo gelopen dat hij een andere mens kwaad aandoet, en daarna nog eentje, en nog eens en … daarmee niet kan of zelfs niet eens wil stoppen.
Hoe komt een mens zo ver dat hij anderen steeds weer kwaad aandoet? Die steeds herhaalde handeling voldoet blijkbaar aan een nood van die mens: hij heeft dat nodig om zijn dagen door te geraken, het is een verslaving. Ik heb zelf ook noden, vooral om aan mijn dagen een zweem van zingeving toe te kunnen schrijven. En bij meer donkere momenten heb ik gewoon nood om alles even te kunnen vergeten. Ik meen die niet-per-se-kwaadaardige noden ook te herkennen bij de mensen rondom mij.
“Life may be meaningless. But death, I still have hope for.” (2)
Op zijn minst zijn we met z’n allen verslaafd aan hoop, de hoop dat het morgen beter wordt dan vandaag. Morgen komt echter nooit, letterlijk zeker niet, maar figuurlijk vaak ook niet. En dan toont de hoop voor een beter morgen haar ware gelaat: de wanhoop dat vandaag eenvoudigweg niet genoeg is. En dat geldt zelfs voor die mensen die wél al jouw droom hebben waargemaakt, de machtigen en invloedrijken der aarde. Misschien geldt het voor hun zelfs wel net nog wat meer, omdat zij wel kregen wat ze wensten, maar dat dat niet was wat ze daadwerkelijk nodig hadden.
“You can’t always get what you want. But if you try, sometimes you get what you need.” (3)
Diegenen die het meest hunkeren naar macht, zullen ook het minst scrupules hebben om er alles voor te doen. En daarom zullen het doorgaans ook de meest gretigen zijn die macht veroveren. Maar innerlijke leegte laat zich niet zo makkelijk vullen, ook niet met macht. Net daarom zijn de uitspattingen van machtsmisbruik niet makkelijk om uit te roeien. De uitspatting is dan ook slechts symptomatisch voor de echte onderliggende oorzaak: de hunkering die schuilt onder de machtslust. Die hunkering is onlosmakelijk verbonden aan onze ‘condition humaine’. Het is dus een ‘probleem’ dat niet opgelost kan worden. En problemen zonder een oplossing zijn eigenlijk geen problemen, maar eerder een werkelijkheid die we blijkbaar niet wensen te aanvaarden. Als we met onze ontkenning in het reine kunnen komen, dan zullen we van een échte kentering kunnen spreken.
(1) In deze thematiek is het belangrijk om de impact te benadrukken van het sociologisch feit dat vaak de vrouw tot een lustobject wordt herleid. De vrouw wordt daarmee ‘iets’ om te begeren of zelfs om te veroveren.
(2) Uit de film Cirque du Freak: The Vampire’s Assistant
(3) Uit het liedje van de Rolling Stones, ‘You can’t always get what you want’.
(4) Dit mantra, gebaseerd op de gulden regel, kom je wel vaker tegen maar ik ken niet exacte origine. Volgens dit artikel, sluit dit echter wel nauw aan bij vele levensovertuigingen uit de ganse wereld en door alle tijden heen: het is universeel en tijdloos.
Domheid. Het is de meest tragische epidemie die de mensheid ooit heeft getroffen. Wanneer het precies allemaal is begonnen, is niet duidelijk. Maar het is wel duidelijk dat ondertussen het hoogtepunt is bereikt. Er is slechts een kleine minderheid aan mensen die resistent bleek. Een erg kleine minderheid en zo niet, dan toch wel een érg stille meerderheid.
Volgens de gangbare sociologische en psychologische afspraken is de minderheid de afwijking van de norm die wordt gevormd door de meerderheid. Eenmaal de afwijkingen zijn benoemd, dan worden ze best ook direct (weg) behandeld.
En die norm stelt dat je luid moet zijn. Je moet ondernemend zijn. Je moet zelfzeker zijn. Je moet succesvol zijn. Je moet er goed uitzien. Er is een hele lijst aan laagjes die je over jezelf moet heen trekken, totdat je er glimmend en egaal uitziet. Ongenaakbaar perfect en eenvormig, conform aan de norm. Net zoals het hoort voor een flink plastieken serieproduct.
Plastieken mensen haal je er dan ook zo uit. Wat ze zeggen menen ze vaak niet echt, het is een herhaling van wat iedereen zegt. Taalkundig is het meestal dan ook niet zo precies en met logisch redeneren lukt het zelfs nog minder. Als je doorvraagt op één onderwerp, dan wordt er sneller gesproken, of gewoon luider, met termen gegoocheld of van onderwerp veranderd. Omdat er geen échte diepgang is. En hoe meer mensen hieraan – al dan niet stilzwijgend – meedoen, hoe sneller al de rest uiteindelijk ook volgt: “monkey see, monkey do”. Dat is nu net de domheid van ondertussen epidemische aard: de aarzeling om gewoon je instinct te volgen en je te verzetten tegen wat onecht aanvoelt.
Misschien is het dan ook eerder lafheid dan domheid. Wat het ook zij, het is de zich zelf versterkende reden dat plastieken mensen de norm zijn. Kwetsbaarheid, oprechtheid, authenticiteit en verbondenheid horen daar niet meer bij. Dat soort termen horen eerder onder één van die paraplu termen voor ‘marginalen’, zoals ‘hoog-sensitiviteit’ of autisme-spectrum-syndroom.
Het is de wereld op zijn kop. De mensen met moed, die zich kwetsbaar durven opstellen, open, en met hun ware gelaat naar buiten komen worden geminacht net door de mensen die hun angst wegmoffelen onder dikke lagen plastiek.
Zelf stoor ik mij daar niet meer zo aan. Maar sommige jonge mensen rondom mij, nog in volle sociale ontwikkeling en daardoor nog o zo kwetsbaar, kunnen wél al vroeg erg hard worden gekwetst, geïsoleerd of gemarginaliseerd. Volledig onterecht en onrechtvaardig vind ik zo iets, en daar … daar kan ik mij wél erg in opwinden. Daarom, wil ik langs deze weg jullie hulde brengen voor jullie moed om marginaal te durven zijn en eenvoudigweg jezelf te blijven. Dat is dan ook het énige pad naar geluk. Ga dus door en laat ze je vooral niet stoppen met te schitteren!
bron foto: ik leerde dit kunstwerk kennen door een artikeltje in De Standaard, van Joke Van Caesbroeck die filosofe Alicja Gescinska interviewt:
“Iedereen ziet iedereen zitten, maar niemand kan naar elkaar toe. Iedereen zit in zijn eigen groepje, op zijn eigen eilandje. Eenzaam, geïsoleerd. En allemaal weten ze: ooit dooft ook ons vuur. In het echte leven is het net zo.”
Vier goede vrienden hebben het helemaal voor elkaar. In hun jeugdige gretigheid snakten ze naar de hoogste regio’s van de sociale klasse maatschappij, en nu zijn ze – tientallen jaren later – bij die enkele gelukkigen die hun jeugddroom ook daadwerkelijk waar maakten. De innerlijke honger van de lijnpiloot, rechter, televisie magnaat en chef kok is echter niet gestild. De carrière die ze ooit ambieerden, met de daaraan gekoppelde belofte van gelukzaligheid, was de perfecte afleiding voor een onrust die die carrière echter nooit intomen kon. Maar wat te doen eens aan de sociale top als de jeugdige vitaliteit verdwenen is maar de innerlijke onrust nog steeds peilloos diep blijkt?
“Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie.”
Dat is althans wat Albert Camus (1) daar over te zeggen had. Nogal dramatisch misschien, maar de vier vrienden namen zijn vraag blijkbaar ter harte en oordeelden daarna dat hun leven niet langer meer de moeite was. Ze besluiten hun overtocht naar gene zijde te doen middels een grandioos decadente doch ietwat verfijnde orgie van eten en seks.
Dat is zowat de hele opzet van de twee uren durende film ‘la grande bouffe’ uit 1973. De film wordt vaak ook als humoristisch (2) ingedeeld, maar ik heb zelf toch geen enkele keer kunnen schaterlachen, lachen, grinniken of zelfs maar glimlachen. Daarvoor is het thema te serieus en de verfilming te klinisch. Telkens opnieuw worden verfijnde ingrediënten met veel zorg tot gastronomie verwerkt om daarna systematisch en vol overgave naar binnen te worden gepropt. En daarna volgt al dat voedsel ook haar noodzakelijk pad tot uitwerpselen met als hoogtepunt de scène waarin het toilet ontploft met een vloedgolf aan stront. En het is die visuele beeldspraak die luidkeels schreeuwt:
“Ne vivez pas pour consummer! Consummez pour vivre!” (3) (4)
De grote leemte zal zich immers nooit laten vullen, alle consumpties ten spijt (5) (6).
Foto uit eigen collectie. Met de door Nietschze verklaarde dood van God onstond een existentieel vacuüm dat het vooruitgangsgeloof met haar consumptiedrang al lang probeert te vullen. Het blijkt echter een bodemloze put te zijn. Jezus kijkt dan ook triestig weg van zijn afvallige volgelingen. Misschien heeft hij ook gewoon wat pijn door die spijkers in enkels en polsen. Dat zou ook best kunnen.
(1) Het is de openingszin uit zijn boek ‘De mythe van Sisyphus’ van 1942. Voor een korte inleiding tot dit boek, kan je bijvoorbeeld hier terecht.
(2) Zie ook bijvoorbeeld de recensie bij Humo
(3) Vrij bewerkt naar “Dénonciation d’une société […] qui ne mange pas pour vivre, mais vit pour manger […]” op wikipedia.fr.
(4) Zij die wél enkel leven om te consummeren verworden volledig tot de “fysiologische machine” (zie ook wikipedia.fr) die Marco Ferreri aanziet als het thema van deze film. Deze manier van leven – “ignorance is bliss” – is ook waar Cypher het over heeft in de film ‘The Matrix’.
(5) Dat is ook wat de regisseur, Marco Ferreri, bijna letterlijk lijkt te zeggen in een interview: “Manger c’est aussi calmer un peu le désespoir, qu’on ne sait pas résoudre”. En het gaat hier over de “désespoir, une fois que la jeunesse est finie”, hoor je in een ander interview.
(6) En ook de existentialisten benadrukken deze leemte met hun “l’existence précède l’essence“
Bokeh (1) verfilmt adembenemend en tragisch traag de onvermijdelijke eenzaamheid van de mens. Wanneer de maatschappij rondom de hoofdrolspelers ‘oplost’, volgt de film de fysieke vervolmaking van hun latente gevoelens.
Jenai (Maika Monroe) en Riley (Matt O’Leary) worden ’s ochtends wakker tijdens hun vakantie in Rejkjavik en vinden de ontbijtruimte zonder ontbijt, de hotelreceptie zonder receptionist en alle straten, huizen en winkels verlaten: er is werkelijk niemand te bespeuren. Er is ook geen enkele televisie zender die nog iets live uitzendt en geen enkele webpagina die nog verandert. Er is geen énkel teken van menselijke activiteit: Jenai en Riley zijn de twee laatste mensen op de wereld.
Wat is er precies gebeurd? Waarom? Waar zijn hun familie en vrienden naartoe? Onbereikbaar hoog en zwijgend torenen deze vragen boven hun uit.
Na de eerste paniek genieten ze aanvankelijk beiden nog van de absolute materiële vrijheid die ze nu hebben, zo nemen ze voedingswaren mee uit de verlaten warenhuizen, kleren uit de nu stille boetiekjes en rijden ze met de achtergelaten wagens van hun keuze. Wanneer echter de warenhuis goederen voorbij hun versheidsdatum komen en vooral wanneer Riley zich verwondt, zien ze hun kwetsbaarheid in en de afhankelijkheid van de nu verdwenen maatschappij. Riley stuurt aan om samen de paradijselijke pracht van Ijsland te omarmen en hunzelf en hun leven opnieuw uit te vinden. Maar Jenai kan haar oude ik niet loslaten, het lukt haar niet meer om de lachende spring-in-het-veld te zijn, nu dat alle mensen rondom haar weg zijn die haar maakten tot wie ze was. Met de ontbinding van de maatschappij is haar identiteit ontmanteld tot de stille kreet van wanhoop die zich daaronder al de hele tijd schuil hield.
Ze hebben beiden nu geen andere keuze meer dan hun sterfelijkheid zinvol te omarmen, zonder zich te kunnen te verschuilen achter de kleine en grote helden rollen van het gangbaar sociaal toneel. Dat is een epische uitdaging die maar door enkelen onder ons kan worden getrotseerd (2). Laat het een les zijn in nederigheid en wijsheid, heldenrollen kunnen immers nooit soelaas brengen, zo leerde onze gevleugelde held ons al:
“You either die a hero, or live long enough to become a villain” (3)
Wanneer we beseffen dat onze trouwe helden rol ons niet meer ‘vooruit’ helpt, dan zijn we klaar voor de rol als anti-held (4), voor het hier en het nu en voor de mensen rondom ons.
De foto komt uit een scène van de film waarin Jenai afwezig door een veld wandelt terwijl Riley het moment bewondert en het fotografeert.
(1) Bokeh, met als ondertitel ‘Alone in the world. Together’ is te zien op Netflix. Het is een absolute aanrader alhoewel sites als IMDB en rottentomatoes dat niet zo zien.
(2) Er zijn nog enkele films die dit thema belichten van de strijd tussen mens als zinzoeker en de onverschillige kosmos: ‘Melancholia’, ‘Enter the void’, ‘The discovery’ en ‘I don’t feel at home anymore’.
(3) Een quote uit “Batman, The Dark Knight”, die zowel door Harvey Dent als door Batman wordt uitgesproken.
(4) De titel van dit stuk is sterk geïnspireerd door het boek ‘De dood is een filosoof‘.
Toen ik jonger was, was ik zo veel gretiger. Ik moest en ik zou een verschil maken. Ergens onderweg begon ik mij toch wat onwennig te voelen. Ik had dat verschil nog steeds niet gemaakt en het lag ook nog steeds niet in het verschiet. Dat besef holde gaandeweg mijn energie uit totdat ik verweesd en teleurgesteld volledig tot stilstand kwam.
“Here we are now, entertain us” (1)
In die stilte hoorde ik ze des te luider, de volgende generatie gretige wereldverbeteraars. Tussen hun schaamde ik mij aanvankelijk voor mijn verloren wilskracht en engagement. Maar het duurde niet lang voordat ik de verantwoordelijken ontdekte die mijn gezicht al zo lang plat duwden tegen het glazen plafond net boven mij. Teleurstelling ruimde plaats voor ziedende woede tegen het systeem. Maar nooit voor lang. De assen van die smeulende kwaadheid baarden steevast nieuwe hoop. Zonder het goed te beseffen bewandelde ik zo telkens opnieuw de cirkel van gretigheid, teleurstelling en boosheid via hernieuwde gretigheid.
“Plus ça change, plus ça devient la même chose”. (2)
En hier zit ik nu, met mijn benen bengelend over de hellingen van mijn ingesleten sisyfiaans (3) pad. Het middelpunt daarvan is ontevredenheid met wat er is. Of misschien is het gewoon wel angst, voor het onzekere. Rustig kijk ik naar de mensen rondom mij, in hun cirkels, en ik herken vooral variaties op mezelf: trotsheid, onverschilligheid en fanatisme. Dit niet-veroordelend kijken, is dit nu gelukkig zijn?
“And you may find yourself Behind the wheel of a large automobile And you may find yourself in a beautiful house With a beautiful wife And you may ask yourself, well How did I get here?” (4)
Naschrift
De inspiratie voor dit artikel begon te borrelen met de alinea “De ijzige desinteresse en onverschilligheid die ze tentoonspreiden in mijn klas doet me steigeren. Here we are now, entertain us.” uit ‘De bevlogen leraar bestaat niet meer‘. Het was het interview met Ivan de Vadder op De Afspraak, Canvas van 19 juni 2017, dat mij echt aanzette om te schrijven. Als je de originele versie daarvan bekijkt, dan kan je ook mooi zien hoe aan het einde de hoop op beterschap weer wordt aangegrepen om toch nog maar eens die cirkel af te kunnen gaan (“Eindelijk. Eindelijk iemand binnen dat hele milieu […]. Zo hebben we er meer nodig […]”). In mijn bewerking hierboven, heb ik dat er uit geknipt om de pure wanhoop van een twijfelende gelovige, een milde fanaticus, te tonen.
Onlangs verjaarde ik weer eens. Een weekje voor dat vooral onopgemerkt non-event, zweef er een post voorbij op Facebook (1):
“The older I get, the more I understand Michael Douglas’ character in Falling Down.”
Zonder verder nadenken plakte ik daar mijn dikke vette digitale duim op (2). Hoe langer hoe meer merk ik bij mezelf dan ook een sterke onwil, bij wijlen zelfs een volledige intolerantie, voor allerlei ‘bullshit’ (3). In die categorie valt ook de recente quote van Open VLD voorzitter Gwendolyn Rutten (4):
“Onze manier van leven is superieur aan alle andere.”
Zonder enige verdere uitleg had ik het meteen moeilijk, met die titel alleen al. Er wordt gesteld dat onze samenlevingsvorm boven alle anderen staat en daarmee torenen wij (5), de houders van de wijsheid, hoog boven de rest van de verder onwetende en misleide wereld. Het bleef aan mij plakken als een vliegenstrip aan een vlieg toen ik twee dagen later al zappend Gwendolyn een aantal passages uit haar boek “Nieuwe Vrijheid” onhandig en hoogdravend hoorde uitleggen bij ‘Van Gils en Gasten’. Ik vond het allemaal nogal vaag, onsamenhangend en vooral stigmatiserend naar moslims. Wat mij vooral bijbleef van dat interview was de reactie van Dirk De Wachter die suggereerde om na dit boek over Vrijheid er dan ook maar één over Gelijkheid en één over Broederlijkheid te schrijven, als het dan toch over de Verlichting moest gaan.
Het liet mij maar niet los, ik las nog een reeks kritische artikels (6) en besloot dat het maar eens tijd werd om het boek zelf te lezen vooraleer ik een ongenuanceerde of ongefundeerde mening zou vormen. Het boek leest zich alvast vlot. Het is echter geen duidelijk uitgewerkt liberaal beleid of een wervende liberale visie. Het is ook geen filosofisch traktaat, alhoewel een zwaar filosofisch concept als vrijheid de revue passeert. En het is ook geen essay, wat je toch zou kunnen verwachten aangezien er een stelling wordt geponeerd. Het boek is eerder een bundeling van korte, losse artikeltjes en neemt je mee op een wandeling door de huidige maatschappelijke uitdagingen langs het pad van de liberale waarden.
En hoewel ook ik onder meer in dat liberaal gedachtengoed geworteld ben, en dat niet kan of wil verloochenen, voel ik mij op geen enkele manier meerderwaardig aan mensen uit andere culturen of samenlevingsvormen. Onze samenlevingsvorm is niet zaligmakend en heeft ook haar duistere schaduwkanten (7). Bovendien geloof ik dat ondanks de grote individuele tegenstellingen tussen alle mensen, dat we diep van binnen toch eigenlijk allemaal dezelfde zijn, in ons ‘mens-zijn’. Laten we dus vooral open zijn van geest en hart, nieuwsgierig bij ogenschijnlijke verschillen en van elkaar blijven leren.
Maar dat is niet de insteek van het betoog van Gwendolyn, zij zoekt eerder de polarisatie omdat dat ‘politiek goud’ oplevert, zoals ook Noël Slangen opmerkt in een kritisch stuk (8) over haar démarche. Maar wanneer persoonlijk gewin voorop staat en niet waarachtigheid, dan leren ons de Brexit en Trump dat alles is toegestaan rondom feiten, waarden en taal (9). Wanneer waarachtigheid niet vooropstaat, dan tiert de bullshit welig (10). En of deze bullshit ook superieur zal blijken, zullen we weten na de verkiezigen van volgend jaar. Ik stem alvast tégen bullshit.
(1) Je vindt die post hier.
(2) Als je de film niet kent, ik raad hem hevig aan. Ik schreef er al eens een recensie over: “en toen ging hij van Bill‘.
(3) Geen proper taalgebruik, maar het past wel in de stijl van de film Falling Down, en er is trouwens ook een geweldig essay over gezeik met als toepasselijke titel ‘On Bullshit’. Je kan er op deze pagina over lezen.
(4) Het artikel die deze titel draagt bij HLN.be vindt je hier.
(5) Ik ga er even van uit dat ook ik hoor bij de ‘goeien’ en dat ik daarom ook “wij” mag schrijven.
(6) Vier lezers reacties in De Morgen waarbij er wordt gereageerd op een opiniestuk van Maarten Boudry die het opneemt voor de stelling van Gwendolyn Rutten. En ook nog dit opiniestuk in Mondiaal Nieuws.
(7) Eerder verschenen op klareau.be : ‘De duisternis van de verlichting’, ‘Absurditeit is waarheid gespiegeld in de onverschillige werkelijkheid’ en‘Orde is haat’
(8) ‘Het Model-Rutten’ in de Standaard.
(9) Men spreekt vandaag de dag over het ‘post truth’ tijdperk, maar dat is eigenlijk Nieuwspraak, en daar moet je altijd argwanend voor zijn. Er staat een geweldig essay daarover geschreven in de Standaard, met als titel ‘Post truth is een elitair verzinsel’.
(10) Ik verwijs wederom naar het essay ‘On bullshit’: de mensen die bullshit verhandelen zijn eenvoudigweg niet begaan met het ‘waarheidsgehalte’ van hun uitspraken.
Elk bedrijf heeft zo haar kroonjuwelen, en bij inno.com zijn dat de mensen. Er is een zekere mengeling van verbetenheid, pragmatisme en menselijkheid die ik telkens weer bij collega’s opmerk. Niet dat ik dat bij andere bedrijven nooit tegenkwam, maar bij ons is dat de basisvoorwaarde als het ware. Tijdens de sollicatieronde, meer dan negen jaar geleden ondertussen, moest ik zelf eerst vier interviews ‘overleven’ vooraleer ik de grote baas mocht zien. Net voor ik het contract zou tekenen vroeg hij me nog peilend “Ben je wel zeker, Svend? Bij inno.com loop je steeds op te tippen van je tenen, net als een ballerina.” Geen andere woorden dan die hadden me meer kunnen overtuigen om ogenblikkelijk te tekenen. En gelukkig heb ik die roze tutu toch nooit moeten dragen.
Bij inno.com zetten we onze schouders mee onder de projecten van onze klanten om die te doen slagen, en zo een verschil te maken dat er ook toe doet. In dat kader hebben we het vaak over het ‘zwarte koffie’ principe. Zwarte koffie heeft namelijk de eigenschap dat eenmaal je er zelfs maar één druppeltje melk aan toevoegt, het nooit meer zwarte koffie kan worden, hoe veel koffie je er ook terug aan toevoegt. Het zwarte koffie principe is dus eigenlijk een verhaal over trouw zweren aan jezelf, en daar nooit van af te wijken.
Zelf heb ik al vaak getwijfeld of de koffie die ik schonk bij mijn klanten, wel voldoende zwart was, en ik weet dat veel collega’s ook twijfelen. Zoiets siert een mens, vind ik, de blijvende zoektocht naar uitmuntendheid. Maar voor wie lang blijft zoeken, kan de twijfel omslaan in vertwijfeling en zelfs cynisme. “Zwarte koffie? Slappe thee, ja!”.
Ik dacht altijd dat zwarte koffie te maken had met sensationele impact waarbij grote, langlopende problemen eindelijk eens kordaat en structureel werden opgelost, en dan lijkt veel van wat een doorsnee consultant doet inderdaad op slappe thee. Maar ik heb recent ingezien dat écht een verschil maken betekent dat je verder bouwt op wat al stevig is in de bestaande organisatie en processen, en dat je samen met – en op het tempo van – het management team stapsgewijs verder groeit. Je waardeert het bestaande en helpt dat verder ontplooien door een stuk van jouw expertise te delen. Op die manier draag je je kennis over en kan de organisatie zelfstandig verder, ook nadat je zelf al weer weg bent.
Zwarte koffie heeft dus meer te maken met ‘geniet, maar met mate’ dan met de ‘kick’ van cafeïne. Ik moest zelf eerst groeien om dat te begrijpen, net zoals ik nu één Italiaanse cappuccino zo veel meer weet te waarderen dan drie mokken straffe koffie.
De ‘homo economicus’ (1) heet het toppunt van evolutie te zijn. Maar dat heb je meestal wel niet door. Er is dan ook zo veel boosheid, angst, eenzaamheid en verdriet dat we de meest domme dingen blijven doen, ondanks alle kennis, techniek, liefde en wijsheid die we kregen van onze voorouders. Ik denk dat het dan ook tijd is om een stuk ‘evolutie’ terug te draaien: het is tijd voor wat regressie.
Onlangs vroeg een nieuwe collega mij om een nietjesmachine. Ik had er zelf nog nooit eentje gezien in de burelen, dus ik ging te rade bij een al wat oudere collega. Het nietjesmachine bleek zowaar een ‘verboden voorwerp’ te zijn. Lang geleden, toen het gebruikt papier werd meegegeven aan de toenmalige papier ophaler, moesten de medewerkers de nietjes eerst handmatig verwijderen voordat ze hun papier weg gooiden. De directie besloot toen kordaat en krachtig om vanaf dan alle nietjes machines te verbannen, om zo de kostbare tijd van de medewerkers te behouden voor ‘het realiseren van meerwaarde voor het bedrijf’. Vele jaren later is de regel nog steeds van kracht, alhoewel bij de verwerking van gebruikt papier vandaag vervuilingen als nietjes gewoon worden weg gezeefd uit de vezelbrij (2).
We volgen blindelings de regels zelfs nadat die hun bestaansreden al lang hebben verloren. En dat is misschien minder vreemd dan dat het op het eerste zicht lijkt. In onze economische wereld is Controle immers de nieuwe God met het Plan en de Regels als geboden en Inefficiëntie als zonde.
Die plannen zijn echter de ongegronde hoop op orde en een afwijzing van het leven zelf, dat zo vaak wanordelijk blijft en daarom ook angst inboezemt. Gezond eten, regelmatig sporten, hard werken, blijvend bijstuderen, jezelf tot in de puntjes verzorgen, een gerespecteerd burger zijn, een zinvolle bijdrage leveren aan de maatschappij, veel vrienden hebben, je kinderen stimuleren tot zelfontplooiing … niets van die zaken geeft je absolutie van onheil. Maar de ‘homo economicus’ klampt zich krampachtig vast aan zijn regeltjes en durft daarna nooit meer achterom kijken. “Nog een klein beetje meer, ik ben er bijna”. De ‘homo economicus’ is de dwangmatig rekenende en angstige volwassene die de liefdevolle en spelende ‘homo amans’ (3) uit zijn jeugd ontgroeide. Alleen samen zijn zij echter de ware homo sapiens. En het is nu tijd dat de homo sapiens opnieuw opstaat. Het is hoog tijd voor wat regressie (4).
bron foto: dit is uiteraard het logo van Prince, waar dit artikel in Wired de geschiedenis van schetst. Het staat vooral symbool voor de integratie van zowel het mannelijke als het vrouwelijke aspect en is daarmee de perfecte symboliek bij mijn artikel.
Wanneer begon ik ook alweer met klareau? Ergens eind 2014, dus nu net iets meer dan twee jaartjes en ongeveer 100 posts geleden. Het was nooit echt doelgericht, ik schreef toch elke week al wat, dus waarom het niet delen en zien welke reacties ik daarop kreeg? Wel dat viel al bij al nogal tegen. Af en toe spreekt iemand mij wel eens aan, of laat ergens een commentaar na, maar ik had meer interactie verwacht. Dat heeft waarschijnlijk ook wel iets te maken met het eerder gematigd bereik aan lezers. Eigenlijk moet je wel voor een bepaald doelpubliek schrijven als je de stroom aan lezers wil opkrikken. Maar dat zag ik niet zitten, mijn schrijven is ongebonden, nogal persoonlijk, geïnspireerd op het moment, en dat blijkt dan ook uit de erg wisselende bezoeken. Ik schrijf dan ook vooral als creatieve uitlaatklep, als gedachte ordening proces … voor mijn eigen plezier.
In die twee jaar heb ik bijna nooit moeite moeten doen om na te denken waar ik over zou schrijven. Het was eigenlijk altijd heel makkelijk: als ik mij een bepaald onderwerp hevig aantrok, dan volgde ik mijn emotie en dook het onderwerp in en tegen het einde van de week had ik steevast een artikel. Voor alle zekerheid had ik ook een lijstje met kandidaat ideeën, voor wanneer ik eens zonder inspiratie viel. Maar dat lijstje is nu leeg en de laatste paar weken blijft de noodzakelijke zielenberoering uit: ik geraak de rust uit de voorbije vakantie periode maar niet kwijt. Ik ga mij dan ook bezinnen over de inzet van mijn creatieve krachten en zal alvast een tijdje niet meer op klareau posten. Misschien schrijf ik nog iets, af en toe, misschien weer regelmatig – maar dan waarschijnlijk niet meer wekelijks – maar misschien komt er ook helemaal niets meer. We zien wel, ik volg deze creatieve rivier gewoon verder en zie wel waar ze uitmondt.