hoe dood je een fanaticus?

Fanatisme eiste deze week In Turkije 47 zielen, 44 dodelijke slachtoffers en 3 zelfmoordterroristen. In België waren in maart 35 doden en in Frankrijk waren er dat vorig jaar 133. In 2015 (1) veroorzaakten 735 zelfmoordterroristen 4532 doden, waarmee de gemiddelde verhouding van doden per zelfmoordterrorist 6 op 1 is. Met die hefboom en de verhouding van zelfmoordterroristen tot de wereldbevolking, zullen ze in ieder geval de strijd nooit kunnen winnen. Je verwacht ook dat het probleem van zelfmoordterrorisme zich na een tijdje zelf wel zal oplossen, namelijk wanneer ze allemaal zijn opgeblazen. Maar dat blijkt ijdele hoop, er wordt nog steeds actief aangeworven, en om een opleiding te bemachtigen tot zelfmoordterrorist zijn er zelfs wachtlijsten (2).

De enige hoop die we hebben dat dit ooit stopt is dat eerst fanatisme als denk patroon stopt. Na het lezen van de verhandeling ‘Hoe genees je een fanaticus’, geschreven door Amos Oz, blijkt dat fanatisme stoppen in twee bewegingen gebeurt: eerst bij jezelf en daarna door de hand te reiken naar de fanatische mensen in je omgeving. “Ik fanatiek?”, was mijn eerste reactie, maar toen ik wat verder las, moest ik inderdaad erkennen dat ook ik niet ontsnap aan de lelijke tentakels van het fanatisme. Bij mij is het opvoeden, je kinderen waardes en attitudes meegeven die je zelf belangrijk vindt, kan al snel naar het fanatieke overslaan. De kern van fanatisme is immers de drang om de andere te veranderen, omdat je rotsvast overtuigd bent van je eigen gelijk.

Anti-rokers kunnen fanatiek zijn in hun betoog. Rode duivels fan hebben dat over de onkunde van de bondscoach en leden van de N-VA als het gaat over de onafhankelijkheid van Vlaanderen (3), iemand een Vlexit? Milieu activisten gaan soms een stap verder en plegen al eens een aanslag in de naam van het milieu (4), weliswaar op materiële doelwitten. Tegenstanders van abortus hebben in het verleden een grens overschreden en fysiek dodelijk geweld op mensen gepleegd in de naam van het leven (5). Dat doden in de naam van het leven tegenstrijdig is, zullen die mensen nooit kunnen inzien, het eigen gelijk maakt immers blind voor ander gelijk.

Met het besef van pluralisme, ambivalentie en van het relatieve karakter van gelijk, dankzij literatuur, zelfspot en humor sterft de wil om de ander te veranderen naar ons eigen beeld en daarmee ook het fanatisme. Maar als dat dan al heeft gewerkt voor onszelf, hoe zit het dan met al die andere levensgevaarlijke heethoofden? Amos vertelt een verhaal dat vooral gaat over de persoonlijke betrokkenheid die elk van ons moet opbrengen om de fanaticus te omarmen en te helpen doen inzien waar zijn ideeën uiteindelijk toe zouden leiden.

“[Een joodse schrijver had een lange taxirit met een chauffeur die een preek afstak hoe dringend het wel niet was dat de joden alle Arabieren doden. De schrijver, die niet akkoord was, maar ook niet moraliserend afwijzend wou reageren, ging ogenschijnlijk akkoord met met de chauffeur en moedigde hem aan om zijn ideeën concreet uit te werken.]

‘Maar wie moet volgens u dan al die Arabieren doden?’. De chauffeur zei: ‘Hoe bedoelt u? Wij! De Israëlische joden! Het is noodzakelijk! We hebben geen keus, kijk maar wat ze ons elke dag aandoen!’ ‘Maar wie moet volgens u die klus dan concreet uitvoeren? De politie? Of het leger? Of misschien de brandweer? Of medische teams? Wie moet het vuile werk doen?’ De chauffeur dacht even na en zei: ‘Ik vind dat we het eerlijk moeten verdelen over ons allemaal, ieder van ons moet er een paar voor zijn rekening nemen’. [De schrijver] speelde het spel nog steeds mee en zei: ‘Goed, stel dat u een huizenblok in uw woonplaats Haifa krijgt toegewezen. U klopt op elke deur of drukt op de bel en zegt: “Neem me niet kwalijk meneer, of neem me niet kwalijk mevrouw, bent u toevalligerwijs een Arabier?” en als het antwoord ja is schiet u hem of haar neer. U werkt uw blok af en wilt naar huis gaan, maar net als u op het punt staat te vertrekken […] hoort u ergens op de vierde verdieping van uw blok een baby huilen. Gaat u dan terug om die baby dood te schieten? Ja of nee?’ Het bleef een ogenblik stil en toen zei de chauffeur tegen [de schrijver]: ‘Weet u, u bent een heel wrede man.’” (6)

Om een fanaticus te doden, kan het soms dus volstaan om een zaadje van gezonde twijfel te planten.

 


bron foto: twitter

(1) http://www.inss.org.il/index.aspx?id=4538&articleid=11361
(2) http://foreignpolicy.com/2015/05/21/want-to-be-an-islamic-state-suicide-bomber-get-in-line/
(3) De één pagina tellende beginselverklaring van de partij vermeldt in de vijfde alinea: “In haar streven naar een beter bestuur en meer democratie, kiest de Nieuw-Vlaamse Alliantie logischerwijs voor een onafhankelijk Vlaanderen, lidstaat van een democratisch Europa.”
(4) https://en.wikipedia.org/wiki/Eco-terrorism
(5) https://en.wikipedia.org/wiki/United_States_pro-life_movement
(6) ‘Hoe genees je een fanaticus’, Amos Oz, Vertaald door Patty Adelaar, De bezige bij, Pagina 24 & 25, licht bijgewerkt om de leesbaarheid in dit artikel te vergemakkelijken.

beminde parochianen, ga in zonde

Onlangs bracht ik de jongste telg tot aan de schoolpoort en ik keek hem mijmerend na toen hij het schoolplein doorkruiste naar zijn kameraden. Totdat ik vanuit mijn ooghoek een kleine ukkepuk, een kleuter, een grotere en bebrilde kleuter zag benaderen en die ineens in het gezicht mepte. De agressieveling hield hierbij een bevreemdend rustige uitdrukking, daar waar in het gezicht van het slachtoffer de mond eerst helemaal open viel, als in volmaakte verbazing, en de productie van geluid en zout water al snel het plaatje vervolledigden. Onverdunde agressie aan het werk. Ik bleef gefascineerd kijken naar de uitwerking daarvan, zo lang zelfs dat mijn zoon terug kwam om te vragen wat er scheelde. Ik vervolgde dus prompt mijn pad richting werk, dat leidt via het station. Op de trein kan je me steevast vinden met de hoofdtelefoon op de oren en een boek in de hand, of de PC op de knieën om wat te schrijven. Ik ben allergisch, en daardoor is mijn neus eigenlijk chronisch verstopt. In de koudere maanden durf ik dan wel eens last te hebben van een snotterende neus. Op zo een dag was ik blijkbaar ongemerkt mijn neus aan het optrekken. Ik merkte het pas op nadat een mede reizigster mij een paar keer scheef had aangekeken telkens als ik mijn neus had opgetrokken. Ik voelde haar woede branden op mijn voorhoofd, en vond het toen grappig dat wij mensen zo boos kunnen worden wanneer anderen het gangbaar sociaal contract schenden. Uiteindelijk heeft die vrouw maar haar eigen neus gesnoten, wat wel de beste oplossing was, ik had zelf immers geen zakdoek bij. Maar die sluimerende woede, die soms ontbarst in verbale agressie en zelfs fysiek geweld kom je ook tegen als iemand een rij voorbijsteekt op het gemeentehuis, of als iemand met een karretje tegen je hiel rijd in de supermarkt of nog als iemand je de pas afsnijd in het verkeer. Die oerdrift van agressie maakt onderdeel van de basis lusten die wij als mensen najagen, terwijl wij zo ons geluk nastreven in die lust bevrediging. Ik begeef mij ondertussen op glad ijs omdat ik de vorige zin bevolkte met termen die Sigmund Freud ook gebruikt in zijn verhandeling ‘Het onbehagen in de cultuur’, en ikzelf ingenieur ben en geen psycholoog (1). Oudere werken (2) kunnen soms verassend actueel zijn, alsof er geen vooruitgang is geweest. Zelf voel ik al een hele tijd een ongerijmdheid die ik niet onder woorden krijg. Ik proef haar steeds weer, maar wat is de naam toch die hoort bij die smaak? Zo wordt de schrille tegenstelling tussen vooruitgang enerzijds en het groeiend gebruik van antidepressiva anderzijds vaak vermeld in de media. Er scheelt iets met ons vooruitgangs denken. De tekst van Freud, die hij in 1930 schreef, tussen WOI en WOII, legt uit wat dat is: vooruitgang van de soort is géén vriend van individueel geluk. We kunnen die driften van agressie en lust niet zomaar toelaten als we als soort willen vooruit gaan. Kijk maar eens naar een bijennest of een mierenhoop, samen zijn ze het veel beter af dan individueel of in kleine groepjes, maar de prijs voor dat gemak is wel dat ze perfect in de pas moeten lopen. Zo ook is het gesteld met ons mensen, het gemak dat wij hebben van gezondheidszorg, pensioenen, wegen, treinen, scholing, veiligheid, rechtvaardigheid, dopgeld … heeft net als elke andere verzekering (3) een kostprijs. Die kostprijs is onbehagen, een schuldgevoel (4), dat je in extreme situaties ook terug vindt in neuroses. Freud gaat zelfs zo ver dat hij speculeert (5) of je de cultuur zelf ook niet als neurotisch kan beschouwen, met als merkwaardige gevolg dat genezing ervan onmogelijk zou zijn. Dat is misschien geen verassend inzicht over ‘la condition humaine’, die ‘onoplosbaar’ blijkt, maar het is wel bevrijdend: we moeten onze angst, onrust, schuldgevoel en perfectie drang niet te veel au sérieux nemen en de zonde af en toe gewoon toelaten.

 


(1) Nu goed, ik heb de verhandeling drie keer gelezen, dus ik eigen mij het recht toe er iets over te schrijven. Het feit dat ik het drie keer moest lezen zegt ook wel iets over de schrjfstijl van Freud die toch niet van de vlotste is en zeker niet de meest toegankelijke. Het is hem vergeven.
(2) Een collega die opmerkte dat ik dit soort teksten doornam, ’s ochtends nog wel, schotelde mij ook de vraag toe of het wel zinvol was om zo oude werken te lezen, losgerukt uit hun historische context. Ik twijfel geen moment aan de zin daarvan, sinds dat ik onderstaand fragment las uit een tekst van ruim twee duizend jaar oud. Ik ben, denk ik, blij en dankbaar dat ik sommige van die schatten toch tegenkom, maar ik ben tegelijkertijd wel degelijk stomverbaasd dat ik deze boeken of ideeën nooit tegen kwam in mijn lange schoolse opleiding, die toch zwaar inzette op zelfstandig denkvermogen en taalbeheersing.

“Maar ja, de een is in de greep van de onverzadigbare hebzucht, de ander stort zich fanatiek op nutteloze bezigheden. De een bezat zich aan de wijn, een ander blijft apathisch, weer een ander jaagt tot vermoeiens toe zijn ambities na en blijft zodoende steeds afhankelijk van andermans oordeel, nog een ander voelt een onsuitbaar verlangen naar handel dat hem meevoert door alle landen, over alle zeeën, in de hoop op winst. […] Er zijn er ook die Grote Mannen achternalopen in vrijwillige slavernij, waarmee ze stank voor dank oogsten. Velen zijn gefixeerd op andermans lot of klagen juist eindeloos over dat van henzelf, de meesten volgen geen vaste koers en fladderen lukraak, ongedurig, van hot naar her, met telkens weer nieuwe plannen”. Seneca (4 v. Chr. – 65 n. Chr.)– ‘De lengte van het leven’

(3) Dit is immers een verzekering, maar dan wel eentje tegen de ongemakken waarmee de natuur ons confronteert als individuen.
(4) De beknopte technische uitleg hiervoor is dat het Ik zich moet balanceren tussen het Boven-Ik en het Es. De driften van het Es worden in toom gehouden door het Boven-Ik dat de ethiek van de cultuur heeft geïnternaliseerd, en daardoor elke wangedachte afstraft met schuldgevoel. De agressieve drift van het Es dat initieel naar buiten gericht is, wordt door de culturele assimilatie naar binnen gericht door het sadistische Boven-Ik op het masochistische Ik.
(5) Hij is zelf uiterst voorzichtig in de formulering van die speculatie. Hij merkt op dat iemand die speculatie ooit wel zal doen, maar stelt zelf dat neurose als klinische term toegepast op cultuur eigenlijk zonder betekenis is.

bron foto: http://www.azquotes.com/picture-quotes/quote-the-only-way-to-get-rid-of-temptation-is-to-yield-to-it-i-can-resist-everything-but-oscar-wilde-31-45-17.jpg

orde is haat

“Wij zullen je leeg uitknijpen en dan zullen wij je vullen met onszelf” (1). Dat is wat Winston te horen krijgt van O’Brien. Winston is de Partij afvallig geweest. De Partij staat onder de onfeilbare leiding van Grote Broer, en O’Brien zorgt er samen met de rest van de dunkpolitie voor dat afvalligen zoals Winston worden her opgevoed. Winston is het hoofdpersonage in de roman 1984 van George Orwell. Tot het punt dat hij zijn misdunk pleegt, ervaart hij een mistroostige en bevreemdende realiteit. Hij is moe, zwak, lusteloos en ondergaat passief de dagelijkse waanzin. Hij werkt voor het Ministerie van Waarheid dat als voornaamste bezigheid heeft om documenten te herschrijven zodat alles wat de Partij zegt ook feitelijk juist is. Juist? Welnu juist op basis van de beschikbare documenten. De Partij heeft sinds mensenheugenis de steeds terug kerende beweging van de klassen strijd weten te stoppen, mede dankzij instituten als het Ministerie van Waarheid. De hele filosofie achter de Partij is beknopt doch cryptisch omschreven door de partijleuzen:

“Oorlog is vrede.
Onwetendheid is kracht.
Vrijheid is slavernij.” (2)

De permanente oorlog tussen de drie wereldmachten, die elk apart autonoom en onoverwinnelijk zijn, leidt tot een interne stabiliteit voor elke wereldmacht (oorlog is vrede). De onwetendheid van de massa leidt tot de kracht van de Partij, die alzo niet omver geworpen kan worden (onwetendheid is kracht). Alleen collectief, in gemeenschap, kan de mens overleven. En door te leven in perfecte overgave aan de leer van de Partij, wordt de perfect volgzame een onderdeel van die Partij, en zo zelf onsterfelijk en vrij van de ergste der nederlagen, de dood (vrijheid is slavernij). In deze sombere wereld is het individu dood, het is nooit alleen, het denkt nooit voor zichzelf en het heeft geen enkel ander lief. Diegenen die nog wel een sprankje individualiteit hebben, zullen dat op één of andere manier uiteindelijk wel prijs geven in een onbewaakt moment, in een blik, een zucht, een grimas, in het babbelen tijdens de slaap. En Grote Broer kijkt altijd, zijn camera’s en microfoons zijn overal aanwezig. Winston komt in een trage reflex van jaren volgehouden passief onbewust verzet in opstand: hij moet zijn menselijkheid terug opeisen.

“I want to smash it up,
I want to break it down
I want a wall of tears to wash away” (3)

Winston die zich nog de wereld herinnert van voor Grote Broer, wordt verliefd op Julia, die geboren is in de wereld geschapen door Grote Broer. Maar “het einde lag besloten in het begin” (4), hun poging tot verzet was heroïsch doch futiel, zeker in een totalitair regime.

“In het begin was het Woord,
en het Woord was bij god,
en het Woord was god” (5)

Maar zelfs zonder totalitair regime, is er  geen ontsnappen aan de tirannie van het Woord. Zij is de bakermat van de beschaving, cultuur en menselijkheid. Want het is met het Woord dat de mens de mens schiep en hij kan daarom ook niet aan zijn eigen cultuur ontsnappen. De échte waarheid is dat we wanorde proberen wegproppen onder het Woord. De échte waarheid is dat de dood steeds dichtbij is (6). Lang leve dus aan de individualiteit, aan de imperfectie en aan de wanorde. Carpe diem.


(1) 1984, George Orwell, Uitgeverij De Arbeiderspers, tweeëndertigste druk oktober 1982, pagina 215
(2) ibid, pagina 2
(3) Dark & Long, Underworld: tekst, muziek
(4) 1984, George Orwell, Uitgeverij De Arbeiderspers, tweeëndertigste druk oktober 1982, pagina 134
(5) De Bijbel, Het Nieuwe Testament, Het evangelie van Johannes, Willibrord vertaling.
(6) Het toeval wil dat ik de laatste hand legde aan deze tekst net terwijl mijn smartphone werd overspoeld door berichten over de terreur daad op 22/03/2016. Hij is inderdaad steeds dichtbij, de dood.

hoor eens

Hij wordt wakker op de vloer met zijn kleren nog aan. Langzaam zit hij rechtop en klemt dan zijn voorhoofd in zijn rechterhandpalm. Hij sluit zijn ogen, maar de stekende, kloppende hoofdpijn trekt er zich niets van aan. Hij tuurt door de gordijnen naar buiten, en ze staan er nog steeds, de reporters, die aasgieren. Hij gaat door de voordeur naar buiten richting zijn wagen. “Ben je trots dat je hiermee bent weg gekomen?”. “Wat weet jij over de brand in het lokaal met bewijsmateriaal?”. “Waarom heb je haar vermoord, Iggy?”. Hij draait zich om naar de laatste reporter en gromt “Ik zou verdomme aan de duivel moeten vragen om haar moordenaar te straffen”.

De volgende ochtend wordt hij wakker in een vreemd bed, met Glenna naast zich, bloot. Man, hij kent haar al sinds het lager onderwijs. Hebben ze vannacht samen geslapen? Hij voelt een brandende pijn op zijn voorhoofd, aan beide kanten, aan de buitenkant? Hij betast zijn hoofd en voelt er iets uitsteken! Hij loopt snel naar de spiegel, en er steken twee hoorntjes uit. Hij moet echt minder beginnen drinken. Hij wandelt terug naar de slaapkamer en Glenna lacht smakelijk terwijl ze met beide wijsvingers aan de slapen het hoorn symbool maakt naar hem. “Wat? Kan jij ze dan zien? Zijn ze echt?”.

Het is het onwaarschijnlijke begin van de film ‘Horns’. Het verhaal kabbelt op een aangenaam en rustig tempo, met mooie vloeiende beelden. De onderstromen gaan over liefde en noodlot maar ook over de lelijke kanten van de medemens: afgunst, minachting, haat, de maskers vallen direct af als ze de horens zien. Daniel Radcliffe vertolkt de hoofdrol, Iggy, en hoewel hij ook hier een speciale band heeft met slangen doet hij gelukkig Harry Potter helemaal vergeten. De film is zoet tragisch, wraak verteert dan wel de wraaknemer, maar in dit geval krijgt deze eerst bevestiging van zijn diepste hartenwens. Het goede wint deze keer.

prik me

‘Ik vond het toch wel teleurstellend’, zegt m’n dochter. Ik weet even niet goed wat te zeggen bij dit voor haar atypisch en precies woordgebruik. Doorgaans is het eerder van ‘Dat was kei dom’. Maar ze heeft wel overschot van gelijk. Logisch denken, verbanden leggen, hypotheses maken en testen, je eigen mening vormen, we proberen de kinderen regelmatig bloot te stellen aan het wetenschappelijk denken. Een bezoekje aan Explorado, een “[…] avonturen- en kennispark voor gezinnen met kinderen, schoolklassen en andere groepen kinderen[…].” tijdens een druilerige namiddag in Oostende past perfect in die filosofie.

De brochures die we zien zijn erg beloftevol, een mengeling van wetenschap en spektakel. Aan de ingang is er inderdaad alvast een spectaculaire daling van onze liquide middelen nadat we de kaartjes kopen, 45 euro voor 2 kinderen en 2 volwassene. Jawadde. Maar kom, binnenin gaan we een onder andere ondervinden hoe het voelt om in een tornado te zitten en ook de effecten van een aardbeving van 7 op de schaal van Richter ondergaan.

Als we dan na een korte maar toch volstrekt overbodige inleidende video het park betreden is de eerste indruk er één van absolute chaos. Overal lopen kinderen van de ene interactieve opstelling naar de volgende. Je voelt al dat jeugdig enthousiasme en je wil daar wel deel van uitmaken, maar waar moet je beginnen? Er is geen echte visuele begeleiding om je zoektocht te starten, er zijn gewoon her en der ‘belevenissen’ ingepland op een parcours dat je dan zelf maar op goed geluk moet bepalen.

Het zijn allemaal doe-dingen. Draaien, duwen, ruiken, springen en dan gebeurt er telkens iets. Vlug naar de volgende prikkel. Maar er is weinig kader dat wordt geboden, zelfs niet als je de weinige tekst leest die er wel hangt. Sommige van die teksten zijn bovendien exclusief Duits (?), en dat typeert het patroon van oppervlakkigheid en willekeur doorheen het park met als absolute laagtepunten de tornado die een combinatie van computer animatie en ventilatoren blijkt te zijn en de aardbeving ‘beleving’ die gewoonweg twee statische decors zijn voor en na een aardbeving.

Maar wacht, er is ook een show van een half uur met een ‘edu-tainer’ rondom de eerste humanoïde robot, Zora. Interessant onderwerp, het kan gaan over electronica, automatisering, mechanica of toepassings mogelijkheden. Maar neen, we zien de robot voornamelijk dansjes doen op bekende deuntjes. Vooral de gangnam style nabootsing kan rekenen op veel ‘hahas!’ en ‘oooohs’ uit het publiek. Het wordt zowaar zelfs gefilmd door een stuk of 10 smart phones zodat ze er later thuis nog eens naar kunnen kijken.

Wat hebben de kinderen hier nu bijgeleerd? De mijne alvast niet veel afgaande op de stilte die volgt op die vraag. En hoeveel kinderen zijn na al deze prikkels ook geprikt om meer te weten? Ik vermoed weinig. Maar het is niet allemaal negatief. Het bewijs daarvoor is de foto die ik nam van de kinderen afgedrukt in een levensgroot 3D speldenkussen. Want digitale foto’s hebben geen negatief. QED.

de waarheid komt uit een revolver

“That’s how this works, man. The one holding the gun gets to tell the truth”.

Wat een treffende quote.

Het is Teddy die dit vertelt aan Dwight. Teddy zit in de kofferbak van Dwight, en wordt door hem onder schot gehouden.

Het leven van Dwight stond hiervoor al vele jaren op pauze. ’s Nachts las hij boeken in zijn stilstaande en roestende wagen en hij sliep daar ook in. Door de dag hing hij rond aan de kust om tegen het einde van de middag lege flessen te verzamelen en met het leeggeld daarvan in zijn onderhoud te voorzien. Moest hij zich eens wassen, dan sloop hij een huis binnen terwijl diens bewoners niet thuis waren en nam er een bad.

Dit ging zijn gangetje totdat de buurtagent hem meenam naar het bureau. “Je bent niet in de problemen. Ik moet je iets vertellen en ik wou niet dat je dit op je eentje vernam via het nieuws. Ik wou dat er iemand bij je was als je het hoorde. De moordenaar van je ouders wordt binnenkort vrijgelaten.”

Zijn reactie is gelaten, apathisch.

Maar zijn eerste handeling daarna is symbolisch en hint naar een andere dynamiek. Dwight haalt uit de koffer van zijn auto de batterij die hij daar had opgeslagen. Hij sluit de batterij opnieuw aan, draait de sleutel in het stopcontact en de motor slaat aan. De pauze is voorbij.

Hij koopt een kaart en vertrekt naar de gevangenis waar Wade, de moordenaar van zijn ouders, voorlopig nog opgesloten zit. Eens dat die is vrijgekomen vermoord Dwight hem met twee messteken: één in de keel, de tweede in de slaap.

Geweld kweekt geweld. Het pad van wraak volgt daarmee een kille en onomkeerbare boekhouding van totale wederzijdse uitroeiing. Dat pad brengt Teddy, de broer van Wade, en Dwight uiteindelijk bij elkaar en ontlokt de wijsheid dat waarheid voortkomt uit macht (“the one holding the gun”).

Dwight houdt dan misschien wel een geweer vast, maar hij wordt zelf ook onder schot gehouden door een onzichtbare hand die hem recht naar zijn ondergang leidt. In zijn geval is die onzichtbare hand uitgestelde rouw vermomd als blinde wraak.

Waarheid is niet afdwingbaar.

Rechtvaardigheid is niet afdwingbaar.

Probeer je dat toch dan heb je zeker niet in de hand welke hand je in de hand heeft: onvermijdelijkheid.

Maar elke volgende keuze is de jouwe om te maken. En zo ook neemt Dwight helemaal aan zijn einde een beslissende keuze.

Blue ruin is mooie, rauwe, trage en tragische cinema.

en toen ging hij van Bill

De kinderen zijn begonnen aan een serie boeken ‘Het leven van een loser’. Eén van die boeken is ook verfilmd, maar op dit moment niet verkrijgbaar via digitale televisie. Maar niet getreurd, in Gent is er nog steeds een modern anachronisme beschikbaar: de videotheek. Mijn zoon vertelde dat de juf onlangs in de les vroeg wie wist hoe een winkel heet waar je films kon huren of kopen. Als enige kon hij onmiddellijk antwoorden terwijl de rest van de klas nog verbaasd zat te staren in de leegte (youtube?).

Roxy videotheek, op het Sint Pieters plein, was een grote bloeiende zaak in zijn tijd, met alle recente titels beschikbaar in meerdere kopijen, en niet gewoon drie of vier zoals in de kleinere videotheken. Vandaag oogt het erg mistroostig, en verwacht je elk moment een bordje met ‘handel over te nemen’. Voorlopig maak ik er nog graag gebruik van, onlangs nog om de kinderen ‘Terminator II’ te laten zien, zo een klassieker, met op de soundtrack Guns ’n Roses, en Schwarzenegger op zijn top. En inderdaad, ze hadden ‘Diary of a whimpy kid’, ik neusde ondertussen even verder en herinnerde mij een andere tijdloze klassieker die ik al lang wou terug zien. Maar ik herinnerde mij noch titel noch hoofdacteur. ‘Ken je nog een andere film waarin de hoofdacteur speelt?’, vroeg de behulpzame bediende. Ja warempel, dat wist ik, ik die zo hopeloos ben in plaatsnamen, straten en ook namen van acteurs, ‘hij speelde ook in de Game!’. Michael Douglas dus, en de film ‘Falling down’, een klassieker uit 1993.

Toen ik wat doolde op internet voor achtergrond informatie over de film, kwam ik bij een recensie uit op de verwijzing naar ‘de meeste mensen leiden een leven van stille wanhoop’ (‘The mass of men lead lives of quiet desperation’, Henry David Thoreau). Stille wanhoop, ja, maar in dit script flipt die door naar haat en razernij.

Het hoofdpersonage, Bill Foster, is niet sympathiek, hij is kleingeestig en racistisch, hij is bovendien een gescheiden man met een gefaalde carrière. En hij begrijpt het niet ‘I did everything they told me’. En toch staat hij hier na al die jaren ingehouden inspanning met lege handen. En als hij dan ’s ochtends in de file staat, in de volle zon, zijn airconditioning doet het niet, zijn hendel om het raam omlaag te doen (… het is 1993) breekt af, en de stank en kabaal van de auto’s en bussen niet meer te harden is, stapt hij gewoon uit de wagen en wandelt hij weg.

Hij wil gewoon naar de verjaardag van zijn dochter, die onder de voogdij van de moeder valt, en waarmee hij een contactverbod heeft. Hij wil met een openbare telefoon (… het is 1993) bellen om zijn komst te melden, maar hij heeft niet genoeg muntjes. En dus stapt hij een kruideniers zaak binnen om geld te wisselen. ‘Je moet iets kopen, anders krijg je geen wisselgeld’. Hij neemt dus een cola blikje, maar dat blijkt 85 cent te kosten, en met de 15 cent wisselgeld kan hij ook niet bellen. Hij begint dus te mekkeren tegen de bediende dat die prijs véél te hoog ligt voor een blikje cola en als die discussie oplaait haalt de bediende een baseball knuppel boven. Bill overmeestert de bediende en laat dan al zijn opgekropte gevoelens eens goed los op de winkelrekken.

Als hij dan alles heeft klein geslagen, gaat de bediende ultiem dan toch nog akkoord met 50 cent voor de cola, die Bill dan ook prompt betaalt. Hij is nog niet zo een slechte als je redelijk bent.

Er is die dag is blijkbaar een ganse bus van irritante mede burgers gelost, enkel maar om Bill te behagen (onbehagen is ook behagen), en de zaken escaleren van kwaad naar erger nu dat hij niet langer domheid tolereert om de goede sociale vrede te bewaren, maar die met agressie beantwoord. Bill is voorbij dat punt gestapt waar hij nog achting heeft voor conventies, hij wil naar zijn dochter, en hij verzet zich met steeds meer geweld tegen al het ‘gezeik’ dat in zijn weg staat.

Uiteindelijk lokt al dat geweld, hoe kan het anders, een klopjacht uit naar hem, wordt hij in het nauw gedreven, en – onder schot – aangemaand zich over te geven. ‘Als ik hier sterf, dan kan mijn dochter tenminste nog van mijn levensverzekering genieten’. Zijn hand steekt in zijn zak en hij maakt een schijnbeweging alsof hij een pistool trekt. De agent is daardoor wel verplicht hem neer te schieten in zelf verdediging.

Waarop mijn eigen dochter zegt ‘Hij is dus toch geen slechterik?’. Tsja, een rolmodel kan je Bill niet noemen. Maar hij is ook een papa, die goed wil voor zijn dochter, die gelukkig wil zijn, met zijn gezin, en die weer een zinvolle plaats wil hebben in de maatschappij die blijkbaar ineens veranderde en hem daardoor economisch overbodig maakte. Ik denk dat we allemaal soms een beetje Bill zijn.

gefrustreerde schrijver vindt bullshit in zijn spuitwater

Grote denkers hebben opmerkelijke erfenissen nagelaten. Schopenhauer liet ons ‘Het slechtste moet nog komen’ na. Wittgenstein, leerde ik zopas van een bevriend collega, deed het met ‘Waarvan men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.’ Een leven van denken, en dat zijn dan de quotes die ze opleveren? Laat dat de toon zetten voor de terugblik op mijn eigen erg lang volgehouden zoektocht naar zingeving binnen mijn werk. Eigenlijk kan ik daar alleen maar over besluiten dat ik twee zoektochten door elkaar heb ‘verward’. Ik zocht naar een manier om mij de kenmerken toe te eigenen die succesvolle mensen hebben in het zakenleven. Ondertussen voelde ik een onbenoemd onbehagen over de duistere grotten die ik aantrof achter de blinkende façade van dat zakenleven. Hoe meer ik die grotten verkende, met lucifers, fakkels, zaklantaarns, werklampen, TL buizen … hoe meer ik andere lege, koude, vochtige grotten aantrof. Tijdens al dat zoeken merkte ik wel op dat terwijl ik zélf nog steeds het grotten complex naarstig verkende, de meeste andere leeftijdsgenoten al lang niet meer in de buurt waren, en vermoedelijk ergens op die bovenverdiepingen vertoefden, daar waar alles wél blinkt. Zogezegd.

Teleurgesteld door het uitblijven van ‘succes’ binnen mijn loopbaan, twijfelde ik tegelijkertijd wél aan de aanspraak op zingeving die succes pleegt te maken. En in plaats van de teleurstelling te verwerken, bleef ik volharden in mijn zoektocht naar de zin van succes.

Dat is een gangbaar patroon, althans als ik de ‘soft-skills’ trainingen die ik heb gehad goed heb begrepen. Ik zit op de rouwcurve, in de Rouwkurveontkenning fase (o ironie van het leven, de bedenker van die rouwcurve is ondertussen zelf ook dood). Ik zit daar vast omdat ik niet dieper wil zakken, afgeschrikt door het gevreesde onbekende, door de ogenschijnlijke bodemloze put (of zit ik er al in, apatisch?). Om mijn emoties te kanaliseren rationaliseer ik me dan maar suf. Lezen, denken, schrijven. Vooral niet doen. Vooral niet het probleem aanpakken. Pas op, ik heb geen rouwcurve nodig om lui te zijn, te lezen, denken en schrijven, dat gaat vanzelf. Nee, de clou zit hem erin dat ik een aangehouden gevoel van onbehagen in stand houd uit vrees om de onderliggende oorzaak aan te pakken met alle gevolgen die daaruit voort kunnen komen. Zonder al dat gerationaliseer, zou ik waarschijnlijk gewoon schrijven: nen gefrustreerde mens.

Net als God, is niets menselijks mij vreemd, dus ook het erkennen van een gebrek aan moed valt mij niet al te zwaar. Zeker niet als ik daarmee een groot deel emotionele ballast finaal overboord kan gooien. Een ballast die ik zelf heb omhoog heb gehesen en die mij nu al die tijd verhindert op te stijgen.

on bullshitMaar ik ben niet alleen. Er zijn nog heel wat andere slachtoffers van rouwcurves en van de uitwassen van absurditeit (gefrusteerden!). Een erg elegante klacht tegen absurditeit is op papier gezet door Harry G. Frankfurt in zijn gebalde ‘On Bullshit’. De auteur is een bekend filosoof (en autoriteit), en koos bewust voor de provocatieve term ‘bullshit’ omdat die zo herkenbaar is, maar ook omdat ze geen gelijke kent in minder vulgair taalgebruik. Frankfurt merkt op dat we overstelpt worden door ‘bullshit’, en probeert dan ook de kern van de term bloot te leggen, door ze onder andere te vergelijken met de leugen. Het essentieel onderscheid met de leugenaar is dat de ‘bullshiter’ onverschillig is om de waarheid te spreken: wat hij vertelt zijn dient in de eerste plaats zijn doelen, en niet één of andere waarheid: “bullshit is a greater enemy of the truth then lies are”.

Toevallig (?) las ik van de week een artikel dat de recente uitspraak “bruiswater is slecht voor je” van TV persoonlijkheid Evy Gruyaert hekelde. Frankfurt merkt op we tot aan onze nek in de ‘bullshit’ zitten omdat, net zoals Evy, zovele mensen zich verplicht zien om zich als expert te gedragen in een gebied waarin ze dat ten gronde niet zijn. Hoe komt dat toch? Wel, sinds de teloorgang van de Grote Waarheid, rest de meeste mensen enkel nog scepticisme: we weten niets zeker. Je kan dan wel Objectiviteit blijven nastreven maar haar niet opeisen voor je eigen uitspraken. Een alternatief is dat je Oprechtheid nastreeft: waar zijn aan jezelf, in alles wat je doet. Frankfurt legt echter geduldig uit dat Oprechtheid onbereikbaar is voor de ware scepticus: Oprechtheid vereist immers zelfkennis en in overeenstemming daarmee handelen, maar als alle kennis onzeker is, dan ook zéker zelfkennis. Oh neen, een tegenstrijdigheid! Neen, gewoon Bullshit.

poep in zwembad

je wordt het antwoord op je eigen vraag

Ik heb net ‘Filosoferen, hoe doe je dat?’ van Gary Cox uit, en ik onthoud voornamelijk twee kernpunten. Het eerste is de omschrijving van wat filosofie nu precies inhoudt, namelijk het rationele onderzoek van het bestaan (ontologie), de kennis (epistemologie) en het juiste handelen (ethiek). Omdat we allemaal wel eens bezig zijn met die vragen, is iedereen dus een filosoof, en dat is ook wat de auteur meerdere keren herhaalt. Hobby filosofen en professionele filosofen onderscheiden zich wel door de kwaliteit van hun betoog: de professionele filosoof maakt uitsluitend gebruik van logische constructies en laat gissingen achterwege. Het tweede thema is dat we nooit iets zeker weten, ‘Twijfel aan alles’ is de titel van het tweede van de vier hoofdstukken, en verderop in het boek merkt de auteur droog op dat docenten filosofie de enige leerkrachten zijn die tegen hun studenten beweren niets te weten.

Naast die kernpunten, deed het mij persoonlijk veel plezier dat de Matrix een zevental bladzijden lang (toch 5% van het boek volume) als inspiratie dient voor solipsisme (ik ben de enige waarnemer van het universum), dat schrijven met denken en dus met filosoferen wordt gelijkgesteld en tenslotte dat ik eindelijk een bron heb gevonden voor ‘esse est percipi (aut percepe)’ (Berkeley: zijn is waargenomen worden, of waarnemen), dat ik zelf helemaal verbasterd heb leren kennen als ‘zijn is zien. zien is zijn.’

Ik merk met plezier die dingen op die ik al ken, en ga dus misschien wel voorbij aan heel wat nieuw materiaal. Ik schrok toch wel van de terloopse vermelding van starre mensen die geen kritiek dulden. Dat gaat naar het hart van de recente reeks artikelen die ik startte over dominantie, dialoog en wereldbeeld. Maar waar ik uiteindelijk echt stil van werd was de relatie die werd gelegd tussen filosofie en principes, net omdat het werken met principes in mijn job van zo een essentieel belang is.

Stilte. Ik maak dat zelden mee, er is altijd wel ofwel muziek op de achtergrond, ofwel de kinderen met al hun enthousiast geweld, of het is de poes die honger heeft of knuffels wil ‘mioooaaaauw’. En als dan het toch stil is, dan is ze daar, het binnen stemmetje met een monoloog van al dan niet coherente gedachtes. En toch was ik even stil.

Er was namelijk een reden waarom ik dit specifiek boek had opgepikt. Wel om volledig te zijn, waren er meerdere. Ten eerste is mijn vrouw al langer geïnteresseerd in het onderwerp filosofie. Ten tweede, is haar interesse alleen maar vergroot omdat ik er zelf zo vaak over bezig ben. Ten derde, heeft ze dan uiteindelijk een inleidend boek erover gekocht. Ten vierde, lag dat boek nu al een tijdje onaangeroerd op haar nachtkastje. Ten vijfde vraag ik mij zelf al een tijdje af wanneer je jezelf filosoof mag noemen. Ten zesde, merkte ik in mijn vorig artikel op dat ik nu al een derde keer tot een gelijkaardige conclusie kwam waardoor ik mij afvroeg of ik mijn eigen conclusies wel ter harte nam. Ten zevende, stelde ik mezelf daarop de vraag of filosoferen misschien niet een andere vorm is van nutteloze en eigenlijk laffe bezigheidstherapie, waar je er voornamelijk in slaagt om vooral veel te denken en weinig te doen (klinkt als een vakantie bestemming!). Ten achtste, na wat vruchteloos zoekwerk, herformuleerde ik deze lafheid vraag om tot de vraag hoe je ‘goed’ moet filosoferen. En daarop greep mijn hand de kaft.

Goed, dat is een lange paragraaf waarin ik de hele historische beweegreden uitleg die mij leidde tot het oppikken van dat specifiek boek op het specifiek moment dat ik dat deed. De reden waarom ik stil werd kan ik nu ook ontrafelen. Ik klaag namelijk absurditeit aan in mijn professionele leven, dat dus verwant is met filosofie, maar wat ik zelf filosofeer, blijkt de toets naar kwaliteit niet te doorstaan.

Ik werd dus stil omdat mijn gevoel van absurditeit blijkbaar voortkomt uit de ondermaatse kwaliteit van mijn eigen denken.

Het enige wat we weten is dat we niets kunnen weten, alles verandert constant, alles vloeit (ta panta rhei). Als ik dat integreer in de filosofische Drievuldigheid van ontologie, epistomologie en ethiek, dan is mijn eigen filosofische vraag eigenlijk: hoe kan ik juist handelen als ik niets zeker kan weten? En net omdat die vraag zo breed en ongedifferentieerd is (net zoals ‘Wat is de zin van het leven?’), komt er ook een mistig antwoord, een gevoel van absurditeit.

Nu wel, ik startte deze queeste 100 dagen geleden, wat natuurlijk een belachelijk korte periode is voor elk zichzelf respecterende queeste, en daarmee kan je ook nog geen serieuze buit verwachten. Maar ik kan wel alvast voorlopig besluiten dat de vragen die je jezelf stelt bepalen wat je voelt: je wordt het antwoord op je eigen vraag.

vrijheid huist in beperking

Paradox, de Nar in het land van de Waarheid, heeft weer lelijk huisgehouden deze week. Elk van zijn acties op zichzelf genomen lijken onschuldig, maar gezamenlijk bestudeerd, kan je de doeltreffendheid alleen maar bewonderen. Voor dergelijke studies kan je op mij rekenen, uiteraard. Wie zijn vijand bestudeert, moet denken zoals hem, dus trouw aan Paradox, moeten we, om helder te zien, wat wazig kijken (ik doe mijn bril gewoon uit, dus let niet te veel op de extra schrijffouten): het bos zien en niet de bomen, abstractie maken met andere woorden. En als ik je nu zeg, dat jouw jeugd idool eigenlijk een moordenaar is, dat top voetballers eigenlijk filosofen zijn of dat succesvolle zakenmensen zelfmoord plegen, en dat allemaal binnen dezelfde week, zou dat dan jouw ideale wereld beeld niet overhoop gooien?

En natuurlijk, als kers op de taart, dat Michael Jackson imitatoren uiteindelijk sympathie tonen voor terreur? Nu, dat laatste is misschien minder verrassend, Michael Jackson was in zijn tijd best verdienstelijk, ik heb zelf ook nog altijd zijn iconisch album ‘Bad’ liggen, maar ik ga er nu echt niet nostalgisch naar zitten luisteren. Die mensen die dat vandaag wel doen, “You Know I’m Bad, I’m Bad – You Know It (Bad Bad-Really, Really Bad)”, of de moonwalk nadoen, hmmm, zijn toch wel verdachte individuen, zou ik zo zeggen. Grappig op zich, maar niet paradoxaal genoeg voor onze studie.

Het jeugd idool daarentegen, één van de beroemde Power Rangers (de rode), heeft zijn in zijn 37ste levensjaar zijn flatgenoot dodelijk neergestoken met een zwaard (I kid you not). In de serie vocht hij tegen het kwaad, kwam hij op voor de zwakkeren, en dit alles samen met zijn bontgekleurde (gele, groene, …) strijdmakkers, en dit stichtend voorbeeld voor een ganse generatie kinderen is eigenlijk zelf een kracht van het Kwaad!? En wat dan te zeggen van een ster dichter bij huis, profvoetballer Steven Defour, die op de recente commotie rondom zijn persoon reageert met ‘When you have control over your thoughts, you will have control over your life’. Puur stoïcisme, Seneca zou trots zijn op hem. Maar wacht, dit is een voetballer, geen wijze grijze? En dan onze zakenman (ja, een café uitbater is ook een zakenman), die samen met zijn vrouw zijn zaak uitbouwt en door stom toeval ineens in een diepe (spreekwoordelijke) put terechtkomt, die hij uiteindelijk dan zelf maar doet instorten met hemzelf er nog in (minder spreekwoordelijk). Iemand aan de frontlinie van onze welvaartmaatschappij, die geen overwinning kent, maar sneuvelt, niet door een wapenfeit, maar door een domme verkoudheid?

no limitsHet is allemaal subtiel gebracht, maar niet voor hen die aandachtig kijken naar de scheurtjes in het vlies van de werkelijkheid. Haha! Ik zie je wel! ‘Het genie woont slechts één verdieping hoger dan de waanzin.’ zei Schopenhauer, er is dus nog hoop … nog maar een paar trapjes! Hij zei nog iets merkwaardig: ‘Beperkingen maken gelukkig.’ De man was visionair, en recent onderzoek bevestigt  150 jaar later zijn gelijk. Op TED (Technology, Entertainment and Design), een internationale vzw die ideeën verspreid door korte ‘talks’, vindt je zo een talk van psycholoog Barry Schwartz, die de paradox van de keuze bespreekt.  Paradox knikt goedkeurend en wijst naar het aquarium met de kleine vis. Breek het aquarium en het arme visje weet zich geen raad, al die mogelijkheden, waarmee begin ik? En voor dat je het weet is hij voer voor een grotere vis. En wat blijkt inderdaad volgens Barry Schwartz? Onbeperkte keuze lijdt tot verlamming, stress. Vrijheid van keuze voelen we pas echt als er beperkingen zijn. Als we die vrijheid voelen, voelen we ons gelukkig. Als we beperkingen voelen, voelen we ons vrij. Vrijheid huist in beperking.

prettig gestoorde Vikings in Tongeren

Gisteren ging ik met een driekoppige delegatie van mijn gezin naar Tongeren, om ons aldaar in het Vikingfestival onder te dompelen. Het beloofde hoogtepunt van de dag was het avondspektakel Vikimania waarbij een viking boot onder de kundige regie van Stijn Coninx zou verbrand worden. Ja sorry Gentenaars, het licht festival heb ik daardoor misgelopen dit jaar, maar geef toe: een brandende viking boot versus de kunstzinnig verlichte Sint-Baafskathedraal? Het is een verscheurende keuze voor een halfbloed als mezelf. Half Deen, half Hollander, half Limburger, half Gentenaar, dat is al 200% Svend, ja ik ben nogal intens. ‘Intens gestoord ja’, zou mijn dochter daar direct aan toevoegen, en ik zou haar geen ongelijk kunnen geven. Maar die storing helpt dan weer wel om voor elk standpunt open te staan, niet aan het mijne te blijven vasthouden en de dialoog open te houden. Toen de Vikings Tongeren en omstreken rondom 881 bezochten, was dat niet zozeer hun bekommernis. Hun communicatie adviseur had de troepen het volgende leren scanderen, in een vroeg Vlaams dialect: ‘Wrooooaaah! Uw vrouw en uw goud. Wroooaaaah!’. Dat valt dus onder de monoloog, niet direct de meest verfijnde, maar op haar eigen manier wel duidelijk. In de dialoog daarentegen, gaan twee of meer partijen elkaars standpunten onderzoeken om ze op één of andere manier met elkaar te laten vervloeien. Een discussie verschilt hiervan omdat daarin elke partij zijn gelijk wil bewijzen aan de andere(n). De dialoog is dus gericht op openheid, daar waar een discussie typisch tot een gesloten stelling leidt. Dialogen hebben dan ook een open atmosfeer nodig, koppigheid, boosheid en dies meer staan de dialoog in de weg. Recent kon ook Jantje dit ondervinden in de tekenles. Iedereen was ijverig aan het tekenen, maar Jantje zat rustig en tevreden naar zijn leeg blad te kijken, toen de juffrouw hem ter verantwoording riep: ‘Ewel Jantje, heb je weer iets beter te doen dan de rest van de klas?’. Waarop Jantje, verbaasd: ‘Maar neen juffrouw, ik ben klaar met mijn tekening!’. ‘Maar ventje toch, ga je weer onnozel doen? Uw blad is leeg!’. Verontwaardigd probeert Jantje het uit te leggen: ‘Ik heb een grazende koe getekend, juffrouw, maar ze heeft al het gras opgegeten, en ze is nu natuurlijk vertrokken naar een andere weide! Daar kan ik toch niets aan doen?’. Blijkbaar stond de juffrouw zelfs voor die uitleg niet open. Tsja, de dialoog starten, het lukt niet altijd, ‘it takes two to tango’. Een boot in de fik steken, dat lukte gisteren avond dan ook  weer niet zo goed, het kwam wat traag op gang, traagheid is dan ook een typisch Limburgs streekproduct (pas op, ik zelf mag daar grapjes over maken, ik ben daar op gegroeid, maar gebruik dat niet tégen mij in een gesprek!). Maar al bij al toch een geslaagd spektakel, met mijn persoonlijk hoogtepunt Thor die met zijn hamer ronddraait op de tonen van ‘Thunder’ van AC/DC en een oude strijder die hier met zijn kraai over staat te babbelen. Maffe jongens die limburgse Vikings, prettig gestoord.

succes en controle rusten even uit …

LemmingsDe holle race naar succes waaraan wij lemmingen allemaal blindelings meedoen, het blijft mij verbazen. Niet dat ik er me zelf niet schuldig aan heb gemaakt of maak, verre van. Deze week kwam ik al zappend uit op ‘Via Annemie’, een reportage reeks op één, elke donderdag om 20:35, dat deze week over het wel en wee van een gezin ging dat een kippenkraam uitbaat. Ja, gebraden kiekens verkopen heeft hun geen windeieren gelegd. De zoon heeft de bloeiende zaak van zijn vader overgenomen, en de kleinzoon draait ook al mee. Een typische werkdag start tussen 03:00 en 04:00 en wordt afgesloten tegen 21:00. Jawadde. De rustdag is er om het industrieel materieel grondig te reinigen of de kledij van het personeel te wassen en strijken. ‘Je moet vooruit gaan’, is de wijze raad van de West-Vlaamse grootvader. Vakantie? ‘Ja, dat is al gauw 100.000 frank en twee weken sluiten is nog eens 200.00 frank. Als ik dat een paar jaar niet doe, dan heb ik genoeg gespaard voor alweer een nieuwe vrachtwagen. Begrijpt de?’. Voor het goed begrip, de grootvader ging nooit op vakantie. Vooruitgaan geldt ook in tijden van tegenslag, waarvan deze familie niet bespaard bleef. Toen de grootmoeder overleed was de zaak de ochtend daarop open, de klant kan je immers niet in de kou laten staan. Ook de dag na de begrafenis was de zaak open: ‘de mensen hebben hun gerief nodig’. ‘Maar wanneer is het dan genoeg?’, probeert Annemie nog eens vertwijfeld bij de zoon. Zijn vrouw zit namelijk al een hele tijd aan haar fysieke grens, met zware pijnstillers en manuele therapie om toch nog wat soelaas te vinden. Voor haar mag het stoppen, maar ze zal haar man blijven steunen zolang hij dat vraagt. Stoppen zit er nog niet in voor hem, neen dit is pas zijn eerste symbolische verdieping van het huis dat hij bouwt, er moet nog zeker één verdieping bij en uiteraard een dak. Zijn échte huis is een riante villa, met aanpalende grond waarop zijn beesten grazen, en tijdens de reportage zag ik een Mercedes jeep, een Mercedes cabrio en een old timer Mercedes. Niet dat deze mensen lijken te willen pronken, maar naar de maatstaf van de meeste mensen zal dit wel ruim genoeg zijn. ‘Rijkdom is als zeewater: hoe meer men ervan drinkt, hoe dorstiger men wordt’, schreef Schopenhauer. Succes deelt die onverzadigbaarheid die ook rijkdom kenmerkt. De Latijnse stam van succes, is successus wat van succedere komt, opvolgen. Maar wat opvolgen, wie opvolgen? Uiteindelijk stopt het toch, en volgt alleen nog het niets (ja, ik ben op de hoogte dat de meningen daar over verdeeld zijn). selfie on moonIs het najagen van succes dan als het willen planten van een vlag op de maan, en daar een selfie van nemen? Onze eigen kleine hoop op onsterfelijkheid? De elementen onder controle hebben? Kerkhoven wereldwijd liggen bezaaid met mensen die succesvol waren en hun zaken onder controle hadden. Eén van die mensen, een zekere Benjamin Franklin, uitte daarom als waarschuwing aan ons toekomstige generaties lemmingen de nu nog steeds niet ontkrachte basis axioma: ‘There are only two certainties in life: death and taxes’.

ik dacht dat het allemaal méér betekende …

mason‘Boyhood’ is een film met zowel script als regie door Richard Linklater, dat het verhaal brengt van Mason (Junior) tussen zijn 6de en 18de levensjaar. De 158 minuten film zijn gedraaid over een periode van liefst 12 jaar met dezelfde acteurs, en dat is op zich uniek en maakt de beleving des te geloofwaardiger, alsof je naar een montage films kijkt van je eigen achter familie over zee. Op een gezapig tempo beleven we de hoogtes en laagtes mee van Mason, zijn zus, zijn moeder, zijn biologische vader en de andere gezins samenstellingen rondom deze vier mensen doorheen de tijd, aangezien de moeder twee andere partners heeft en de vader één andere partner. De jeugd van Mason verloopt tegen een achtergrond met vader figuren die alcoholmisbruik koppelen aan al dan niet aan fysiek gewelddadig gedrag en met het vaak verhuizen omdat de moeder zich financieel probeert te beteren door bij te studeren en haar carrière anders in te richten. Je zou kunnen stellen dat de jongen het hard te verduren heeft gehad, maar hé, iedereen heeft wel íets om over te klagen (uit zijn jeugd) zeker? En die boodschap van herkenbare verbondenheid en niet veroordelende menselijkheid typeert de film.

Er zijn een drietal dialogen die dit gedeeld gevoel van de ‘condition humaine’  (Is er niets meer dan dit moment? Heeft echt niemand hier een antwoord op?) het scherpst weergeven[1],

Nicole: You know how everyone’s always saying seize the moment? I don’t know, I’m kind of thinking it’s the other way around, you know, like the moment seizes us.

˜

Mason: So what’s the point?

Dad: Of what?

Mason: I don’t know, any of this. Everything.

Dad: Everything? What’s the point? I mean, I sure as shit don’t know. Neither does anybody else, okay? We’re all just winging it, you know? The good news is you’re feeling stuff. And you’ve got to hold on to that.

˜

Mom: [Mason is leaving for college] This is the worst day of my life.

Mason: What are you talking about?

Mom: [Starts crying] I knew this day was coming. I just… I didn’t know you were going to be so fucking happy to be leaving.

Mason: I mean it’s not that I’m that happy… what do you expect?

Mom: You know what I’m realising? My life is just going to go. Like that. This series of milestones. Getting married. Having kids. Getting divorced. The time that we thought you were dyslexic. When I taught you how to ride a bike. Getting divorced… again. Getting my masters degree. Finally getting the job I wanted. Sending Samantha off to college. Sending you off to college. You know what’s next? Huh? It’s my fucking funeral! Just go, and leave my picture!

Mason: Aren’t you jumping ahead by, like, 40 years or something?

Mom: I just thought there would be more.

˜

De film wordt bij Telenet aangeboden via Prime à la carte.

˜ ° ˜

[1] Met dank aan de site imdb om die dialogen ook te citeren uit het script.

de clown lácht de erfzonde weg

copyright Benny de GroveCircus Ronaldo brengt deze kerstvakantie hun circustheater in het NTG met hun show ‘Amortale’. De geschiedenis van de artiestenfamilie Ronaldo kan je op hun website lezen. En in hun brochure lees je over hun ambitie om het theater van de verwondering terug te brengen: “’Amortale’ is een symbiose van tragedie en clownerie, opera en marionettenspel, slapstick en melancholie, van circus en eenvoud. […] Je mag gieren van het lachen maar we sparen je niet van de erfenis van levenspijn, de illusie van afgescheiden te zijn.” Dit zijn topartiesten, muzikanten, acrobaten, comedianten, die met bedrieglijke nonchalance hun talenten gebruiken om een show te brengen die blijft verwonderen en doet (schater)lachen. Hiermee is genoeg gezegd, want deze voorstelling moet beleefd worden, niet besproken. Eén ding wil ik wel nog meegeven, het einde. Het is een vervolg op een eerdere scène die Adam en Eva uitbeelden, in het paradijs. Adam had van de appel gebeten en werd terstond overgoten met water en stond perplex (en nat) over wat hij nu moest doen. Aan het einde van de show weet hij zich wél raad. Hij neemt de rode appel, waaruit hij al een hap had genomen, bekijkt die eens goed, zet hem tenslotte op zijn neus en de regen stopt ogenblikkelijk.

Absurditeit is waarheid gespiegeld in de onverschillige werkelijkheid

annex-chaplin-charlie-modern-times_01-banner“Het verdorven vennootschap” van Philip Blom (uitgeverij De Bezige Bij, vierde druk Augustus 2011) is een opmerkelijk boek. Opmerkelijk door de vlotte stijl waarmee het verhaal wordt gebracht rondom de ontstaansgeschiedenis van de stromingen binnen de verlichting, waarbij de filosofische standpunten worden geplaatst in hun historische context en waarbij we als het ware meekijken over de schouders van de historische figuren met hun standpunten. Opmerkelijk omdat de vragen die die filosofen toen stelden vandaag de dag nog even actueel blijven. En tenslotte opmerkelijk door de manier waarop dit werk zo persoonlijk aanvoelt, alsof de auteur afwist van mijn queeste (zie inleiding op absurdistan) en daarom vele jaren geleden aan dit boek begon. Dat lijkt op het eerste zicht absurd, maar is het misschien wel niet als je ziet dat grote recente denkers als Goethe, Marx, Freud en Nietschze dit verlichtingsdenken voortzetten[i] en dat het dus waarschijnlijk breed maar misschien eerder ongemerkt voortleeft, althans ongemerkt voor mijzelf.

Ik kan onmogelijk recht doen aan dit boek, met zijn 444 pagina’s, in deze korte beschrijving van mijn beleving ervan, en beperk mij daarom bewust tot de hoofdstructuur zoals ik[ii] die  zie. De bindende kracht achter het verhaal is baron Thiry Holbach. Hij was een welgestelde Duitse aristocraat die na zijn opleiding in Leiden de studentikoze avonden van dialogeren die hij daar beleefde wou voortzetten in het mondaine Paris waar hij nu woonde. In die tijd, rondom 1750, was het gebruikelijk om salons te organiseren waarbij er uitgebreid werd getafeld, inclusief genereus geschonken aangepaste wijnen, en waarbij ondertussen onder de kundige leiding van de gastheer of gastvrouw levendige debatten werden gehouden. Het salon van Holbach zou berucht worden als de ontmoetingsplek voor de vrijgevochten geesten van hun tijd, met grote namen als Rousseau, Hume, Grimm en Diderot.

De gespreksonderwerpen van het salon van Holbach waren steevast de verwerping van het geloof (atheïsme) en het bespreken van een nieuw maatschappelijk model dat redelijk en rechtvaardig moest zijn. Op dit soort gesprekken stonden in die tijd zware (gevangenis) straffen, maar de groep rondom Holbach ging zelfs nog een stap verder en publiceerde ook anoniem een reeks pamfletten om de lichtende vlam van de rede door te geven. ‘Sapere aude’[i] was het motto dat de groep belichaamde, en één van haar leden, Diderot, begon daarvoor aan een ongezien karwei dat een kwart eeuw van zijn leven zou innemen, om een encyclopedie uit te brengen. Een primeur voor deze tijd was dat de encyclopedie gesorteerd was volgens het alfabet, waardoor de volgorde van de thema’s niet werd bepaald door de gangbare maatschappelijke geplogenheden (eerst de kerk, dan het koningshuis, …). De encyclopedie zou niet alleen kennis en wetenschap naar iedereen brengen die zich deze uitgave kon veroorloven, toch nog altijd een jaarwedde voor een meester-ambachtsman[ii], maar zou vooral ook erg kritische omschrijvingen over geloof en overheid delen zodat de lezer de stem van de rede kon ervaren en tot eigen inzichten werd aangezet.

Naast Holbach en Diderot krijgt ook Rousseau heel wat aandacht in het relaas, maar het is vooral de breuk die uiteindelijk optrad tussen de filosofen rondom Holbach en Rousseau die veel aandacht krijgt. En het is vooral deze breuklijn die ik hier verder wil belichten. De sterke afkeer van het kerkinstituut en het groeiend inzicht uit de wetenschap met de rede als haar fundament maakte deze laatste tot een ideale kandidaat vervanger voor een nieuw wereldbeeld. De uitwerking van dit nieuw rede-centrisch wereldbeeld leidde echter tot drie fundamenteel verschillende stromingen: romantisch[iii] deïstisch (Rousseau), materialistisch[iv] atheïstisch  (Holbach) en radicaal nihilistisch[v] (Hume) met als fundamenteel verschil het dogma voor zingeving: is het god die zin brengt, de rede of is er gewoonweg géén zin? De eerste keuze is eigenlijk redelijk conservatief, de tweede is gematigd en vervangt een oud dogma door een nieuw dogma[vi] maar eigenlijk is alleen de derde keuze diegene die werkelijk baanbrekend is. Alhoewel, baanbrekend? Heraclitus verkondigde al in 500 voor onze jaartelling over de immer veranderende natuur der dingen (‘ta panta rhei’) waarmee de hoop ooit stabiele onderbouw voor zingeving te vinden van weinig realisme getuigt[vii].

Dat deze drie posities naast elkaar bestaan is begrijpelijk. De conservatieve positie brengt rust[viii] en zekerheid[ix] doordat de dingen die je doet passen binnen een grotere orde maar het maatschappelijk kader legt de individuele vrijheid wel sterk aan banden. De gematigde positie komt in opstand tegen deze onderdrukking en legt de klemtoon op waarheid door eigen ervaring en koppelt individuele zingeving aan maatschappelijk nut[x] (democratie, vooruitgang, welvaart). De radicale positie stelt de rede[xi] zélf in vraag[xii] gezien de onvolmaaktheid van de zintuigen en de allesbepalende invloed van onze vorming[xiii] en daardoor kan deze positie ook geen stichtend verhaal beloven. De radicale positie toont alleen de gitzwarte gapende kloof van het niets waardoor je al snel geneigd bent[xiv] op je schuchtere schreden terug te komen naar de conservatieve of gematigde positie. En diegene die zich in de conservatieve positie onderdrukt voelt en in de radicale existentieel benauwd, ziet zich genoodzaakt tot één van de varianten van de gematigde positie te wenden. Deze persoon zal alle kwaad van de wereld projecteren op die instituten die hij ervan verdenkt onrecht in stand te houden en die mensen beklagen die het licht niet willen zien[xv]. Het is in de gematigde positie dat de huidige belofte ingesloten ligt van persoonlijke groei ten dienste van het algemeen belang[xvi] en de zin die daaruit voortvloeit (zie ook de behandeling van meritocratie in deze post).

Dat mensen tussen deze drie posities zijn verdeeld is ook begrijpelijk als je volgende stellingen aanneemt. Veel mensen willen[xvii] of kunnen[xviii] niet kritisch denken; daarom hebben zij nood[xix] aan een absoluut zingevend (scheppings) verhaal. Anderen willen wél kritisch denken en alles zelf begrijpen; daarom hebben zij nood aan een rotsvast geloof in de onfeilbare rede maar ook in een aanvullend stichtend[xx] principe als de vooruitgang[xxi]. Beide groepen maken zich door hun zelfopgelegde dogma’s ideale volgelingen voor machtssystemen[xxii] bestuurd door een cynische[xxiii] minderheid. Beide groepen zullen hun dogma’s vaak zien botsen op de onverschillige werkelijkheid en daardoor altijd onderhuids blijven twijfelen[xxiv][xxv][xxvi]. En dan rest er een derde minderheidsgroep, aan de rand van, maar niet echt buiten het (machts)systeem, ontdaan van alle illusies[xxvii][xxviii] die aanvoelt dat er een noodzakelijk kwaad van onderwerping en existentiële onrust lijkt te horen bij elke georganiseerde samenleving[xxix][xxx]. Elk organiserend principe (zin) zal zich in de spiegel van de onverschillige werkelijkheid immers tonen als absurditeit (onzin).

[i] Pg 120: ‘Durf te weten’

[ii] Pg 327

[iii] “[…] de Romantiek, met haar verering van het drama van het individu, van innerlijke beroering en transformatie, en van het belang van de natuur als schatkamer van de grote, onuitsprekelijke Waarheid die taal en analyse te boven gaat. Wat [Rousseau] in feite doet, is theologische ideeën omzetten in seculiere taal”, Pg 275 en 276

[iv] ‘dogmatisch’ rationeel?

[v] “niets [is] zeker, afgezien van wat we uit observaties kunnen afleiden, en als die stroom indrukken en ideeën het enige is wat we kunnen weten, dan bestaat ook het ‘zelf’ niet en is er alleen sprake van een achtergrondruis van perceptie en onderling verbonden gedachten die overkomt als een samenhangend wezen dat bestaat in de tijd”, Pg 204, toegeschreven aan David Hume

[vi] “Het antischristelijk standpunt van Holbach en in zekere mate zijn vrienden was in politiek opzicht radicaal en moedig, maar in feite verving het het geloof in religie door geloof in wetenschap”, Pg 209

[vii] Tenminste, als je zijn stelling gelooft en ook consequent doortrekt.

[viii]  “[We zijn] buitengewoon narcistisch: we kunnen gewoonweg niet geloven dat de wereld waarin wij leven ook heel goed zonder ons kan, een dat we niet het doel van de schepping of het middelpunt van het universum zijn.”, Pg 225, toegeschreven aan Holbach

[ix] “God is een logische extrapolatie van onze drang om reden en oorzaak te begrijpen […]”, Pg 161, toegeschreven aan Diderot, geïnspireerd door Spinoza

[x] “Mensen konden gewoon niet aanvaarden dat er wel eens geen God zou kunnen zijn, want dat zou betekenen dat het leven niet inherent zinvol was. […] De vrienden van de rue Royale namen zich voor om de confrontatie met deze ultieme leegte aan te gaan, maar niet voor lang. […] Gelukkig leven, goed leven, hield niets minder in dan hartstochtelijk leven en daarbij alle mogelijke soorten genot verwezenlijken. Maar wel binnen een gemeenschap, waardoor je ook andere levens verrijkt en zelf zo weinig mogelijk schade aanricht”, Pg 265, toegeschreven aan Holbach

[xi]  “En als onze rede niet cartesiaans en objectief is, maar deel uitmaakt van onze ‘organisatie’ […]?”,Pg 335, toegeschreven aan Diderot

[xii]  “Als, zoals Hume zei, het nu eens zo was dat het rationele discours niet meer was dan het in officeel gewaad hullen van de persoonlijke smaak?”, Pg 330

[xiii] “Maar hoe kan een filosoof aan waarheidsvinding doen terwijl hij alleen beschikt over de taal van gewone mensen, die bezwangerd is met bijgeloof en de taal van de abstractie, die geen inhoud heeft? […] Als communicatie nu eens geen manier was om tot de waarheid te komen, maar een web van manipulatie waaruit je niet kunt ontsnappen?”, Pg 246 en Pg247, toegeschreven aan Diderot

[xiv] “[…] niemands constitutie [is] bestand tegen […] radicale twijfel.”, Pg 201, toegeschreven aan Rousseau

[xv] “de Franse filosofen […] ‘lachten om de scepsis van Hume, [en predikten] de principes van het atheïsme met de onverdraagzaamheid van dogmatici en [bejegenden] iedereen die wel geloofde met hoon en verachting”, Pg 211, toegeschreven aan Edward Gibbon

[xvi]  “Vanuit dit utilistisch perspectief wordt wat ‘goed’ is niet bepaald door een goddelijk edict, maar is dat ‘wat werkelijk en voortdurend nuttig is voor individuen die samen een maatschappij vormen’, en  dus is alles ‘slecht’ wat die individuen schaadt.”, Pg 229, toegeschreven aan Holbach

[xvii]  “Gewone mensen geloven alles […] omdat ze lui zijn en geen zin hebben in het kritisch tegen het licht houden van hun overtuigingen […]”,Pg 81, toegeschreven aan Bayle

[xviii] “[…] [er is een] kleine groep mensen die willen denken en daartoe in staat zijn”, Pg 71, citaat van La Mettrie

[xix]  “Mensen die ‘van nature bijgelovig’ [zijn], [hebben] nu eenmaal een fetisj nodig”, Pg 156, toegeschreven aan Diderot

[xx]  “Door deze vrijwillige onderwerping aan de algemene wil verandert het egoïstisch dier dat de mens is in een nobeler, moreel en hoogstaander wezen.”, Pg 283, toegeschreven aan Rousseau

[xxi]  “Hume bespotte ietwat onterecht het blijkbaar onuitputtelijke optimisme van zijn vrienden, die beleven geloven ‘dat de maatschappij in staat is om voortdurend verder te gaan op de weg naar volmaaktheid’, ook al waren er aanwijzingen dat die vooruitgang uiterst beperkt wat.”, Pg 211

[xxii] “’Het gezag heeft belang bij het handhaven van de traditionele manier van denken. De vooroordelen die het nodig denkt te hebben voor het handhaven van zijn macht, wordt met geweld kracht bijgezet, en dat is nooit rationeel.’”, Pg 230, toegeschreven aan Holbach

[xxiii] “De enige stabiele maatschappij was die waarin de verlichte elite met ijzeren vuist regeerde over de grote massa van het domme plebs”, Pg 298, toegeschreven aan Friedrich Melchior Grimm

[xxiv]  “God is een logische extrapolatie van onze drang om reden en oorzaak te begrijpen […] als God alleen maar noodzakelijkheid is, de legitieme loop van de natuur, is het concept in feite overbodig. Wat dan resteert, is de noodzakelijkheid zelf, die de wereld stuurt, maar door niemand volledig kan worden bevat.”, Pg 161, toegeschreven aan Diderot, geïnspireerd door Spinoza

[xxv]  “La Mettrie […] had niet meer gedaan dan de moraliteit van het materialisme tot het uiterste door te voeren. Er was alleen maar genot, al het andere was afleiding, illusie of hypochrisie. […] voor de scherprechter die de natuur was, kon geen moraal standhouden anders dan die van de eigenliefde (en in het verlengde daarvan zelfbehoud).”, Pg 264

[xxvi] “Is de mens een machine, zoals La Mettrie had gesteld, net zomin verantwoordelijk voor zijn handelingen als een schaakautomaat? […] Als evolutionist en materialist is [Diderot] een voorloper van Darwin, alleen kon hij zich nooit van ganser harte achter dit standpunt scharen. Hij wilde de mogelijkheid van een persoonlijke keuze en van goedheid openhouden, naast natuurlijke krachten die van buitenaf op ons wezen inwerken.”, Pg 332

[xxvii] “Hume […] had de menselijke identiteit teruggebracht tot een illusie, ontstaan uit zintuiglijke waarneming en gewoonte.”, Pg 210

[xxviii] “[…] [er is] geen doorslaggevend bewijs dat er iets bestaat buiten onze zintuiglijke waarneming, het is evenzeer onmogelijk te bewijzen dat het niet bestaat. […] De ware filosoof kan dus redelijkerwijze eigenlijk alleen een agnost zijn”, Pg 207, toegeschreven aan David Hume

[xxix]  “Diderot was er net als veel van zijn tijdgenoten van overtuigd dat de democratie in grote samenlevingen waarschijnlijk niet te verwezenlijken was. Daarnaast was hij uiterst sceptisch over macht. […] Macht corrumpeert […] en absolute macht corrumpeert absoluut.”, Pg 302

[xxx] “Maatschappelijke regels waren er voor het gemenebest. Als ze daar niet voor zorgden, waren ze overbodig, en waren heersers dat ook. Er was niet één groots principe, oude traditie of trots geloof dat zich aan deze simpele test kon onttrekken. Maar Diderot besefte dat er geen eenvoudige oplossing was voor alle kwalen die de wereld teisterden. Hij wist niet of een republiek wel kon werken in een groot land, dat vooral werd bevolkt door ongeletterde boeren.”, Pg 373

de duisternis van de verlichting

Ik heb zopas ‘De neoliberale waanzin’ (Paul Verhaeghe, 2012, VUBPRESS) uitgelezen, met als ondertitel ‘Flexibel, efficiënt en … gestoord’. Het is een werk dat aanzet tot nadenken. De vraag die mij bij aanvang van het lezen een tijdje vergezelde was of absurditeit niet een spiegel was (zie bijvoorbeeld “Absurditeit is inderdaad een kwestie van perspectief” in de post “Smakelijk absurd”). En al vanaf de inleiding wordt de relatie gelegd met de eigen identiteit en ons mensbeeld (“de spiegel die ons voorgehouden wordt”[i]) dat hiermee verband houdt.

De centrale stelling[ii] van het boek is dat dat huidig mensbeeld, de huidige cultuur (wetenschap, onderwijs, media, zorgsector), neoliberaal[iii] is. Dit neoliberalisme is gebouwd rondom de principes van de meritocratie[iv], die vrijheid belooft voor elkeen (geen inmenging) en extra inzet éxtra beloont, en daardoor ook belooft om iedereen gelijke kansen te geven. “Samen met het idee van de maakbare mens is het idee van vrijheid de belangrijkste leugen van vandaag”, zo lezen we echter in de conclusie[v]. Een leugen, omdat “[een] kapitalistische meritocratie [stil valt] op grond van de patrimoniumerfelijkheid, een onderwijsmeritocratie op grond van sociale erfelijkheid […]”[vi]. Een leugen, omdat “[…] het idee dat iedereen start met gelijke kansen een illusie [is].”[vii] en dat “[…] de verschillen bij de start het eindresultaat heel sterk bepalen”[viii]. “[…] [Het] idee van het zogenaamde ‘vrije’ individu met onbeperkte keuzemogelijkheden mits eigen inspanning [is] een van de grootste waandenkbeelden van onze tijd.”[ix]. En dat waanbeeld is de voedingsbodem voor de ogenschijnlijke welvaart paradox, “[…] nooit had de westerse mens het zo goed; nooit voelde hij zich zo slecht”[x].

Leugen. Waandenkbeeld. Paradox. Absurditeit. Cultuur. Spiegel. Identiteit.

Op de tast in de donkere kelder, spinnenwebben afvegend van mijn voorhoofd, vermoed ik de verbanden zonder ze precies te kunnen duiden. Maar wanneer je dan je hoofd keihard stoot tegen een muur, dan zie je niet wát er staat, maar je voelt het des te meer. En die spreekwoordelijke in duisternis gehulde muur blijkt de verlichting[xi] te zijn. De verlichting die het startschot gaf om het juk van de klassen maatschappij af te werpen: “égalité, fraternité, liberté!”. Die verlichting stroom kent “[…] een kritische en een constructieve zijde. De kritische zijde neemt het (geïnstitutionaliseerde) geloof en onredelijkheid op de korrel. De constructieve kant zoekt kennis (wetenschap) en nieuwe samenlevingsvormen met als idealen rechtvaardigheid en democratie[xii].” Welke periode hadden we ook al weer voor de verlichting? Precies, de ‘donkere’ middeleeuwen[xiii]. Uit die periode stammen termen als lijfeigenen, ongeletterdheid, inquisitie, kruistochten: onvrijheid van de meerderheid van de mensen met daarbovenop een onredelijk bewind waar de kerk (op zijn minst) mee wordt geassocieerd. Is er vandaag dan niet véél meer vrijheid en gelijkheid? Er zijn in ieder geval méér kansen, dat zal wel waar zijn. En er is altijd wel iemand die het heeft gemaakt met gelijkaardige start kansen als de jouwe, dus op basis daarvan kan je ongelijkheid niet volhouden. Maar is dat nu gelijkheid? “Tuurlijk, er zijn er 100 met dezelfde ambitie en er is plaats voor 2 van hen, dus ze hebben allemaal dezelfde kans.”, zo antwoord de ene. Waarop de andere vervolgt: “De 98 die hun ambitie niet waarmaken, danken dat enerzijds aan hun eigen inzet en anderzijds aan hun (on)geluk. Maar diegenen aan de top die de twee plaatsen uitschrijven hebben de échte kaarten in handen.” De ‘losers’[xiv] krijgen als verwijt van die top dat “[…] hun mislukking hun verantwoordelijkheid is[…]”[xv][xvi]

Die verschuiving van verantwoordelijkheid naar het individu om zijn eigen geluk waar te maken wordt al vanaf het begin aan onze kinderen bijgebracht in hun maatschappelijke vorming. Daar waar er vroeger een eerder autoritaire vorm van onderwijzen werd gehanteerd, moet de leerling zich vandaag beschouwen als een vrije ondernemer die zijn vaardigheden zelfstandig uitbouwt met behulp van anderen[xvii]. Wat hierdoor verloren is gegaan, is de vorming van kennis en cultuur, waarvan waarden en normen onderdeel uitmaken[xviii]. In de plaats “[is er] een nieuwe moraal met haar eigen hogepriesters […]. Het enige gebod is systematic effectiveness […]: meer winst op korte termijn.”[xix] Daarnaast is er ook een belangrijke ethische verschuiving: “[…] als we overal te horen krijgen dat succes de maatstaf is, wat malen we nog om maatschappelijke plichten?”[xx]

Naast de impact op het onderwijs van de meritocratie, toont ze ook in de zorgsector en de academische wereld hetzelfde patroon. Keer op keer leidt het onder cijfers brengen van de ‘merit’, ter bevordering van de effectiviteit, tot het wegfilteren van die zaken die moeilijk te becijferen vallen (esthetische kwaliteit, kwaliteit van kennis, kwaliteit van dienstverlening[xxi]), waardoor de gemeten kwaliteit verhoogt, maar de echte kwaliteit verlaagt en de diversiteit verdwijnt. Waardoor de “[kandidaat winnaars] beginnen te mikken op uiterlijke factoren, om toch maar als de beste over te komen.”[xxii]

Om terug te komen op de beginvraag: is absurditeit een spiegel? Het doet me denken aan de vraag: indien vissen taal kennen, hebben ze dan een woord voor water? Een vis die altijd door water wordt omgeven, beseft de aanwezigheid niet van dat water, het is te vanzelfsprekend (dat blub ik toch). Totdat die vis wordt opgevist en begint te spartelen op het droge. Dan pas zal hij, door het contrast, beseffen dat er ‘iets’ ontbreekt, en dan zal hij voor dat ‘iets’ een woord zoeken. Is onze cultuur voor ons wat het water is voor de vis?

Welnu, deze vis heeft zich terug in het water weten te spartelen, en herinnert zich pijnlijk het aas van de verlichting en de duisternis die ze blijkt te veroorzaken. De queeste (zie ook Is absurditeit uitroeibaar?) zet zich daarmee voort met het lezen van “Het verdorven vennootschap[xxiii].

[i] pg. 9

[ii] pg. 11

[iii] Het verschil met het klassiek liberalisme is dat de rol van de staat wordt geminimaliseerd (pg. 12)

[iv] “[…] loon naar werken, iedereen krijgt wat hij verdient, loontje komt om zijn boontje, zoals men zaait, zo zal men oogsten […]” pg. 13. “De macht (kratos) dankzij de inzet, de verdienste (meritos)” pg. 13

[v] pg. 39

[vi] pg. 38

[vii] pg. 14

[viii] pg. 15

[ix] pg. 15

[x] Pg. 8

[xi] Pg. 13: “Eigen capaciteit in combinatie met een volgehouden inspanning werden  de nieuwe criteria voor maatschappelijk success. Dit verlichtingsidee […]”

[xii]Bron: Wikipedia

[xiii] Strikt gesproken zou er tussen de verlichting en de middeleeuwen eerst de renaissance moeten geplaatst worden, maar zelfs in dat geval komen de middeleeuwen voor de verlichting, alleen niet nét ervoor. Hiermee lijkt mijn (artistieke) vrijheid gepermitteerd, maar ‘o sta op’ beter geïnformeerde lezer en vul mij aan waar nodig.

[xiv] Pg. 33 vermeld dat dit het voornaamste scheldwoord is vandaag de dag op scholen.

[xv] Pg. 38

[xvi] Pg. 40

[xvii] Pg. 32 en pg. 33

[xviii] Pg. 31

[xix] Pg. 40

[xx] Pg. 43

[xxi] Pg. 34

[xxii] Pg. 36

[xxiii] dat ook door Paul Verhaeghe wordt geciteerd op de laatste pagina, Pg. 44

How to boil a frog V4 by AngiWallaceB

smakelijk absurd

How to boil a frog V4 by AngiWallaceB

De expert” is een hilarische parodie op het soort absurd gedrag waaraan bedrijven zich (soms) schuldig kunnen maken. Het is een kortfilm van een zevental minuten waarin het begin van een opdracht van een klant aan een leverancier wordt getoond. De klant is vertegenwoordigd door de marketing verantwoordelijke en een designer, en de leverancier is er met een driekoppig team van de account manager, een project leider en de expert. Als er één ding is dat je moet doen vandaag, dan is het die film nú bekijken (mocht je hem nog niet kennen, anders ben je vrijgesteld). Nu we dat achter de rug hebben, kan ik het script even uit elkaar trekken en de clou delen.

Laten we eens op een rijtje zetten wat er gebeurt in dit verhaal. De oorspronkelijke opdracht, een strategisch marketing project voor de klant, is om 7 loodrechte rode lijnen te tekenen, sommigen met groene en sommige met transparante inkt. Bij navraag blijkt dat de opdracht gever niet weet waaraan de lijnen loodrecht moeten zijn (aan elkaar?), laat staan dat men twee loodrechte lijnen herkent als die worden getekend. Om die onwetendheid verder te illustreren wordt er een driehoek getekend door de klant als voorbeeld van wat de opdracht is. Maar dat zijn dus drie lijnen, geen zéven, waarvan er trouwens geen enkele een hoek van 90° heeft en het is bovendien getekend in blauwe inkt. Als er referentie wordt gemaakt aan de wetten van de meetkunde worden deze afgedaan als niet relevant. En ook het feit dat alleen rode inkt rode lijnen kan voortbrengen is een vaststelling die zonder gevolg blijft. De opdracht gever hanteert zich dus duidelijk van begrippen die ze niet begrijpt: het woord hiervoor is incompetentie.

Nu, dat kan geen probleem zijn, in een groep van vijf mensen kan dit gecompenseerd worden, en daarom doe je tenslotte ook beroep op experten ter zake, de leverancier in dit geval. Maar zowel aan de kant van de klant als aan die van de leverancier speelt naast incompetentie een tweede bepalende factor mee: onverschilligheid. Een gezonde reactie van de marketing verantwoordelijke zou zijn om samen met de designer de opdracht eerst intern verder te verduidelijken, in plaats daarvan wordt de leverancier onder druk gezet onder het mom van ‘wij zijn toch de klant!’. En dezelfde gezonde reactie van de leverancier zou zijn om aan te bieden de opdracht eerst samen helder te krijgen vooraleer verder te gaan, maar de accountmanager stuurt aan om de opdracht binnen te halen en ook de project leider noteert slaafs de opdracht zonder de haalbaarheid ervan te toetsen. Engagement zou inhouden dat men zich begaan voelt met de opdracht, dat men zich persoonlijk verbind met de opdracht, zowel voor de klant (“Ik wil dit.”), als voor de leverancier (“Ik begrijp dat, ik kan dat, ik zal dat doen.“). Zo gesteld verdienen beide partijen elkaar misschien wel, ze begrijpen er niets van en ze geven er niet om, dus ze zullen wel krijgen wat hun toekomt zeker? Door de onverschiligheid wordt de incompetentie weggemoffeld en zelfs aangemoedigd, zodat de oorspronkelijke opdracht wordt uitgebreid met één lijn in de vorm van een schattige kitten, en het opblazen van een rode ballon, ook in de vorm van een kitten.

Er is echter nog een derde bepalende factor in de dynamiek van deze vergadering, en dat is de expert. Wel, hij wordt in het begin van de vergadering als expert ‘rode lijnen’ voorgesteld, net nadat die term is gebruikt door de klant, en onze expert kijkt daarop zelf even verbaasd om direct daarna zijn gezicht plat te strijken en bevestigend te knikken. Hij is de enige persoon die geduldig blijft proberen om de opdracht te verduidelijken. Hij begint met een duidelijk en overtuigd “neen, dit is niet mogelijk”. Maar dit wordt weerlegd door de project leider die verduidelijkt dat een expert dit wel kan, en hij is nu eenmaal de expert. Dan probeert mij het met humor – hij ziet zelf de ernst van het probleem nog niet in – en grapt dat voor kleurenblinden groene lijnen geen verschil zullen uitmaken maar dat het doelpubliek van de klant toch niet 100% uit kleurenblinden zal bestaan. Hierop antwoord de marketing verantwoordelijke zonder verpinken met “het is dus mogelijk?”. Hij tekent een voorbeeld van loodrechte lijnen, hij haalt meetkunde aan, hij legt uit dat een kitten geen rechte lijn is, hij geeft niet op. Totdat hij de uitzichtloosheid van de situatie inziet en de rol aanneemt die hem wordt opgelegd en verklaart “natuurlijk kan ik dat, ik kan alles, ik ben de expert”.

De expert is als de enige radeloze kikker in het traag opwarmend water die merkt dat het sebiets gaat koken. ‘Bwwurp, bwwurp?’ vraag hij aan zijn mede kikkers, die allemaal op hun rug drijven met een zonnebril op. Hij is ook de enige met een boek in zijn hand, zo merkt hij. En hij heeft ooit gelezen over een berucht experiment waarin ze een kikker in een kookpot gevuld met lauw water staken en traag de temperatuur tot het kookpunt opvoerden. De kikker werd doodgekookt omdat hij door de trage verandering in temperatuur nooit uit de aangenaam warme pot sprong.

Als hij daar over begint, worden zijn mede kikkers boos. “Warempel! Kan je niet wat positiever zijn, en je steentje bijdragen?” Dat experiment, is dat niet eerder een ‘urban myth’ (en dat lijkt inderdaad zo te zijn)? En zelfs, als het waar was, waarom denkt hij dat zij in een soortgelijke situatie zaten?

Omdat hij blijft aandringen, tot bij de hoofdkikker, vraagt deze laatste het aan de kampioen vliegen vanger omdat die regelmatig uitspraken doet over de relatie tussen het weer en zwermen van vliegen. Daarmee, wordt er gesteld, is hij expert terzake inzake zijn vraag. Als hij dat hoort, denk hij alleen nog maar ‘hunk?’. De kampioen twijfelt echter geen seconde, zo zegt hij terwijl hij strak in de ogen van de hoofdkikker blijft kijken, dat er “geen vuiltje aan de lucht” is. Gewoon een wat milde herfst. “Maar we zijn in de winter!”, antwoord onze jammerende kikker nog, als iedereen alweer weg zwemt.

‘Bwwurp!’.

Kikkerbilletjes met look, echt zo een typisch gerecht dat vroeger werd gegeten als we op een zondag middag in de Ardennen gingen wandelen. Dus voor die ene kikker lijkt de zaak absurd, maar voor onze zondag wandelaar ligt het helemaal in de lijn van de verwachtingen.

Absurditeit is inderdaad een kwestie van perspectief. Laat het smaken!

Vergaderen: hoe we elkaar noodgedwongen dommer maken

Ik ben blijkbaar geabonneerd op een forum, want ik krijg er elke week een mailtje van. En af en toe, meestal op een zaterdagmorgen, blader ik door de artikels van die week om naar iets interessant te speuren. Het forum heet Quora, en het idee is dat mensen er vragen stellen, anderen deze beantwoorden, en iedereen kan stemmen over wat het beste antwoord is op die vraag. Laatst zat er een vraag bij die mijn aandacht trok: ‘hoe zou het zijn om een IQ van 1000 te hebben?’. Het top antwoord op die vraag is erg onderhoudend, en start met de nuchtere vaststelling dat een dergelijk persoon vooral erg eenzaam en gefrustreerd zal zijn. De beperking is immers de omgeving die gewoonweg niet kan volgen, noch met het geven van informatie, noch met het verwerken van besluiten van ons super genie, waardoor diens potentieel onbenut blijft.

En dat jammerlijk besluit rondom onbenut potentieel doet mij denken aan het bij wijlen hilarische ‘Vergaderen? Niet doen!’ van Ellen de Bruin (Business contact, 2014). Ik schrijf hier hilarisch omdat ik letterlijk zat te lachen terwijl ik het aan het lezen was, ’s ochtends vroeg op de trein, en daardoor herhaaldelijk verbaasde blikken opving van de voornamelijk nog slaap-verdoofde mede reizigers, allemaal op weg naar hun eigen serie van vergaderingen voor die dag.

Maar los van de vlotte schrijfstijl en de laagdrempelige[i] manier waarop het onderwerp wordt gebracht, is de conclusie rondom het nut van vergaderen vernietigend. Waarom blijven we dat dan toch allemaal collectief doen? “Het is […] een ritueel” (pg8), “Een vergadering is in feite een toneelstuk” (pg19), “Veel managers […] hebben het idee dat het moet. Het is nu eenmaal wat ze doen, het is hun werk.” (pg10). “[…] mensen met macht [moeten] anderen zover krijgen dat die doen wat zij willen” (pg87). Vergaderingen lijken dus wel een noodzakelijk kwaad.

En als je alles even op een rijtje opsomt, dan wordt duidelijk hoe boosaardig dit kwaad wel niet is. Laten we deze opsomming, helemaal trouw aan de vergadercultuur, even doen in bullets, gegroepeerd in het thema groep-efficiëntie en beïnvloeding:

Groep-efficiëntie:

  • “[…] niemand heeft er […] zin in […]” (pg72) (ego depletion)
  • “Vage, voorzichtige taal […] is de norm in vergaderingen […].” (pg89)
  • “Hoe groter de groep, hoe minder moeite mensen doen” (pg24) (Ringelmann-effect, aangeleerde hulpeloosheid)
  • “Vooral groepen mensen schuiven beslissingen graag vooruit.” (pg73)
  • “mensen […] laten zich snel[…] verleiden om met de meerderheid mee te gaan” (pg36)
  • “[…] vergaderende mensen [zijn] heel slecht in het uitwisselen van informatie.” (pg66)
  • “eigen argumenten […] [zijn] meer waard dan andere” (pg37) (endowment effect)
  • “anderen luisteren vaak niet eens” (pg37) (scallop effect)
  • “[…] vergaderingen nemen […] irrationele beslissingen aan de lopende band.” (pg76) (sunk cost effect)
  • “[…] losse brainstormers [zijn] veruit superieur […] aan groepsbrainstormers” (pg50)
  • “[…] naarmate er meer mensen meevergaderen, wordt het probleem erger.” (pg69)

Beïnvloeding:

  • “Spreektijd en zelfverzekerde uitstraling […] hangen samen met zelfoverschatting” (pg31)
  • “angst om iemand met een hogere status tegen te spreken ligt diep onze hersens verankerd” (pg32)
  • “Er zijn […] subtiele manieren om […] een groep akkoord te laten gaan met een besluit” (pg63) (framen, reactance)

De slotsom lijkt dan ook te zijn dat we met vergaderen elkaar noodgedwongen (beïnvloeding) dommer (groep-efficiëntie) maken. Ik kan hiermee alleen maar de auteur bijtreden in haar inleiding, om ‘met die mooie combinatie van wanhoop en hoop over vergaderen na [te] denken” (pg12).

[i] Ter onderbouwing van de argumenten, is er een rijke literatuurlijst bijgevoegd.

je moet mensen strelen of kelen

Vanaf mijn eerste contact op de schoolbanken met het Machiavellisme, heb ik het er moeilijk mee gehad. Ik heb het vooral leren kennen als ‘het doel heiligt de middelen’, en dat is, voor de goed orde, vies. En toch. Toch is de mens een sociaal dier, sociale dieren begeven zich in groepen, en in groepen heb je leiders en volgers. En de vraag rijst of leiders wel op dezelfde manier kijken naar ‘het doel’ als de volgers. En toen ik laatst een vertaling van Il Principe[i] (de heerser) meenam uit de boekenwinkel en die in mijn boekenkast plaatste, merkte ik dat ik er al een eerdere vertaling van bezat. Blijkbaar was het niet de eerste keer dat ik mezelf hierin wou verdiepen. Ik was nu vooral geïnteresseerd in het opsnuiven van het wezen van dit werk uit 1513, en in de vraag of er énkel koele berekening in schuilt.

Welnu, ik kan niet bevestigend op die vraag antwoorden. Ik kan na het lezen van dit werk niet besluiten dat deze zienswijze een bepaalde moraliteit uitsluit. Wat ik wel kan besluiten is dat ze vooral een praktische insteek predikt, die een leider (heerser) best volgt als hij zijn doel wil bereiken. Dat dit doel binnen een bepaalde morele context is gevormd wordt nergens in vraag gesteld. Er wordt wel gesteld dat de moraliteit van een leider niet dezelfde regels volgt is als die van zijn volgers[ii] en dat de handelswijze van de leider vooral praktisch is, gericht op het bewaken van de bron van zijn macht.

Dit lijkt een louter praktische beschouwing te zijn, maar maak geen vergissing, de toepassing ervan is meedogenloos. Ter illustratie, het droog advies van Machiavelli bij het verwerven van een nieuw gebied[iii] is “[o]m het bezit van zo’n gebied veilig te stellen is het voldoende om de vorstelijke familie die er regeerde onschadelijk te maken”[iv]. De reden waarom dit onschadelijk maken noodzakelijk is, is eenvoudig: “[…] je moet mensen strelen of kelen: want voor milde maatregelen die hen treffen nemen ze wraak, en tegen meedogenloze maatregelen staan ze machteloos. En dus moet je mensen, als je ze treft, zo hard treffen dat je voor hun wraak niet beducht hoeft te zijn.”[v]

Dit advies doet mij denken aan het gezegde ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’. Dokters hebben natuurlijk wel zoiets als de eed van Hippocrates die onder andere ook inhoudt “nooit iemand kwaad te doen“, dus ik geef toe dat de vergelijking niet ideaal is. Maar als de beginnende wonde een ziekte is aan de bron van je macht, mag je inderdaad geen halve maatregelen treffen als je wenst dat die bron niet helemaal verrot. Want mocht het zover komen dan verdwijnt met de bron ook de eraan onttrokken macht zelf en het potentieel van die macht. En als je die lijn van denken volgt, dan komt de zachtheid van het gezegde volledig tot uiting: ben je inderdaad geneigd zacht te zijn en mensen te sparen voor het ongemak van de korte pijn, dan mag je verwachten dat dit je macht uitholt waardoor je uiteindelijk je eigen objectieven ondergraaft. De goede dokter, in tegenstelling tot de zachte dokter, kiest hier dus resoluut voor de korte pijn, zelfs als de patiënt hier niet mee instemt, de goede dokter weet het immers beter. “[…] want met een handvol exemplarische maatregelen zal hij barmhartiger zijn dan diegenen die door overdreven barmhartigheid de zaak uit de hand laat lopen […]. Want onder dit laatste lijdt doorgaans een hele gemeenschap, en onder harde maatregelen van een vorst lijdt slechts een enkeling”[vi]

Met een aparte twist wordt er verder ook uitgelegd dat er nog een extra reden is waarom de dokter het beter weet: de patiënten zijn onwetend en bovendien niet te vertrouwen. “Want iemand die zich in elk opzicht goed wil betonen, gaat onvermijdelijk te gronde te midden van de velen die niet goed zijn.”[vii] Dit is een variatie op het thema dat ik ook aanhaal in waarheid is conventie, waarde niet. Wat als goed wordt bestempeld door de gemeenschap (de volgers) is inderdaad een conventie, wat je als individu (de leider) goed vindt is niet voor discussie vatbaar. En het is die volgzaamheid van de massa, haar drang naar conventionaliteit, dat als wapen tegen haar wordt gebruikt “weinigen durven niet in te gaan tegen de mening van de velen”[viii] “[…] de massa wordt gewonnen met de schijn der dingen […] voor de enkeling is geen plaats als de massa ergens steun kan zoeken”

De goede heerser zelf kunnen we herkennen aan een aantal kenmerken, maar vooral zijn onafhankelijkheid, die hij heeft dankzijn zijn bron. Hij moet dan ook voor alles ervoor waken “[niet] de speelbal [te] worden van andermans willekeur”[ix]. Die onafhankelijkheid zie je ook in zijn daadkracht: hij is omringd door een bekwaam team van medewerkers[x] (een slechte heerser is dus omringd door onbekwame medewerkers), bezit zelf over de nodige competenties[xi], laat zich bijstaan door adviseurs, maar neemt zijn besluiten zelf en komt daar niet op terug[xii]. “Wie anders handelt, wordt of door hielenlikkers naar de ondergang gevoerd of verandert door alle adviezen die hem worden verstrekt voortdurend van mening, zodat men geen respect meer voor hem heeft.”[xiii] Dit is een erg bondige behandeling van hetzelfde thema in mijn eigen artikel over het delegeren van kritisch denken.

Maar zelfs voor deze goede heerser bestaat geen garantie voor onafgebroken succes, “[g]egeven […] het feit dat de fortuin de tijden doet veranderen en de mensen hardnekkig aan hun aanpak vasthouden, is mijn conclusie dat mensen succes hebben zolang beide zaken harmoniëren, en dat [ze] succes zien ophouden als dat niet meer het geval is.”[xiv] Ook deze denkwijze is mij niet vreemd (zie bijvoorbeeld de sectie Hoop als gedeeld project in waarom projecten blijven falen).

Tot mijn eigen verrassing vond ik dus toch wat parallellen met dit klassiek en berucht werk en mijn eigen denken, alhoewel niemand mij ervan zal verdenken een actieve Machiavellist te zijn, eerder het tegendeel. Maar wat is wijsheid in deze? Vanaf het moment dat je zelf een doel stelt, als sociaal dier binnen een groep, zal je best de regels van de jacht volgen of aanvaarden ze te ondergaan. Ben je jager of prooi? Of met de woorden van Machiavelli: “Wie ongewapend is, is geen partij voor wie gewapend is”[xv].

[i] De editie die ik heb gelezen is Il Principe, vertaald, ingeleid en van aantekening voorzien door Paul van Heck, bij uitgeverij Ambo, 2012. Deze editie geeft eerst een uitgebreide inleiding op de historische context en ook over de persoon Niccolo Machiavelli zelf, alvorens de tekst te behandelen. Verder zijn er uitgebreide aantekeningen over de vertaling en duiding over historische figuren of evenementen uit de brontekst.

[ii] “En daarom dient een vorst zo verstandig te zijn de schande te vermijden van de ondeugden die hem de macht zouden kosten, en de ondeugden die hem de macht niet zouden kosten te vermijden indien mogelijk; maar als dat niet mogelijk is, laat hij zich niet bezwaard voelen om dienovereenkomstig te handelen.” Pg. 169 al. 11

[iii] dat tot hetzelfde land behoort en dezelfde taal gebruikt als het reeds veroverd gebied

[iv] Pg. 123 al. 10

[v] Pg. 124 al. 18

[vi][vi] Pg. 172 al. 4

[vii] Pg. 169 al. 5

[viii] Pg. 177 al. 17

[ix][ix][ix] Pg. 198 al. 21

[x] “Wil men zich een idee vormen van de intelligentie van een vorst, dan dient men op de eerste plaats te kijken naar de mensen met wie hij zich heeft omringd. Zijn die capabel en trouw, dan kan hij altijd als intelligent worden aangemerkt, omdat hij hun capaciteiten heeft weten te onderkennen en hun trouw heeft weten af te dwingen. Zijn zij dat niet, dan zal het oordeel over hem altijd ongunstig moeten zijn: want dat is de fout die hij bij deze keuze maakt, alleen maar zijn eerste fout”. Pg. 196 al. 2

[xi] ”[…] een vorst die zelf van inzicht is gespeend, valt ook niet goed te adviseren”. Pg. 197 al.4

[xii] “[…] een verstandig vorst […] dient in zijn apparaat een aantal wijze mannen op te nemen, en alleen deze uitverkorenen toe te staan vrijuit te spreken, en alleen over zaken waarnaar hij informeert […]. Vervolgens dient hij naar eigen goeddunken te besluiten.” Pg. 197 al. 4 “Behalve de mening van deze personen dient hij niemands mening te aanhoren, vast te houden aan zijn besluiten en te volharden in de uitvoering ervan” Pg. 197 al. 6

[xiii] Pg. 198 al. 11

[xiv] Pg. 203 al. 25

[xv] Pg. 166 al. 5

The Counselor: jager of prooi?

Afgelopen maandag keek ik naar The Counselor. Ik heb al wat films gezien, maar net zo als ik vroeger met plezier kon uitkijken naar junkfood, maar er nu enkel nog een indigestie aan over houd, zo ben ik gaandeweg ook mijn enthousiasme voor films verloren. Als ik dan toch nog eens een film uitkijk, is dat meestal omdat ik niet in slaap ben gevallen. Met The Counselor was ik echter al vanaf het eerste moment alert, dit was toch iets anders.

De openingsscène, met Laura (gespeeld door Penelope Cruz) in een bed-scène met het hoofdpersonage, de Counselor (gespeeld door Michael Fassbender), geeft een erg intieme kijk op de prille sexuele ontdekkingen van een koppel dat elkaar net gevonden heeft. Anders dan in veel films komen de personages hier kwetsbaar over en is de in deze context obligate blinde lust of dominantie afwezig. Ook de mise-en-scène is apart, we filmen onder de lakens met voornamelijk Penelope’s gezicht in close-up. Door de zwarte eye-liner en satijnrode lippenstift, contrasteert haar gezicht warm en zacht met het wit van de lakens. Deze eerste intieme scène zuigt je al direct mee in de film, emotioneel en visueel.

Al snel daarna wordt de toon gezet van de film die er één is van nakend onheil, een bevreemdend gevoel, dat waarschijnlijk erg herkenbaar is voor dieren die gebiologeerd staren naar snel dichterbij razende koplampen, totdat die lichten voor hun finaal uitgaan. Deze donkere ondertoon wordt zachtjes ingeleid door de vreemde gelatenheid die de Counselor volhoudt. Enerzijds geeft hij blijk van uiterlijk succes door zijn verzorgd voorkomen, zijn riant huis, zijn riante wagen, en de volharding en capaciteiten die we daarbij veronderstellen maar anderzijds lanceert hij zichzelf in een avontuur waar hij overduidelijk niet op voorbereid is. Hij wilt één grote deal doen binnen het drugs milieu om daarmee zijn financiële problemen op te lossen. Zijn technisch legale kennis is daarvoor een troefkaart, maar zijn contact, Reiner (Javier Bardem), en later ook diens associé, Westray (Brad Pitt), maken de Counselor duidelijk dat hij géén idee heeft van de schaduwzijde van de maatschappij en wat daarin allemaal mogelijk is. Op die feedback reageert de Counselor eerder apathisch, alsof hij wel degelijk aanvoelt dat wat hij in gang zet tegen hem zal werken maar het toch niet kan stoppen. Is het een vorm van negatie, is het paniek of is het naïviteit? In zijn doen en laten geeft de Counselor anders niet direct uiting van paniek of naïviteit, dus het lijkt eerder op negatie te duiden. Veel later in de film, als de dominosteentjes bijna allemaal zijn gevallen, dan krijgt hij ook inderdaad keihard het advies[1] die negatie te stoppen en de consequenties van zijn keuze te aanvaarden.

Die keuze is hebzucht[2], hebzucht als volgehouden materialistische dwanghandeling, hebzucht als existentieel antwoord op de duisternis[3]. En dat verklaart ook de psychologie achter de immense gok die de Counselor inzet, alles of niets, en waarom hij hier niet meer van weg kan lopen, waarom hij blijft staren in die koplampen. Hij kan en wil zich gewoonweg geen alternatief voorstellen zonder al zijn luxe.

Dwars op die houding lijkt die van Malkina te staan, zij is de extreme belichaming van de eerder vermelde schaduwzijde. Cameron Diaz brengt hier een voor haar erg atypische rol, waarin ze voor één keer niet het immer irritant uitgelaten plastiek aanvoelend lachebekje is, maar een koele berekende tacticus, een jager. Niet voor niets houdt ze twee cheeta’s als huisdier en heeft ze ook zelf luipaard vlekken getatoeëerd op haar rug. Voor haar is enkel het roofdier in staat zijn zijn volledig te vertalen in zijn handelen. Mensen bereiken die puurheid nooit[4], om doden of gedood worden als enige drijfveer te bewaren. Deze houding maakt Malkina tot de bestuurder van het voertuig wiens koplampen de Counselor gevangen houden in apathie.

De spiegel die deze film biedt, via weliswaar extreme personages, over ongebreidelde consumptiedrang en haar zelfdestructieve voltooiing is erg actueel. Maar naast het archetype van het solitaire roofdier, die zich bewust buiten en boven de gemeenschap stelt, toont de film verder alleen maar prooien die binnen de gemeenschap ten onder gaan aan hun zelf opgelegde dwanghandelingen[5] of simpelweg aan algemene onwetenheid. Daardoor is de eindscore van deze film cynisch en haar sombere sfeer blijft lang nazinderen.

Er valt nog veel meer te ontdekken in deze film, zowel qua plotwendingen, expliciete scènes als dialogen, en ik raad hem alvast sterk aan, ondanks de wisselende en gemiddeld matige beoordelingen op bijvoorbeeld imdb (http://www.imdb.com/title/tt2193215/).

De film is op dit moment aangeboden via Telenet Rio.


[1] Counselor: Will you help me?

Jefe: I would urge you to see the truth of the situation you’re in, Counselor. That is my advice. It is not for me to tell you what you should have done or not done. The world in which you seek to undo the mistakes that you made is different from the world where the mistakes were made. You are now at the crossing. And you want to choose, but there is no choosing there. There’s only accepting. The choosing was done a long time ago… Are you there Counselor?

[2] Malkina: Greed really takes you to the edge, doesn’t it?

Reiner: That’s not what greed does. That’s what greed is.

[3] Diamond Dealer: To partake of the stone’s endless destiny, is that not the meaning of adornment? To enhance the beauty of the beloved is to acknowledge both her frailty and the nobility of that frailty. At our noblest, we announce to the darkness that we will not be diminished by the brevity of our lives.

[4] Malkina […] The hunter has grace, beauty, and purity of heart to be found nowhere else. You can make no distinction between what they are and what they do. And what they do is kill. We, of course, are another matter. It is our faintness of heart that has driven us to the edge of ruin. Perhaps you won’t agree, but nothing is crueler than a coward. And the slaughter to come is probably beyond our imagining.

[5] Of zelfgekozen zondes, de film tagline is ‘sin is a choice’.