waarheid is conventie, waarde niet

Wat is waar? Datgene wat overeenstemt met de werkelijkheid[i]. Laten we die definitie eens van naderbij bekijken. Er wordt geopperd dat er zoiets bestaat als de werkelijkheid, dat er ook zaken bestaan buiten de werkelijkheid, anders zou alles werkelijk zijn en hadden we het onderscheid niet nodig en tenslotte wordt er ook gesteld dat zaken in overeenstemming kunnen gesteld worden met die werkelijkheid. Hoe die toetsing concreet moet gebeuren wordt niet verduidelijkt. Naar praktische richtlijnen kom je niet echt ver met deze definitie.

Ik zelf, in de praktijk, gebruik mijn zintuigen om een mentaal beeld te scheppen van de fysieke zaken via geur, geluid, smaak, beeld, warmte, textuur, gewicht en al die sensaties worden dan razendsnel vergeleken met mijn interne klassementen. Als het oranje is, rond, niet al te zwaar is en wat meegeeft als je erop duwt gaat het lichtje van ‘appelsien’ knipperen, als het ware. Als ik in het geval van de appelsien, iemand zou horen zeggen ‘banaan’, dan zou ik besluiten dat dit onwaar is, niet in de overeenstemming met de werkelijkheid.

Welnu, de uitspraak van die persoon is onwaar. De appelsien echter blijft werkelijk of we haar nu appelsien of banaan noemen, het zal de sinaasappel een worst wezen, om een redelijke wansmakelijke metafoor te gebruiken (althans ik zie worst met appelsien culinair niet echt werken).

Appelsien is een naamgeving, een etiket, die past binnen de Nederlandstalige taalgemeenschap. Het etiket is niet de realiteit, de realiteit bestaat er los van. Maar ik kan wel toetsen of het juiste etiket wordt gebruikt, voor mijn taalgemeenschap, en ik kan toetsen of het mentaal beeld dat volgt uit mijn sensaties inderdaad overeenstemt met dat waar ik het etiket voor gebruik.

Als ik iemand ‘orange’ hoor zeggen, dan is die uitspraak wél in overeenstemming met de werkelijkheid, als ik mijn Frans nog een beetje beheers tenminste. Maar we zijn nog steeds bezig over dezelfde appelsien die blijkbaar anders wordt benoemd door twee taalgemeenschappen.

Als het gaat over het herkennen van een voorwerp (uit de werkelijkheid), dan gebeurt dit dus door middel van onze zintuigen en de naamgeving voor dat voorwerp is een conventie binnen een taalgemeenschap. Als het gaat over de werkelijkheid zelf, stellen we anderzijds vast dat deze indifferent is voor naamgeving, voor taal.

Tot hiertoe is de situatie betrekkelijk eenvoudig, als het gaat over de waarheid volsta ikzelf als observator, de werkelijkheid als geobserveerde, mijn zintuigen als fysieke voelsprieten met die werkelijkheid en mentale modellen om die werkelijkheid te catalogiseren (taal).

Laten we het interessanter maken, onze zoektocht naar de waarheid en de werkelijkheid uitbreiden zodat ze naast appelsienen ook ideeën bevat over bijvoorbeeld een vakantie plannen naar Spanje of de mening dat appelsiensap veel lekkerder is als appelsap.

Wanneer zijn die ideeën nu waar? Wanneer zijn ze in overeenstemming met de werkelijkheid? Voor zover ik kan nagaan, is het idee dat ik vorm over mijn vakantie naar Spanje erg waar. Of ik daadwerkelijk naar Spanje zal gaan op de termijn waaraan ik denk, en of het allemaal zo zal verlopen als dat ik nu denk, dat is nog van een andere aard. Dat gaat niet zozeer over de werkelijkheid van het idee, als mentale ervaring, maar eerder over de mate waarin ik denk dat dit idee overeenstemt met de toekomst. Is het eerder een fantasie, een dagdroom, of is het al een redelijk doordachte aanpak met geplande rondtochten en gereserveerde hotels?

We gingen het wat interessanter maken, maar nu zijn we ineens aanbeland bij ideeën over ideeën. Hoe werkelijk vind ik het idee dat ik heb over mijn vakantie naar Spanje? Eigenlijk is dit soort idee een mening, wat een specifiek soort idee is en wel verdient om apart benoemd te worden binnen alle andere soorten ideeën. Ook de uitspraak in het voordeel van appelsiensap en in het nadeel van appelsap is een mening.

Dus we kunnen besluiten dat de ideeën die we voor onszelf vormen als werkelijk worden ervaren. Het zijn immers belevingen, die weliswaar niet gematerialiseerd zijn, maar als (mentale) beleving op gelijke hoogte staan met fysieke sensaties. Het is anders gesteld met het waarheidsgehalte dat we toekennen aan deze ideeën, in de zin dat we onze meningen, oordelen, theorieën, voorspellingen als eerder correct of eerder fout beschouwen.

Hoe doen we dat dan, inschatten of dat idee correct of fout is? Splitsen we het idee op in elementen, en bekijken we of die elementen correct of fout zijn? Hoe weten we of zo een element dan correct of fout is? Zijn er absolute toetsingsstenen daarvoor? Welke maatstaven hanteren we daarvoor? De bronnen zijn daarvoor erg gevarieerd, eigen ervaring, logica, wetenschappelijke en/of levensbeschouwelijke bronnen, de populaire media, mensen in onze nabije kringen met ‘ervarings autoriteit’, intuïtie, gezag, overtuiging, …

Voor ideeën blijkt er dus géén instrument te bestaan waarrond consensus kan gevormd worden zoals binnen een taalgemeenschap wel kan dankzij naamgeving.

Het lijkt onwaarschijnlijk, maar toch, we gaan het nóg interessanter maken. Tot nu toe beschouwden we onszelf, ons idee, onze ervaring van dat idee en onze mening over dat idee van ons (correct of fout).

Wat gebeurt er nu als we onze mening over ons idee uitwisselen met iemand anders? Zijn wij geneigd om onze mening te herzien als de andere niet akkoord gaat? Zal de andere bereid zijn om zijn mening te herzien? Gaan we in de dialoog beiden een nieuwe mening ontwikkelen? En op welke gronden gebeuren die eventuele verschuivingen van meningen dan wel niet?

Los van de ‘mechaniek’ hoe meningen veranderen kunnen we wel alvast besluiten dat na de discussie we blijven met groepen van gelijkgestemden en niet gelijkgestemden als het gaat over meningen.

De mening kunnen we ook beschouwen als een manier om de werkelijkheid te beleven, net zoals naamgeving binnen taal een manier is om die werkelijkheid te benoemen. Als jij en ik afspreken dat we akkoord gaan met elkaar, al dan niet na elkaars argumenten te hebben aanhoord, blijft dit evenwel een afspraak tussen ons twee bij gebrek aan een absoluut gezaghebbende bron. Voor meningen, kunnen we dus besluiten dat ‘’de waarheid een afspraak is tussen gelijkgestemden”[ii]

Dit brengt ons tot het eerste deel van de uitspraak ‘waarheid is een conventie’, het is een samenkomen van partijen, een consensus, een afspraak. Afspraken zijn geldig zolang ze geldig zijn en hebben typisch een tijdsgebonden karakter en zijn dus niet voor eeuwig.

Hoe zit het met waarde? Is dat wat ik waardevol vindt ook een afspraak, vatbaar voor een open debat? Ik vindt lezen bijvoorbeeld erg waardevol, ik kan er als het ware niet mee stoppen. Er zijn mensen die er weinig waarde in zien, en als het ware niet voorbij vijf pagina’s geraken. Voor zowel mij als voor die andere groep geldt dat we niet (of misschien wel, maar na veel overreding) van ons waarde oordeel over lezen kunnen afgebracht worden. Voor mij is het lezen, ondertussen, te diep verweven met mijn manier van doen en zijn, net zoals ik veronderstel dat voor diegenen die na vijf pagina’s een boek terzijde schuiven, ook zij andere manieren van doen en zijn hebben ontwikkeld die de plaats innemen van wat bij mij het lezen van de boeken doen.

Er lijkt hier een eerder fundamenteel contrast te bestaan tussen de noties van waarheid en die van waarde. Waar we bij waarheid uitspraken doen over de werkelijkheid, gaat het bij waarde over uitspraken over de werkelijkheid zoals die is verstrengeld met onszelf in onze manier van doen en zijn. Ik kan wel begrip tonen voor andere waardes, maar deze zonder meer integreren in mijn doen en laten is een heel andere zaak.

Het opmerkelijke is dat deze waardes, die wij als vanzelfsprekend nemen beetje bij beetje vaste voet bij ons hebben gekregen, doorheen onze levensloop. En doordat die waardes ons al die tijd al hebben vergezeld, zijn ze tot een ingesleten persoonlijke waarheid geworden die ons doen en zijn bepalen. Die waardes aanpassen betekent dan ook het aanpassen van ons doen en zijn.

En zo besluiten we uiteindelijk tot de uitspraak ‘waarheid is een conventie, waarde niet’.

[i] http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/waar2e

[ii] https://twitter.com/HJdeJong/status/264717004404031488 en http://gjerutten.blogspot.be/2013/05/een-argument-tegen-de.html

taal en zonde

Goed en kwaad. Maatstaf, object en subject.

Had die appel toch laten liggen!

Wat goed doet het goed te kennen als het tot zulks kwaad leidt?

Met kennis kwam ook schaamte. Met kennis kwam de mogelijkheid tot zonde.

Meten is weten? En wat dan met voelen?

Ja, het gevoel van verbondenheid ruimde plaats voor de maatstaf.

Nu kwam het tijdperk van de koele heersers.

De koele heersers die warmte probeerden in te tomen voor eigen gewin.

Mind over matter.

Taal als wapen.

Maar wie is dan de vijand?

Datgene dat taal niet kan omschrijven: de appel groeide aan de boom van wijsheid, niet aan de boom van het leven.

Taal schift, maar dan als een caleidoscoop. Het wikt en weegt en deelt alles op in afzonderlijke elementen, telkens in een andere context.

En die elementen zitten dan weer in verbanden met elkaar via modellen, systemen.

En zo blijven we bouwen aan modellen, die het leven nabouwen, zodat we het kunnen intomen, nabootsen, controleren, beheersen.

Zodat wij wijsheid hebben en niet zomaar willekeur moeten ondergaan.

Zodat wij zin kunnen ontdekken en zin kunnen geven.

Toen object en subject nog één waren, toen de appel onaangeroerd was, toen waren man en vrouw in het paradijs.

Nu zijn wij wijs.

En ja, de wijsheid is krachtig, zo krachtig dat hij diende verdeeld te worden in verschillende talen.

Een gedeelde taal zou een toren doen reiken tot aan de hemel.

Krachtig maar enkel in één richting, op een gedeelde basis.

Die gedeelde basis zou de maker trotseren, uitdagen, aanvallen.

En daarom moest de taal schijnwijs worden.

De eeuwige belofte naar wijsheid zonder die ooit maar zelfs van ver te kunnen benaderen.

Het eeuwig regressieve labyrint van de dualiteit, van de rationaliteit.