waarheid is conventie, waarde niet

Wat is waar? Datgene wat overeenstemt met de werkelijkheid[i]. Laten we die definitie eens van naderbij bekijken. Er wordt geopperd dat er zoiets bestaat als de werkelijkheid, dat er ook zaken bestaan buiten de werkelijkheid, anders zou alles werkelijk zijn en hadden we het onderscheid niet nodig en tenslotte wordt er ook gesteld dat zaken in overeenstemming kunnen gesteld worden met die werkelijkheid. Hoe die toetsing concreet moet gebeuren wordt niet verduidelijkt. Naar praktische richtlijnen kom je niet echt ver met deze definitie.

Ik zelf, in de praktijk, gebruik mijn zintuigen om een mentaal beeld te scheppen van de fysieke zaken via geur, geluid, smaak, beeld, warmte, textuur, gewicht en al die sensaties worden dan razendsnel vergeleken met mijn interne klassementen. Als het oranje is, rond, niet al te zwaar is en wat meegeeft als je erop duwt gaat het lichtje van ‘appelsien’ knipperen, als het ware. Als ik in het geval van de appelsien, iemand zou horen zeggen ‘banaan’, dan zou ik besluiten dat dit onwaar is, niet in de overeenstemming met de werkelijkheid.

Welnu, de uitspraak van die persoon is onwaar. De appelsien echter blijft werkelijk of we haar nu appelsien of banaan noemen, het zal de sinaasappel een worst wezen, om een redelijke wansmakelijke metafoor te gebruiken (althans ik zie worst met appelsien culinair niet echt werken).

Appelsien is een naamgeving, een etiket, die past binnen de Nederlandstalige taalgemeenschap. Het etiket is niet de realiteit, de realiteit bestaat er los van. Maar ik kan wel toetsen of het juiste etiket wordt gebruikt, voor mijn taalgemeenschap, en ik kan toetsen of het mentaal beeld dat volgt uit mijn sensaties inderdaad overeenstemt met dat waar ik het etiket voor gebruik.

Als ik iemand ‘orange’ hoor zeggen, dan is die uitspraak wél in overeenstemming met de werkelijkheid, als ik mijn Frans nog een beetje beheers tenminste. Maar we zijn nog steeds bezig over dezelfde appelsien die blijkbaar anders wordt benoemd door twee taalgemeenschappen.

Als het gaat over het herkennen van een voorwerp (uit de werkelijkheid), dan gebeurt dit dus door middel van onze zintuigen en de naamgeving voor dat voorwerp is een conventie binnen een taalgemeenschap. Als het gaat over de werkelijkheid zelf, stellen we anderzijds vast dat deze indifferent is voor naamgeving, voor taal.

Tot hiertoe is de situatie betrekkelijk eenvoudig, als het gaat over de waarheid volsta ikzelf als observator, de werkelijkheid als geobserveerde, mijn zintuigen als fysieke voelsprieten met die werkelijkheid en mentale modellen om die werkelijkheid te catalogiseren (taal).

Laten we het interessanter maken, onze zoektocht naar de waarheid en de werkelijkheid uitbreiden zodat ze naast appelsienen ook ideeën bevat over bijvoorbeeld een vakantie plannen naar Spanje of de mening dat appelsiensap veel lekkerder is als appelsap.

Wanneer zijn die ideeën nu waar? Wanneer zijn ze in overeenstemming met de werkelijkheid? Voor zover ik kan nagaan, is het idee dat ik vorm over mijn vakantie naar Spanje erg waar. Of ik daadwerkelijk naar Spanje zal gaan op de termijn waaraan ik denk, en of het allemaal zo zal verlopen als dat ik nu denk, dat is nog van een andere aard. Dat gaat niet zozeer over de werkelijkheid van het idee, als mentale ervaring, maar eerder over de mate waarin ik denk dat dit idee overeenstemt met de toekomst. Is het eerder een fantasie, een dagdroom, of is het al een redelijk doordachte aanpak met geplande rondtochten en gereserveerde hotels?

We gingen het wat interessanter maken, maar nu zijn we ineens aanbeland bij ideeën over ideeën. Hoe werkelijk vind ik het idee dat ik heb over mijn vakantie naar Spanje? Eigenlijk is dit soort idee een mening, wat een specifiek soort idee is en wel verdient om apart benoemd te worden binnen alle andere soorten ideeën. Ook de uitspraak in het voordeel van appelsiensap en in het nadeel van appelsap is een mening.

Dus we kunnen besluiten dat de ideeën die we voor onszelf vormen als werkelijk worden ervaren. Het zijn immers belevingen, die weliswaar niet gematerialiseerd zijn, maar als (mentale) beleving op gelijke hoogte staan met fysieke sensaties. Het is anders gesteld met het waarheidsgehalte dat we toekennen aan deze ideeën, in de zin dat we onze meningen, oordelen, theorieën, voorspellingen als eerder correct of eerder fout beschouwen.

Hoe doen we dat dan, inschatten of dat idee correct of fout is? Splitsen we het idee op in elementen, en bekijken we of die elementen correct of fout zijn? Hoe weten we of zo een element dan correct of fout is? Zijn er absolute toetsingsstenen daarvoor? Welke maatstaven hanteren we daarvoor? De bronnen zijn daarvoor erg gevarieerd, eigen ervaring, logica, wetenschappelijke en/of levensbeschouwelijke bronnen, de populaire media, mensen in onze nabije kringen met ‘ervarings autoriteit’, intuïtie, gezag, overtuiging, …

Voor ideeën blijkt er dus géén instrument te bestaan waarrond consensus kan gevormd worden zoals binnen een taalgemeenschap wel kan dankzij naamgeving.

Het lijkt onwaarschijnlijk, maar toch, we gaan het nóg interessanter maken. Tot nu toe beschouwden we onszelf, ons idee, onze ervaring van dat idee en onze mening over dat idee van ons (correct of fout).

Wat gebeurt er nu als we onze mening over ons idee uitwisselen met iemand anders? Zijn wij geneigd om onze mening te herzien als de andere niet akkoord gaat? Zal de andere bereid zijn om zijn mening te herzien? Gaan we in de dialoog beiden een nieuwe mening ontwikkelen? En op welke gronden gebeuren die eventuele verschuivingen van meningen dan wel niet?

Los van de ‘mechaniek’ hoe meningen veranderen kunnen we wel alvast besluiten dat na de discussie we blijven met groepen van gelijkgestemden en niet gelijkgestemden als het gaat over meningen.

De mening kunnen we ook beschouwen als een manier om de werkelijkheid te beleven, net zoals naamgeving binnen taal een manier is om die werkelijkheid te benoemen. Als jij en ik afspreken dat we akkoord gaan met elkaar, al dan niet na elkaars argumenten te hebben aanhoord, blijft dit evenwel een afspraak tussen ons twee bij gebrek aan een absoluut gezaghebbende bron. Voor meningen, kunnen we dus besluiten dat ‘’de waarheid een afspraak is tussen gelijkgestemden”[ii]

Dit brengt ons tot het eerste deel van de uitspraak ‘waarheid is een conventie’, het is een samenkomen van partijen, een consensus, een afspraak. Afspraken zijn geldig zolang ze geldig zijn en hebben typisch een tijdsgebonden karakter en zijn dus niet voor eeuwig.

Hoe zit het met waarde? Is dat wat ik waardevol vindt ook een afspraak, vatbaar voor een open debat? Ik vindt lezen bijvoorbeeld erg waardevol, ik kan er als het ware niet mee stoppen. Er zijn mensen die er weinig waarde in zien, en als het ware niet voorbij vijf pagina’s geraken. Voor zowel mij als voor die andere groep geldt dat we niet (of misschien wel, maar na veel overreding) van ons waarde oordeel over lezen kunnen afgebracht worden. Voor mij is het lezen, ondertussen, te diep verweven met mijn manier van doen en zijn, net zoals ik veronderstel dat voor diegenen die na vijf pagina’s een boek terzijde schuiven, ook zij andere manieren van doen en zijn hebben ontwikkeld die de plaats innemen van wat bij mij het lezen van de boeken doen.

Er lijkt hier een eerder fundamenteel contrast te bestaan tussen de noties van waarheid en die van waarde. Waar we bij waarheid uitspraken doen over de werkelijkheid, gaat het bij waarde over uitspraken over de werkelijkheid zoals die is verstrengeld met onszelf in onze manier van doen en zijn. Ik kan wel begrip tonen voor andere waardes, maar deze zonder meer integreren in mijn doen en laten is een heel andere zaak.

Het opmerkelijke is dat deze waardes, die wij als vanzelfsprekend nemen beetje bij beetje vaste voet bij ons hebben gekregen, doorheen onze levensloop. En doordat die waardes ons al die tijd al hebben vergezeld, zijn ze tot een ingesleten persoonlijke waarheid geworden die ons doen en zijn bepalen. Die waardes aanpassen betekent dan ook het aanpassen van ons doen en zijn.

En zo besluiten we uiteindelijk tot de uitspraak ‘waarheid is een conventie, waarde niet’.

[i] http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/waar2e

[ii] https://twitter.com/HJdeJong/status/264717004404031488 en http://gjerutten.blogspot.be/2013/05/een-argument-tegen-de.html

waarom projecten blijven falen

Het moet toch beter kunnen?

Ik werk ondertussen al een tijdje in de IT wereld. Ik heb verschillende rollen gespeeld, als doe-er, als denker, als facilitator. En na elke rol bleef ik zitten met de vraag “hoe kunnen we hier als team méér uit halen, dat moet toch véél beter kunnen?”.

Ik heb ooit aan een team building meegedaan waarbij we ondergrondse rioleringen bezochten, en de begeleider zei “mensen beseffen pas dat er riolen zijn, als het fout gaat”. “Ja, dat is het”, dacht ik toen, dat is precies zoals in de IT. Behalve dat in de IT we constant met onze voeten in de … staan. Hmmm, dat klinkt nogal deprimerend, zo erg is het natuurlijk niet.

Laatst was ik een presentatie aan het voorbereiden, en ik zocht naar bronnen voor de redenen waarom IT projecten falen. En toen werd mijn aandacht getrokken naar een al wat oudere bron, omstreeks 30 jaar oud, die destijds al het probleem opmerkte van het voornamelijk falen van IT initiatieven.

30 jaar weten we het al. 30 jaar kunnen we met redelijke zekerheid de valkuilen opsommen. 30 jaar slapende kennis, en nog steeds geen verbetering?

Hoe kan dat dan? Ofwel zijn die valkuilen helemaal niet de echte valkuilen, ofwel weten te weinig mensen hier van om er naar te handelen. Het kan zelfs zo zijn dat er weinig aan te doen valt, omdat falen structureel is, alsof die valkuilen eerder massieve kraters zijn van vulkanen, en de IT projecten als doel hebben constant over de krater rand heen en weer te gaan. Oh ja, en die vulkanen zijn actief.

Zonder precies te weten waarom, ging mijn gevoel eerder naar het actieve vulkaan scenario. De andere twee scenario’s, welja, de meeste IT’ers zijn toch wel voldoende slim (disclaimer, ik ben er zelf één, dus dit kan wel eens een blinde vlek zijn van mij) en ze lezen doorgaans ook wel regelmatig de vakliteratuur of gaan naar het één of andere seminarie (al dan niet gesponsord door één of andere verkoper van diensten of producten). Ik wil maar zeggen, dit is echt wel gemeengoed, dat zelfs wordt aangewend als verkoopargument “koop dit en jij zult niet meer falen!”.

Een gedeeld gevoel van wanhoop en hoop

Er was iets dat mijn aandacht trok in het vulkaan beeld, maar de terreur angst die je moet doorstaan door langs de krater van een actieve vulkaan te gaan is natuurlijk niet de angst die een doorsnee project medewerker meemaakt. Maar sta me toe hier toch even op in te gaan, op een vermeend gedeeld gevoel dat we allemaal, als mensen, met elkaar delen, maar desalniettemin een gevoel dat ongelooflijk persoonlijk aanvoelt. Ik vraag jou, beste lezer, wat geduld nu we een kleine omleiding maken langs hoogst individuele aangelegenheden, die eigenlijk los lijken te staan van het structureel falen van IT projecten. Maar toch, sta mij toe.

Sommigen zullen dit gedeeld gevoel omschrijven als vervreemding, anderen als eenzaamheid, weer anderen als onrust, sommigen misschien als gepieker, of misschien zelfs als perfectionisme. Sommigen beweren dat ze nergens last van hebben, ze zijn perfect gelukkig in hun mooi huis, met hun mooie wagen(s), met hun slimme, mooie, sportieve, artistieke, sociaal geïntegreerde kinderen, gebalanceerd huwelijk, brede en actieve vriendenkring en de uitdagende job waarin ze uitblinken. Maar deze laatsten kunnen vaak maar niet stoppen om over zichzelf te praten. Oh ja, je hebt er ook die het allemaal verwijten aan de regering, aan de vreemden of het “systeem”.

Om een gedeeld gevoel te zijn, is de uitingsvorm op zijn zachtst gezegd nogal uiteenlopend, het enige gedeelde lijkt te zijn dat er helemaal geen gemeenschappelijke element is. Als ik al een gemeenschappelijk element opmerk, is het dat het probleem buiten elk van ons lijkt te liggen. Het probleem is de “andere” die in de weg staat van elks wil om zijn leven te sturen, om een onderdeel te vormen van een zinvol geheel, om bij te dragen aan de vooruitgang. Ja, het probleem ligt niet aan mij, niet aan mijn wil (hoop), neen het ligt aan de beperkingen rondom mij (wanhoop).

Het gedeeld gevoel is dat van wanhoop en hoop, een onscheidbaar paar.

Helden kennen geen wanhoop

Deze uiteenlopende gedachten vergezelden mij – zoals ze vaak doen, het zijn goede vrienden geworden, al die gedachten – toen ik met mijn vrouw aan het genieten was van een weekend in Brugge. Al slenterend waren we in een boekenwinkel terecht gekomen waar een titel mijn aandacht trok “de lengte van het leven”. Het is een klein boekje, eigenlijk een wat lang uitgevallen opinie stuk. Maar toen ik het las, viel mijn mond open. Dit boekje was bijna 2000 jaar oud, en tegelijkertijd zo actueel. Hoe kon dit dan? Het ging naar mijn gevoel ook over dit thema.

2000 jaar weten we dit al, dat we met zoveel bezig zijn allemaal apart om dat schril contrast te negeren van wat we denken en wat er daadwerkelijk is. Van wat we willen en wat er effectief gebeurt. Van ons persoonlijk project (hoop) en het uitblijven van resultaten daarvan (wanhoop), toch voor de meeste onder ons.

En daar had je hem, de parallel met de IT project wereld. Als individuen vergeten we liever onze beperkingen om onze ideeën om te zetten in de praktijk. En blijkbaar doen we dat ook collectief, als we gezamenlijk een project doen.

Onze focus is op succes, waardoor we falen wegmoffelen. Als we falen echt beginnen te belichten, dan duurt het niet lang voordat de omvang ervan duidelijk wordt. Falen is immers de score in de wedstrijd tussen willen en gebeuren.

In die zin is het hardnekkig negeren van falen even natuurlijk als het negeren van je eigen eindigheid. We doen alsof die eindigheid er niet is. Het is gewoon te veel. “Morgen kan je dood zijn. Ik? Kan niet, kijk naar wat ik al allemaal heb gerealiseerd. Alle slimme en goede dingen die ik doe. Ik leef gezond, ik sport. Ik niet, neen. En trouwens, mocht het wél zo zijn, ik heb dingen gerealiseerd die mijn leven overstijgen, lang nadat ik dood ben wordt ik daarvoor nog herinnerd.”

Negeren. Ik doe dat. Jij, lezer, jij staat daar zeker boven, ik niet. Ik, en vele anderen samen met mij, sluiten gezamenlijk onze ogen voor die enige zekerheid die we wél hebben, die van onze nakende dood. We sluiten onze ogen, en dromen over ons droomkasteel in ons hoofd, waarin wij de held zijn, held van onze familie, held van ons gezin, held van ons bedrijf, held van onze vriendenkring, held van onze voetbal fan club, held van onze vrijwilligers vereniging, ja kies maar. Kies maar je favoriete helden rol, je favoriet held project.

Hé, nieuws flash: je gaat nog steeds dood.

Hoop als gedeeld project

De vulkaan wandeling is eigenlijk ieders lot, voor elk van ons apart. En net zoals we samen roepen in het donker om onze angsten te overstemmen, zo klitten we graag samen om grootse projecten te bedenken, omdat we troost zoeken bij elkaar. De vulkaan wandeling lijkt minder angst aanjagend als we die samen kunnen doen. We putten troost uit elkaars gezelschap, we hopen samen op een gedeeld succes.

En daar heb je hem eindelijk, oorzaak onzer smart: hoop als project, project als ontkenning van onze wanhoop.

Ik geef toe, we kunnen discuteren over komma’s en punten, mijn formulering is misschien niet zo scherp. Maar de basis opmaak van dit kort betoog blijft overeind: we kunnen geen projecten realiseren die blijvend succes garanderen of die fundamentele verbeteringen inhouden zonder fundamenteel veel middelen te besteden. En zelfs dan nog, vergeet niet, het blijft dansen rond een spuwende vulkaan, dat hou je maar zo lang vol.

Het is de eenvoudige waarheid. Maar kan je die aanvaarden? Wil je die aanvaarden? Wie wilt eerlijk zijn eigen nietigheid aanvaarden?

Enkele reis zonder bestemming

“Mogen we dan niet willen mo de zaken te verbeteren? Is er dan geen vooruitgang geweest? Ga je dat misschien betwisten?”

Veel beweging is niet noodzakelijkerwijze vooruitgang. Met alle vooruitgang die we gekregen hebben, sinds bijvoorbeeld de industriële revolutie, hebben we steeds meer “welvaartsziektes”, depressies, ADHD, autisme, obesitas, middelen misbruik, zelf onze kinderen lijden hieronder … Hmmm, wacht, is dat vooruitgang? We zijn met steeds meer mensen die ons niet thuis voelen tussen al die “welvaart”.

“Ah ok, meer welvaart is dus slecht, vooruitgang is niet nodig?”

Ik kan daar niet op antwoorden, niet voor iemand anders. Wel voor mezelf. Ik wens mezelf niet zozeer meer welvaart toe. Welvaart is ok, ik wens ieder evenveel toe als waar ik zelf van geniet. Dat is niet het punt. Het punt is dat welvaart op zich geen welzijn garandeert.

Niets garandeert welzijn. Welzijn is een pad. Zonder bestemming. Dat wens ik iedereen toe, het beseffen dat het pad de bestemming is. En daar tevreden mee zijn. Dat is het begin van welzijn. Ik wens het mezelf nog altijd toe.

De immer voortschrijdende horizon

Wat is nu precies het punt? Het punt is dat 30 jaar slapende kennis van de valkuilen van projecten mogelijk is omdat we als individu de reflex hebben om het falen van onze eigen dromen te projecteren op het falen van projecten.

Het is normaal dat projecten falen, zeker als ze voornamelijk op hoop zijn gebaseerd. Maar doorgaans erkennen we niet dat dat falen normaal is, omdat die erkenning het ons pijnlijk duidelijk zou maken dat ook onze eigen droombeelden enkel dromen zullen blijven, vluchtend, net voor ons, nét voorbij de horizon. De immer voortschrijdende horizon.

Project falen aanvaarden, is onze eigen naaktheid aanvaarden. Naakt in de woestijn van de werkelijkheid. Het is teveel. Het is eenvoudiger om het te wijten aan die domme (IT) projecten die blijven falen.

We zullen wel redenen blijven verzinnen om opnieuw moedig projecten te starten, en deze keer, zo helpe ons God, zullen wij slagen waar al die andere soepkiekens voor ons faalden.

De vulkaan solo dans

Goed, zegt de welwillende lezer, ik stap mee in jouw verhaal, het is allemaal gedoemd om te falen. Waarom zou je dan nog moeite doen, voor om het even wat?

Wel, als je al zover bent gekomen om die vraag te stellen, dan daag ik je uit om er een eerlijk antwoord voor te vinden dat voor jou werkt.

Ik denk namelijk dat voor ons, de vulkaan dansers, de dans wel de moeite is. Het wordt de moeite als je het jouw dans maakt. Het wordt de moeite als je er de moeite voor neemt.

En neen, het feit dat structureel falen het verhaal is dat ook Darwin al heeft verteld, maar dan nét anders, neen, dat feit is géén excuus voor fatalisme of depressie.

Ik hoop dat elk van ons apart de moed en steun vind om daar door te breken om zichzelf te vinden en zichzelf opnieuw uit te vinden. Hé, als het dan toch een dans is rond een hete spuwende vulkaan, laten we er dan op zijn minst van genieten en er een persoonlijk artistieke invulling aan geven.

Lava ballet

De immer kritisch en geïnteresseerde lezer – dankjewel daarvoor – moppert nu toch wel. Begrijpelijk, hoe overtuigend dit alles ook moge klinken, er wordt geen antwoord gegeven op de vraag hoe het dan wél moet met onze (IT) projecten. Er wordt hoogstens wat vrijblijvend esoterisch advies gegeven over dansen rondom spuwende vulkanen.

Dank je, doe ik volgende week misschien eens, zegt onze lezer, maar morgen sta ik voor dezelfde uitdagingen van mijn project, en als alles wat hier staat geschreven waar is, is de kans redelijk groot dat de project doelstellingen voornamelijk niet gehaald zullen worden.

Wel nu, als je tot die conclusie komt, dan daag ik je uit (weeral !) om de haalbare doelstellingen van het project te onderscheiden van de hoop doelstellingen, en er alles aan te doen wat in jouw invloedssfeer zit om die haalbare doelstellingen mee te helpen realiseren, en de hoop doelstellingen terug te brengen tot haalbare en een rest-fractie.

Het gezamenlijk dansen op de vulkaan, het lava ballet, organiseren we best rondom haalbare doelstellingen.

Wat doen we dat met die rest-fractie ? Is er geen plaats voor ongebreidelde creativiteit, voor het ondenkbare, het onmogelijke, het fantastische, het neurotische? Toch wel. Dat is de vulkaan solo dans, uniek voor elk van ons, maar typisch niet geschikt als basis voor een gezamenlijk project.

En nu, nu pas, kunnen we de cirkel sluiten. Het moest beter kunnen, we wouden er meer uit kunnen halen. Wel nu, dat kan, als we het als volgt aanpakken:

  1. Eerst halen we er alles uit wat er niet in hoort
  2. Wat er niet in hoort wordt terug verdeeld over de bronnen, elk van ons apart
  3. Wat overblijft, gaan we samen aanpakken
  4. En zo zullen we er niet alleen méér uithalen, maar zelfs het maximale

Bronnen, inspiratie

Boeken

  • No Silver Bullet: Essence and Accidents of Software Engineering
  • Denial of Death
  • Zen and the art of motorcycle maintenance
  • De lengte van het leven
  • The hero with a thousand faces
  • Women running with wolves
  • On bullshit
  • De hele olifant in beeld
  • Syncronicity

Muziek

  • Queens of the Stone Age
  • Nine Inch Nails
  • Beastie Boys
  • Doe Maar
  • Nirvana
  • Prince
  • The Doors

Film

  • The Matrix
  • Batman begins
  • Batman the dark knight
  • The tree of life

taal en zonde

Goed en kwaad. Maatstaf, object en subject.

Had die appel toch laten liggen!

Wat goed doet het goed te kennen als het tot zulks kwaad leidt?

Met kennis kwam ook schaamte. Met kennis kwam de mogelijkheid tot zonde.

Meten is weten? En wat dan met voelen?

Ja, het gevoel van verbondenheid ruimde plaats voor de maatstaf.

Nu kwam het tijdperk van de koele heersers.

De koele heersers die warmte probeerden in te tomen voor eigen gewin.

Mind over matter.

Taal als wapen.

Maar wie is dan de vijand?

Datgene dat taal niet kan omschrijven: de appel groeide aan de boom van wijsheid, niet aan de boom van het leven.

Taal schift, maar dan als een caleidoscoop. Het wikt en weegt en deelt alles op in afzonderlijke elementen, telkens in een andere context.

En die elementen zitten dan weer in verbanden met elkaar via modellen, systemen.

En zo blijven we bouwen aan modellen, die het leven nabouwen, zodat we het kunnen intomen, nabootsen, controleren, beheersen.

Zodat wij wijsheid hebben en niet zomaar willekeur moeten ondergaan.

Zodat wij zin kunnen ontdekken en zin kunnen geven.

Toen object en subject nog één waren, toen de appel onaangeroerd was, toen waren man en vrouw in het paradijs.

Nu zijn wij wijs.

En ja, de wijsheid is krachtig, zo krachtig dat hij diende verdeeld te worden in verschillende talen.

Een gedeelde taal zou een toren doen reiken tot aan de hemel.

Krachtig maar enkel in één richting, op een gedeelde basis.

Die gedeelde basis zou de maker trotseren, uitdagen, aanvallen.

En daarom moest de taal schijnwijs worden.

De eeuwige belofte naar wijsheid zonder die ooit maar zelfs van ver te kunnen benaderen.

Het eeuwig regressieve labyrint van de dualiteit, van de rationaliteit.

over hoop en wanhoop

De vier basis emoties zijn boosheid, verdriet, blijheid en angst. Ze houden telkens verband met begeertes van de persoon, waarbij het object van begeerte kan gaan over bijvoorbeeld fysieke integriteit, over het zelfbeeld of over materiële welstand.

Bij angst gaat het over het dreigend verlies van het object van die begeerte, bij blijheid gaat het over het voldoen van die begeerte, bij boosheid en verdriet gaat het over verlies van het object van begeerte. Boosheid en verdriet zijn als broer en zus, waarbij de broer de schuldige zoekt om die te straffen en de zus stilletjes snikt in een hoek.

In deze lijn van redeneren is het uitblijven van verdriet niet synoniem met plezier hebben, als verdriet uitblijft en laten we aannemen dat ook boosheid haar plaats niet inneemt, dan is het ofwel angst ofwel blijheid die haar plaats overnemen. Het is aannemelijk dat beide elkaar afwisselen, van zodra de blijheid wat is weggeëbd, staat angst al te wachten om de cyclus van geven en nemen duidelijk te maken, wanneer de oorzaak van de angst dan realiteit wordt is het de beurt aan boosheid of verdriet om het voortouw te nemen.

Begeerte is de oeremotie waaraan de andere vier basis emoties ontspruiten. Die begeerte, is eigenlijk hoop, als tegengewicht voor de wanhoop van het nietig individu in de kosmos.

over het delegeren van kritisch denken

Kritisch denken onderscheidt zich blijkbaar van het ‘normale’ denken, vermits er een bijkomend adjectief gebruikt wordt. Denken is een hersen activiteit waarbij situaties onderzocht worden, waarbij relaties worden gezocht tussen oorzaken en gevolgen, waarbij verschillende scenario’s voor handelen met elkaar worden vergeleken, waarbij onderzocht wordt wat mogelijke gevolgen kunnen zijn van een bepaalde handeling. Denken wordt gebruikt als anticiperend instrument, als simulatie voor wat kan komen[1].

Als denken hier wordt gedefinieerd als een anticiperend instrument, dan is kritisch denken een meer verfijnde versie hiervan, die aan meer specifieke criteria voldoet. Bij kritisch denken wordt het resultaat van het denken getoetst, er wordt onderzocht of het tegenovergestelde van het voorgestelde ook geen mogelijkheid kan zijn (dialectisch), er wordt ingegaan op de gemaakte veronderstellingen, de criteria die gebruikt werden om tot een besluit te komen worden expliciet gemaakt. Kritisch denken is dus een zelf-kritisch proces, en daarom ook een meer formeel proces, met als minimum formele vormeis dat het eerste resultaat onderzocht wordt naar geldigheid zodat er, indien nuttig en nodig, verder kan gegaan worden als de eerste ingeving.

Denken en kritisch denken is zoals aangehaald een hersenactiviteit en is daardoor een uiterst persoonlijke ervaring[2]. Het kritisch denken is dus in de eerste plaats bedoeld voor diegene die het “opwekt” en de resultaten ervan “verbruikt”. Zonder nadere etymologische of bronnen studie[3] zullen we voorlopig werken met deze losse kadering van het begrip kritisch denken.

Wat verstaan we nu onder delegeren? Welnu, een activiteit die onder de verantwoordelijkheid valt van iemand binnen een groep (de verantwoordelijke), die uitgevoerd wordt door iemand anders (de gedelegeerde) binnen diezelfde groep, verstaan we onder delegeren. De gedelegeerde wordt aangesproken in alle zaken die onder die activiteit vallen, maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij de verantwoordelijke. Delegeren kan enkel maar binnen een groepsverband, waarbij een groep minstens twee personen telt, gezien het delegeren zelf start van een verantwoordelijkheid jegens die groep. Dit is ook logisch, een persoonlijke verantwoordelijkheid, die enkel slaat op de persoon, en daardoor eerder moreel ethisch van aard is, kan door die persoonlijke aard niet gedelegeerd worden (je kan bijvoorbeeld het besluit om je zelf te voeden niet delegeren).

Voor het kritisch denken, sowieso een uiterst persoonlijke ervaring, ligt het voor de hand dat het binnen de privé sfeer zeker niet gedelegeerd kan worden. Hoe zit het nu met kritisch denken als een verantwoordelijkheid binnen een groep[4]? In dit betoog wordt er van uit gegaan dat kritisch denken essentieel is bij het nemen van beslissingen die een impact hebben op structurele[5] elementen van de groep, zoals structuur aanpassingen binnen de processen, de informatie systemen, het product en dienst aanbod, de strategie of de organisatie. Er wordt van uit gegaan dat kritisch denken hier essentieel is omdat het bescherming biedt tegen slecht onderbouwde beslissingen[6] die mogelijk meer kwaad doen dan goed. Kritisch denken alleen zal in dergelijke besluitvorming processen niet de enige belangrijke kracht zijn, ze wordt in evenwicht gehouden door de groepscultuur en -dynamiek (“politiek”). Kritisch denken wordt hier gesteld als essentieel vanuit een perspectief van goed bestuur, dat de groep tracht te beschermen tegen slechte besluiten en de gevolgen daarvan voor de duurzaamheid van de groep. Samenvattend kunnen we dus stellen dat kritisch denken een onderdeel of ondersteuning vormt bij besluitvorming, en dat besluitvorming een expliciet mandaat is binnen de groep structuur.

Zijn er ook besluiten die aan een groep van mensen kan worden toegewezen? In dit betoog gaan we er van uit dat besluiten vallen onder de verantwoordelijkheid van een deelgroep met een verantwoordelijke, of voor de gehele groep met de groep verantwoordelijke; met andere woorden besluiten vallen telkens onder de verantwoordelijkheid van één persoon. De verantwoordelijke kan zich laten bijstaan door een commissie, werkgroep of expert. Wanneer dit gebeurt, is er al dan niet sprake van delegeren. De verantwoordelijke kan een rapport “bestellen” met een open vraag over het te nemen besluit, gerichte vragen over deelaspecten van het te nemen besluit, of met erg gerichte onderzoeksvragen te toetsen aan bepaalde criteria. Het is voornamelijk in de twee laatste gevallen, waarbij gerichte vragen al dan niet gekoppeld aan specifieke criteria dat het delegeren van kritisch denken van toepassing is.

In de twee laatste gevallen is er inderdaad sprake van een zeker formeel karakter, en indien dit formeel karakter in grote mate overeenkomt met het denkkader van de besluit nemer kan deze het resultaat van de studie toepassen mits die studie met de nodige zorg (onpartijdig, volledig, consistent, coherent, essentieel, beknopt) is uitgevoerd en mits de studie geen elementen bloot legt die op voorhand niet reeds vermoed werden (waardoor bijkomend studie werk nodig kan blijken). In het beste geval zal een deel van het kritisch denken van de aanvrager zijn voorbereid, gestart met en door de onderzoeksvragen van de hand van de aanvrager.

In het eerste geval zal de verantwoordelijke zelfstandig het volledige rapport bestuderen, assimileren en integreren in zijn eigen kritisch denken. De onderzoeksvragen die binnen het rapport zijn gesteld zullen herwerkt worden, aangevuld, uitgebreid, weerlegd, … door de aanvrager die zijn eigen kritisch denk proces zal volgen. Het rapport is in dit geval een vrijblijvende “input” voor het kritisch denken van de aanvrager, dat pas start tijdens en na het lezen van het rapport.

Welke elementen van kritisch denken kunnen we nu delegeren? Die elementen die zijn opgesteld door de aanvrager als onderzoeksvraag, met bijhorende toetsingscriteria, zijn een integraal deel van het initieel kritisch denk proces van die aanvrager, die daarna zelfstandig verder werkt op basis van de antwoorden op zijn initiële onderzoeksvragen. Vanuit het standpunt van diegene die dit onderzoek uitvoert is het meer toepasselijk om te spreken van een studie als van kritisch denken, vermits de onderzoeker niet onbeperkt zijn eigen kritisch denken kan volgen. Het kader is immers vastgelegd en beperkt door de aanvrager, tezamen met de toetsingscriteria. Diegene die de studie uitvoert kan wel de onderzoeksvragen mee helpen opstellen samen met de criteria die relevant lijken voor de groep. Ook kunnen tussentijdse inzichten gedeeld worden die aanleiding kunnen geven tot bijkomende onderzoeksvragen, maar enkel als deze door de aanvrager erkend worden als relevant. In dit geval, waarbij onderweg bijkomende inzichten leiden tot extra onderzoeksvragen, lijkt het al meer gegrond om te spreken van echte delegatie van kritisch denken, omdat in dit geval het onafhankelijk kritisch denken van de onderzoeker een rol speelt als input voor de aanvrager.

Algemeen besluit

In alle besproken gevallen blijft het kritisch denken van de aanvrager een beperkende factor voor het aanvragen van een studie en voor het verwerken van de studie resultaten. Alle elementen en vragen die niet kunnen verwerkt worden door het kritisch denken van de aanvrager zullen zonder verder gevolg blijven. Indien de aanvrager minder onderlegd is in kritisch denken zal deze het betoog moeilijker kunnen assimileren[7] en mogelijks zelfs volledig verwerpen vanwege het voor hem vreemde karakter ervan, alvast vreemd aan zijn eigen persoonlijk denkkader en daarom onbegrijpbaar en zelfs onbestaand. Het is inderdaad zo dat een conclusie die niet begrepen wordt eenvoudig weg geen conclusie is voor diegene die haar niet begrijpt. In die zin kan het betoog, en haar kern structuur, na lezing niet voortbestaan in het denken van de lezer die dat betoog niet begreep, en in die zin bestaat dat betoog voor die lezer ook niet langer na het neerleggen van het onbegrepen rapport.

De algemene conclusie is dat het delegeren van kritisch denken beperkt is, en dat die beperking ligt in de onderlegdheid in het kritisch denken van de aanvrager. Het praktisch advies van dit betoog is dan ook dat het beter is de mensen te leren vissen in plaats van ze vis te geven: leer de mensen hoe ze kritisch denken kunnen gebruiken in hun eigen voordeel, want je kan het niet doen in hun plaats.

 

 


[1] Of denken onafhankelijk aan de handeling voorafgaat of dat denken een a posteriori rationalisering is van een spontane opwelling voor die handeling laten we voorlopig buiten deze verhandeling, die vraag is een aparte verhandeling waard.

[2] De ervaring van het denken is uiterst persoonlijk, maar in hoeverre het denken zélf ook uiterst persoonlijk is of eerder stevig verankerd in een bepaald cultureel of sociologisch kader laten we voor dit verder betoog buiten beschouwing.

[3] Etymologie (selectie vanop http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/denken): “T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen: Denken is een caus. van dunken, dat oorspr.: schijnen, toeschijnen, voorkomen bet., vgl.: het dunkt mij goed. Denken (of: doen dunken) is dus: zich iets doen voorkomen, zich er een voorstelling van maken”.

[4] We maken hier een opsplitsing tussen privé sfeer en groep, wat er op lijkt te duiden dat binnen de privé sfeer geen groepen bestaan. Dit is een wat grove vereenvoudiging, vermits binnen de privé sfeer alvast het gezin al telt als een groep. We reserveren binnen deze tekst de term groep voor groepen die bestaan voor een specifieke collectieve doelstelling, waarbij familie met als mogelijke doelstelling voortplanting wordt uitgesloten.

[5] Voor eerder operationele activiteiten en de besluiten die hierbinnen vallen, en die dus géén structurele elementen van de groep wijzigen, gaan we er in dit betoog van uit dat het denk proces dat dit ondersteunt eerder geroutineerd is en geïntegreerd in de praktische ervaring.

[6] Het weze duidelijk dat het besluit zelf niet uitbesteed kan worden, gezien een besluit mandaat hoort bij de hiertoe aangewezen persoon die voor dat besluit aansprakelijk is.

[7] We gaan hier uit van het ideale geval waarin het betoog met de nodige zorg is uitgewerkt, in het andere geval is assimilatie een nog grotere uitdaging.

oprechtheid is een kostbaarheid die onbetaalbaar is voor goedkope mensen

Oprechtheid is die kwaliteit van iemand waarbij deze altijd naar zijn waarheid spreekt en handelt. Deze persoon zal dus niet iets zeggen dat niet strookt met zijn overtuiging, noch zal hij iets doen als het niet in overeenstemming is met zijn denken hierover. Een dergelijk persoon kan blijkbaar niet tactvol zijn.

Als hij bij goede vrienden komt, die net met veel enthousiasme, maar blijkbaar zonder veel aanleg, begonnen zijn culinair te koken, dan zal de oprechte persoon dus verplicht zijn nuchter op te merken waar het op staat. Als de oprechte persoon in staat is om een onderscheid te maken tussen die zaken waarbij zijn vrienden wel al een kleine verwezenlijking hebben gemaakt en de andere zaken waar hun eerste poging eerder grof te kort schiet, dan hij is niet in staat om zijn vrienden te attenderen op de kleine verwezenlijkingen en terughoudend te blijven over de grove tekortkomingen om zodoende het beginnend enthousiasme niet volledig te fnuiken.

Of kunnen we ook tegelijkertijd oprecht én tactvol zijn? Als de oprechte persoon in het bovenstaand voorbeeld het belangrijk vind om ondersteunend te zijn naar zijn vrienden en tegelijkertijd zo eerlijk als nuttig te zijn, dan kan hij wel attenderen op de verwezenlijkingen van de avond, en een open vraag stellen over die zaken waar de bal werd misgeslagen, en afgaande op het antwoord op die open vraag, als deze een indicatie geeft van de ontvankelijkheid op dat moment voor feedback, dan kan deze gebracht worden.

Ervan uitgaande dat de feedback terecht is, is het beste moment van het geven van die feedback – voor de effectiviteit ervan – niet altijd het moment waarop die feedback bedacht wordt. Op deze manier behandeld, kan onze oprechte persoon inderdaad zijn feedback spreiden over de tijd, al naargelang de ontvankelijkheid van zijn vrienden, waarbij het wel zo kan zijn dat een deel van die feedback nooit wordt geuit.

De ontvankelijkheid kan lang laag blijven en het is daarna niet meer relevant (ondertussen gaan ze gewoon weer samen naar sterren restaurants, of hebben ze de hints van ook andere vrienden opgepikt en daar iets ten goede mee gedaan), en daarmee wordt die initiële feedback, die ondertussen zelfs ook al vergeten kan zijn, niet gebracht.

Oprechtheid en tact blijken wel verzoenbaar op deze manier. Waar ligt nu de grens tussen oprecht tactvol zijn en liegen?  Wat antwoord de oprecht tactvolle persoon op “het was toch echt wel voortreffelijk neen?”? In dat geval worden die specifieke zaken benoemd die goed waren. Daarna kan een open vraag gesteld worden over de rest (bijvoorbeeld: “Is dat een klassieke bereiding voor het vlees? Hoe ben je daar zo op gekomen?”, als bijvoorbeeld het vlees nauwelijks gaar was). Als daarentegen volmondig, en enthousiast, een welluidend “Ja, voortreffelijk!” volgt als antwoord, dan is dit helemaal niet in overeenstemming met het denken.

Er kunnen wel andere omstandigheden meespelen waardoor het niet opportuun lijkt om erop in te gaan de avond zelf (bijvoorbeeld, het bevriend koppel probeert erg hard om iets samen te doen om hun jarenlange vervreemding als partners tegen te gaan, en hun pogingen lijken voorlopig op weinig uit te draaien), of omstandigheden waardoor we zelf niet bereid zijn veel moeite te nemen er veel woorden aan vuil te maken omdat uiteindelijk de vriendschap toch niet zo diep gaat dat het de moeite wordt geacht er veel emotioneel in te investeren.

Voor beide tegenvoorbeelden is de aandrang, de intentie waarmee de feedback wordt gegeven gemodereerd door een inschatting van het nut dat we zelf inschatten, vooraleer we de feedback geven, maar zelfs in deze twee voorbeelden zal de oprechte persoon zich niet laten misleiden om een positieve bevestiging te geven als hij die niet geven wil, in het minst assertieve geval zal hij gewoon geen bevestiging geven, in het tactvol geval zal hij open vragen over verbeterpunten stellen en goede punten benadrukken eventueel gespreid door de tijd (op het moment zelf en daarna), in het meest assertieve geval zal hij een meer directe, volledige en rechtstreekse (op het moment zelf) feedback geven.

Er is dus een vermenging van assertiviteit, oprechtheid, intentie en nut. Oprechtheid is moeilijk af te scheiden als geïsoleerd concept dat aan één persoon vasthangt, de oprechtheid hangt ook samen met de intentie die de persoon heeft met de andere waarmee hij in relatie staat en waarover hij feedback geeft. En op die manier hangt oprechtheid ook samen met het “emotioneel” contract tussen beide personen.

Als we dit terug betrekken op de oorspronkelijke definitie van oprechtheid dan had die betrekking op één persoon. Als deze oprechte persoon voor elk “emotioneel” contract dat hij afsluit met anderen, consequent deze oprechtheid deel laat uitmaken van dat contract, dan kan hij inderdaad ten allen tijden hierop terugvallen. Als hij echter dit niet deel laat uitmaken van zijn “emotionele” contracten, of in bepaalde gevallen dit niet kan (bijvoorbeeld met de politie-agent, de rechter, de telefoonbediende van een helpdesk, de cassière in de winkel, de vloekende automobilist in de file, de departements verantwoordelijke van een ander departement in het zelfde bedrijf, de schoonbroer, de jeugd vrienden van de vrouw, …) dan zal de oprechtheid die “afgedwongen” kan worden op basis van het contract beperkt zijn door de gangbare sociale normen.

Op dit punt in de bespreking komt wel degelijk naar boven dat het consequent oprecht zijn een bepaalde sociale kost met zich meebrengt en dit op twee kost plaatsen. De eerste kost plaats is dat de gangbare sociale normen er niet van uitgaan dat altijd en direct oprecht zijn de voorkeur geniet. Indien dit wel gevolgd wordt, dan is het de verwachting dat het een beperking kan leggen op het aantal zich-herhalende sociale contacten met dezelfde personen, het is hier een afweging van kwantiteit en kwaliteit van die sociale contacten, althans voor de oprechte persoon. De eerste kost voor de oprechte persoon is dus objectief een meer geïsoleerd sociaal bestaan in kwantiteit maar subjectief een meer diepgaand sociaal bestaan in kwaliteit. De tweede kost plaats is dat de oprechte persoon te allen tijde zelf duidelijk een standpunt in kan nemen en feedback kan geven, hetgeen vereist dat de persoon zelf een duidelijke voorkeur heeft, hetgeen op zijn beurt weer vereist dat deze persoon zelf investeert in zichzelf te kennen (ken uzelf!) wat op zich een duidelijke kost is naar investering naar tijdsbesteding naar introspectie, lectuur van al dan niet klassieke werken en permanente bijscholing, al dan niet auto-didactisch.