lava 2.0

klareau als blog is ontstaan nadat ik mezelf erg lang had gepijnigd rondom een vraag die mij al lang had bezig gehouden. Het soort vraag dat je op een dag plots tegenkomt om je direct daarna te verwonderen waarom je hem nooit eerder zag. En tegelijkertijd blijkt hij onoplosbaar, heeft iedereen zogezegd antwoorden, zonder dat die bevredigend zijn. We lijken daarmee bij het type oer-vragen te komen als ‘moeder, waarom leven wij?’.

Ik ben het soort mens dat zich amuseert met die categorie van vragen, maar dat is niet voor iedereen zo. De vraag waar ik het over heb trekt nochtans wel de aandacht van een brede groep mensen: ‘waarom blijven IT projecten falen?’. De vraag spookte al heel lang rond in mijn hoofd, en is ook mee de motivatie waarom ik professioneel doe wat ik doe: met mijn klanten werken om dat falen zo ver mogelijk te verbannen.

Falen, zoals kunst, is ‘in the eye of the beholder’. De sponsor van een project kijkt anders naar succes als de klant van het project of een projectmedewerker. Falen heeft verder ook gradaties op de assen van kwaliteit, doorlooptijd en budget tot en met het volledig en vroegtijdig stopzetten van het project, dat gebeurt wel degelijk.

Welbeschouwd is de vraag erg gelaagd, maar in eerste benadering gaat ze over effectiviteit: hoe komt het dat we onze doelen niet halen en hoe komt dat we niet leren uit onze (vermeende) fouten? Ik heb gegraven onder de eerste grondlaag van de vraag en alle lagen die ik tegenkwam daaronder proberen te duiden. Dat gewroet heeft dan uiteindelijk geleid tot een tekst van net meer dan vier pagina’s. Mijn kernsuggestie daarin is dat we niet moeten proberen falen te vermijden maar eerder onze eigen nietigheid aanvaarden en dromen niet met projecten mogen verwarren. Zo rauw gesteld klinkt dat nogal fatalistisch, alhoewel de geest van de tekst toch opbouwend blijft: projecten zijn als een lava ballet, waarin we samen dansen rond een actieve vulkaan zo staat er te lezen in de slot paragrafen.

Ik heb mijn artikel met een bevriend collega gedeeld, Jacques die momenteel doctoreert in de filosofie, en hij schreef er een repliek op, systematischer dan mijn eigen tekst, wat zich bijvoorbeeld uit in de beknoptheid ervan met net geen anderhalve pagina. In zijn antwoord stelt hij dat de fundamentele keuze die is tussen het zekere en het onzekere, tussen machine en mens, tussen utopie en realiteit. Daarin zitten we op dezelfde lijn. Maar waar ik droom van project wil scheiden, stelt Jacques dat er eerder een goede balans tussen beiden moet gevonden worden.

Hij heeft gelijk.

Meer dan een jaar nadat ik mijn tekst schreef begrijp ik nu dat niet alles moet opgelost worden. Dromen en hopen zijn een voorrecht van mensen. Of, anders bekeken, een vloek, omdat de droom altijd nét buiten bereik zal blijven. Maar voorrecht en vloek kunnen verzoend worden in engagement, een positieve keuze voor het project dat samen leven heet, en ook samen werken inhoudt.

En dat lijkt me een meer passend oer-antwoord op een dergelijke oer-vraag.


bron foto: http://www.dailygalaxy.com/my_weblog/2014/03/the-sleeping-dragon-thousands-of-years-of-climate-change-conclusive-new-data-released.html

lopen managers naast hun schoenen?

Afgelopen zondag gingen we nieuwe schoenen halen voor de dochter. Ze verslijt haar paren op een goede drie maand, maar we geraken nauwelijks op tijd met haar in een schoenenwinkel, zo vol is haar agenda met feestjes, de scouts en de academie. Het probleem werd met de week acuter, ze zat bijna letterlijk door haar zolen. Maar er was nu ook een figuurlijk gaatje vrij op een zondagochtend bij een grotere schoenenzaak die dan open was.

Het is altijd wat zoeken om schoenen te vinden voor haar, met onderweg steevast enkele momenten van boze teleurstelling als de juiste maat en stijl niet willen samenkomen in één en hetzelfde paar. Maar dat hadden we al snel achter ons. Toen er nog heen en weer werd gekeken voor een paar slippers kon ik dus wat staan suffen met de smartphone aan de kassa, en daar viel mijn oog op een boek.

Een boek met het verhaal achter de winkel keten, van de hand van diens oprichter. Ik bladerde door het boek, maar de opmaak ervaan trok mij niet direct aan, het voelde te ‘technisch’ aan, te dogmatisch systematisch. Hup, terug op de stapel en weeral 25€ uitgespaard. Het onderwerp daarentegen sprak wel aan: ‘werken met hart en ziel’.

Thema’s hebben bij mij vaak de neiging om ineens hun opwachting te maken en zich dan in opeenvolgende dagen op verschillende manieren bloot te geven. De dag ervoor had ik nog maar net een lang interview gelezen in de Tijd met de director people operations van Google. De dag erna kwam een nieuwe post van Frank van Massenhove met een hulde aan authentiek leiderschap.

En telkens weer hoorde ik dezelfde toon van participatie, autonomie, ‘ont-structurering’ met (veel) minder bazen, zelf-organisatie en zingeving. Het is het nieuwe poppy deuntje met de mens centraal in het werken dat fris klinkt in contrast met de overheersende barok van geld en efficiëntie als centrum in het werken.

Kan dat nieuwe werken wel werken? Welnu, met die vraag gingen ze bij Canvas aan de slag en vonden alvast enkele bedrijven die die filosofie al in de praktijk hadden gebracht. In de rapportage ‘Zo werkt het niet’ komen we over de vloer bij een middelgrote Franse onderdelen fabrikant (400 medewerkers), een grote Belgische zorgonderneming (het Wit-Gele kruis met 1.600 medewerkers), een Belgische KMO die meubels fabriceert en ook Harley Davidson onder een vorig beleids bewind.

Dit nieuwe werken benadrukt de zelfredzaamheid van mensen die werken in groepen en vermindert de klemtoon van ‘command and control’ vanuit een centrale hiërarchie. Het doorprikt de illusie van onfeilbaar vooruit te kunnen plannen. Het roept een halt aan de gepriviligiseerde groep van managers die van haar hoog opgeleide troepen kritiekloze uitvoering van haar orders verlangt. « Cherche pas à comprendre, fais ce qu’on te dit » typeert een medewerker het ‘ancien régime’, dat naast haar schoenen lijkt te lopen. In het nieuwe werken zet die groep managers een stap opzij ten gunste van de medewerkers die hun expertise én hun onaangewend talent in de schaal gooien om hun professionele uitdagingen als individuen en als groep te trotseren met de middelen die ze daar voor krijgen.

Ik vind het bemoedigend dat dit soort pionierswerk gebeurt, en dat er terug aansluiting komt met het oorspronkelijke gedachtegoed van het management denken: zinvol samenwerken binnen de gemeenschap. Als mijn dochter later in haar eigen schoenen staat, hoop ik dat ze in dergelijke bedrijven aan de slag kan gaan.

elk onevenwicht kent zijn evenwicht

Ik ben van nature uit meer een luisteraar dan een spreker. Statistisch en fysiologisch ligt dat ook meer voor de hand met twee oren en in verhouding slechts één mond. Maar lang niet iedereen lijkt zich van die wetmatigheid bewust.

Als ik in een gesprek luister, dan volg ik, probeer de verbanden te begrijpen, me in te leven. En als er dan even een stilte is, dan is er ruimte voor een vraag van mij om te toetsen of ik het wel goed heb begrepen. Als ik dan eenmaal het relaas van de gesprekspartner heb begrepen, dan kan ik inhaken met mijn visie op dat thema, als ik die al heb natuurlijk.

Ik heb het nu over een échte dialoog, waarbij de richting van het gesprek over en weer gaat. Maar regelmatig kom ik in gesprekken die als een waterval koud en hard over mij heen storten van ergens tientallen meters hoger. In mijn ervaringen komen die spraak watervallen in twee soorten.

De eerste waterval is turbulent, en er wordt enthousiast een kakafonie aan feiten en meningen gedeeld. Als ik dan bij een pauze daar één onderwerp uit pik en erop aanhaak, wordt ik of steevast aangekeken als een plomp verloren boer, of gaat de waterval redelijk ongestoord verder. Zwijg en luister lijkt de boodschap.

De tweede waterval is dan weer gelijkmatig, en verkondigt stellig hoe het zou moeten zijn. De bewijslast die daar voor wordt aangedragen varieert van vermeend onwrikbare feitelijkheid tot emotionaliteit, waarbij die emotionaliteit het spectrum vult tussen ‘ik ben toch zo bijzonder’ tot ‘ze viseren altijd mij!’. Wanneer er dan een stilte valt, zwijg ik, dat heb ik al lang geleden geleerd. Met spreken kan je hier alleen maar verliezen: ofwel ga je tegen het relaas in, en wordt je veroordeeld als onbekwaam of afvallig, ofwel wordt je verplicht er helemaal in mee te gaan ‘oh ja, je hebt overschot van gelijk’.

Het gaat hier om een verbaal steekspel waarvan de uitkomst de dominantie (waterval) of onderwerping (koude douche) van de deelnemers bevestigt. Maar is zwijgen hier dan wel de juiste oplossing?

Wij dieren hanteren bij de confrontatie vier standaard reacties: vechten, vluchten, bevriezen of zich onderwerpen. Zwijgen kan alvast niet doorgaan voor vechten, dus die schrappen we al van de lijst. Bij vluchten loop je weg van de agressor, ook deze valt dus weg. Bij het bevriezen, kruip je als het ware in elkaar, zonder de agressor nog aan te kijken. Onder die omstandigheden kan je niet meer spreken van een dialoog. Blijkbaar stemt zwijgen dus overeen met jezelf onderwerpen.

We kunnen het zwijgen nu situeren, maar de vraag blijft overeind: is zwijgen wel de juiste oplossing? Wel, het hangt er allemaal van af. Algemeen gesteld zou ik niemand een langdurige en/of intense blootstelling aan dergelijke koude watervallen aanraden. Als dat dan toch gebeurt, dan zou ik de persoon in kwestie aanraden ook bij zichzelf te rade te gaan, want ook elk onevenwicht gebeurt in evenwicht met de omgeving (zie bijvoorbeeld de drama driehoek van Karpan). Meer specifiek gesteld is de wijsheid je gevechten slim te kiezen en zelfs liefst zo dat je al gewonnen hebt voordat de strijd start.

En tenslotte, het zou toch maar saai zijn als alles zich moeiteloos aan mij prijs zou geven. Waarover zou ik dan nog moeten dromen? Waarover zou ik dan nog moeten schrijven?

minder is meer

Deed iemand net het licht aan? Iets is er veranderd. Alles heeft opeens een zijde zachte glans. En neen, ik heb het niet over een nieuwe wasverzachter. Mensen komen minder scherp over. En mijn eigen stokpaardjes hebben ineens een nostalgisch aandoende vintage look.

Als alles ineens is veranderd, dan is het meer waarschijnlijk dat het de toeschouwer is, ik, die anders kijkt naar het schouwspel dan dat dat spel ineens anders wordt gespeeld.

Een tijdje geleden stapte ik inderdaad over een symbolische streep van verandering. 39 streep 40. Maar er gebeurde toen niets bijzonders. Het is niet alsof de natuur plotsklaps ‘coole’ en tot dan toe verborgen mogelijkheden ontplooide. Neen, niets van dat. Eigenlijk is het eerder omgekeerd. Als de natuur al iets duidelijk maakt is het net dat er minder mogelijkheden overblijven. Na al die jaren er keihard voor te gaan, sta je even stil, buiten adem en wat onwennig omdat je pauzes niet gewoon bent. En je kijkt terug naar het traject dat je al aflegde.

Tot nu toe zoefde je in je tunnel richting de droom die je moest waarmaken. Je velde vandaar uit allerlei oordelen over de stations die je achter je liet met je ‘meer-en-beter’ supersonische trein. Maar nu dat zoeven trager en trager wordt en het einde van de tunnel nog geen meter dichterbij kwam beklaag je je eerder over verouderde trein infrastructuur dan dat je eigen bestemming of tempo in vraag stelt.

Maar wat als er geen bestemming is, maar enkel de reis? Als er niets meer moet bewezen worden door te worden wie je zou moeten zijn, of te blijven wie je was, dan kleurt het perspectief ineens anders. Onvoltooide ambities kunnen, als een ballonetje, worden los gelaten, en in haar vlucht omhoog rukt die ballon de lens van je neus, de lens van de dwang, van de eis, van het moeten.

Als je minder moet wordt je zelf milder en het schouwspel zachter.

Minder is meer.

 


met dank aan Cristian voor het delen van de illustratie: http://www.conniewonnie.com/

het gesis van de scheppende vernietiging

De term scheppende vernietiging (creative destruction in het Engels) kwam ik voor het eerst een zestal jaar geleden tegen. Toentertijd volgde ik een tweede Master Na Master (MaNaMa) opleiding waarin strategisch denken een belangrijke ondertoon was, net zoals dat ook het geval was geweest in de eerste MaNaMa die ik had gevolgd. Een van de vragen die bij mij bleef plakken, was wat je nu eigenlijk extra kon verwachten van een organisatie die zowel uitmuntend was in strategisch plannen als in de uitvoering daarvan: wat zou de extra levensduur van zo een organisatie zijn? En wat was eigenlijk de levensduur van een gemiddelde organisatie?

Het lijkt niet meer als logisch dat als een mensen leven beperkt is in de tijd, dat dan ook organisaties, door mensen bedacht, beperkt zijn in de tijd. Neen? Toch vond ik rondom dat soort vragen geen literatuur, en het thema werd ook niet in de lessen behandeld.

Als we als managers, consultants, medewerkers dromen over de bedrijfstoekomst, dan zwijgen we hier eigenlijk altijd over. Als mensen spreken we ook niet dagelijks met elkaar over het feit dat dood de enige zekerheid is in het leven (naast belastingen), maar we weten het allemaal wel, het hoort erbij. In het bedrijfsleven lijkt echter alles onsterfelijk: klanten, producten, markt penetraties, strategische plannen, innovaties, kapitaalinjecties …

Het is natuurlijk wel zo praktisch dat alleen de bedrijfsleiding zich zorgen maakt over de al dan niet beperkte levensduur van het bedrijf en dat de rest van dat bedrijf zich vooral concentreert om de zaak gewoon draaiend te houden. Maar ook onder de gelederen van de bedrijfsleiding of de management lagen nét daaronder, lijkt het concept van levenscyclus voor bedrijven onbekend.

Als ‘case-study’ van het soort boeken dat door hun wordt gelezen was er in de beginjaren van mijn professionele loopbaan het boek ‘Good to great’ van Jim Collins. Het boek probeerde te achterhalen wat toonaangevende bedrijven (the great) onderscheidde van de rest (the good) door te kijken naar management technieken, bedrijfscultuur en allerhande slimme analyses die ik ondertussen allemaal alweer vergeten ben. Wat ik echter niet ben vergeten is dat de lijst van toonaangevende bedrijven uit dat boek de tand des tijd moeilijk doorstond. Bedrijven uit die lijst werden opgekocht, gingen failliet, werden gesplitst, verloren markt aandeel en sommigen hielden natuurlijk ook wel gewoonweg stand. Dit soort boek, meer evangeliserend dan verklarend, is typerend voor de cultus van het bedrijfsleven, waarin de toekomst zonnig is voor de vooruitziende, hardwerkende, doortastende individuen, dragers en makers van de wereldmarkt: ga en vermenigvuldigt uw marktaandeel! Groei! Maak uw succes!

Een soort blind geloof in groei en de noodzaak van groei, omdat stilstaan achteruitgaan is. Het contrast met ‘The living company’ van Arie Geus kan niet groter zijn. In het eerste hoofdstuk hiervan legt de auteur uit dat hij als reactie op een bepaald voorstel tot grote bedrijfsverandering de volgende vraag voorgeschoteld kreeg: ‘Kan je eens voor bedrijven vergelijkbaar aan het onze in grootte en leeftijd nagaan wat hun ervaring was met een dergelijk grote verandering?’. Tot zijn verbazing merkte hij op dat de gemiddelde leeftijd van bedrijven rondom de 50 jaar lag. Het bedrijf waar de auteur voor werkte, Shell, is één van de weinige bedrijven in de geschiedenis die wel boven de 100 jaar uitkomen, en er zijn er nog minder die nog ouder worden.

Wat gebeurt er dan na 50 jaar met zo een bedrijf? Waar gaat het personeel naar toe? De klanten? De producten? De kennis? Het kapitaal? Verdwijnt dat dan allemaal? Wordt de maatschappij ineens armer als dat bedrijf weg is? Welneen, de markt evolueert en bedrijven innoveren mee of gaan op in andere bedrijven. En dat is niet erg want bedrijven zijn geen doel op zich maar vervullen een maatschappelijke functie.

Die boodschap van relativering is uiteraard minder voor de hand liggend voor de narcistische of megalomane bedrijfsleider die zijn zelfbeeld verbindt met het succes van zijn bedrijf. De boodschap gaat ook de gedesengageerde ‘spreadheet’ manager ongemerkt en geruisloos voorbij, die kijkt gewoon of overal alle vinkjes zijn gezet. De ontgoochelde en gedesillusioneerde werknemer lacht ze hardkeels en cynisch weg. En de gemotiveerde jonge en ambitieuze timmeraars van de weg hebben er geen oor of tijd voor.

Maar de tijden zijn aan het veranderen. Er broeit iets. Jormungand, de mythische Noordse oerslang die de wereld omsluit, bijt in haar staart en veroorzaakt daarmee telkens artikels en boeken die haar bespreken. Ik las daarvan in de laatste maanden ‘De neoliberale waanzin’, ‘Het verdorven vennootschap’, ‘Opium’ en vorige week ‘De geschiedenis van de vooruitgang‘. Dat laatste is een lijvig werk van Rutger Bregman dat ik desalniettemin toch met slechts één quote zal samenvatten “[…] geen enkele beschaving kan zonder geloof in vooruitgang[…], maar vooruitgangsgeloof slaat vroeg of laat op hol”.

We hebben inderdaad dat blind geloof nodig om onze rol in de samenleving op te nemen, geloof werkt als een onzichtbare lijm voor die samenleving. Maar als die aangeleerde blindheid uiteindelijk tot een persoonlijke geloofscrisis leidt, dan staan we verdwaasd in de kale kerk van het kapitalisme te luisteren naar de echo van ons eigen gejammer en is er geen priester te vinden. Maar als je goed luistert, dan hoor je toch heel duidelijk het gesis van Jormungand. Siiiiiis.

is fruitsap de oplossing voor terrorisme?

een terrorist (boos):

‘jullie Westerlingen, eerst stolen jullie ons Arabische cijfers …’

‘en daarna weigerden jullie onze profeet te erkennen!’

‘en ik … ik weet niet eens hoeveel één appel plus één peer is. sterf! kop eraf!’

een Westerling (bang):

‘wacht. wacht. proef eerst dit eens.’

de terrorist (verbaasd):rekenen

‘oh. zo lekker. wat is het?’

de westerling:

‘dat was 1 appel + 1 peer. nu kan jij ook rekenen!’

 


idee & artwork: Febe febe

redactie: klareau.be

de pantoffelheld en de kakkerlak

Onlangs kwam ik aan de babbel met ‘iemand’ over ‘iemand anders’ waar we allebei al mee hadden samengewerkt. Het was al snel duidelijk dat we alle twee dezelfde waardering over deze persoon deelden, een soort van nauwelijks ingetoomde walging en onderdrukte woede, en in dat spectrum van het voelen erg verwant met mijn appreciatie voor, zeg maar, de strontvlieg. Een strontvlieg voedt zich met faeces, waarvan het equivalent op de werkvloer ‘bullshit’ is. Mijn kennis verbeterde me echter: ‘Neen geen strontvlieg, een kakkerlak, die krijg je niet kapot, een strontvlieg daarentegen haalt het einde van de dag niet’. Technisch is dat misschien eerder de ééndagsvlieg, maar hé we zijn beiden geen bioloog, en de associatie met kakkerlak is inderdaad véél scherper en heeft bovendien nog steeds de etymologische sterke band met bullshit.

Ik heb persoonlijk wel wat ervaring met kakkerlakken. Ik heb namelijk een jaartje in Congo geleefd (toen was dat nog Zaïre), samen met mijn ouders en verder ook samen met heel wat kakkerlakken. Ik mag me op de schouder kloppen omdat ik eigenhandig hele families kakkerlakken versneld op weg heb geholpen naar de kakkerlakken hemel, gesteld dat die beesten zo een hemel hebben natuurlijk, ik beschouw mezelf niet aansprakelijk voor hun levensbeschouwing. Eigenlijk kan het me niet schelen, ze moeten gewoon niet zijn waar ik ben. In mijn éénmans strijd tegen de kakkerlak soort, heb ik vooral vier hulpmiddelen gehanteerd: de schreeuw, de spuitbus, de pantoffel en het toilet.

Als beginnend kakkerlak verdelger gebruikte ik in het begin vaak de schreeuw, maar dat was eerder een spontane opwelling dan wel een middel om de kakkerlak te verdrijven, ik heb ze er nooit op zien reageren. Eenmaal de eerste schrik overwonnen, haalde ik de spuitbus boven, met die typische chemische geur, en spoot het beest een volle minuut nat. Zijn bewegingen werden dan snel trager, vaak lag het uiteindelijk op de rug, met de pootjes in de lucht in een laatste walgelijke stuiptrekking. En dan niets meer. Oef. Dan kon ik op mijn gemak gaan douchen of naar toilet, want het was altijd in die ruimtes, liefst ’s ochtends als ik pas wakker was, dat mijn pad kruiste met dat van hun.

gifDe verdelger spuitbus liet er geen twijfel over bestaan, een zwart kruis op rode achter grond: dit was gif. Maar als je dan terug kwam uit de douche was dat beest gewoon weer vertrokken! Vandaar hulpmiddel drie: de pantoffel en plets! Rode en witte smurrie over de vloertegels. ‘Sta nu maar eens op!’. Het ergste wat ik heb meegemaakt is dat één van die beesten inderdaad ineens vleugels ontplooide en warempel begon te vliegen, recht op mij. AAAAAAAAAHHH! HET KAN VLIEGEN!

Dat was de meest traumatische ervaring. Maar dankzij die exemplaren, die na de pantoffel behandeling, eens dat ik terug kwam met een comfortabel groot stuk keuken papier (toilet papier is écht te klein) ongestoord door gingen, perfectioneerde ik wel mijn techniek: verdoven door vergiftiging, structurele schade door verpletting en daarna finaal verdrinken in het toilet. Kil misschien, maar wel zo effectief. Als ik dat zo allemaal op een rijtje zou lezen bij iemand anders zou ik toch wel vragen beginnen stellen. Ik zou zeggen: terecht.

Wat wel mag blijken is dat het woord kakkerlak bij mij toch wel heel wat losmaakt, vooral dus dat ze wansmakelijk zijn en niet kapot te krijgen. Samen ‘onschuldig’ lachen over anderen lijkt dus niet zo onschuldig te zijn in dit geval. Er is dan ook niets onschuldig aan het gedrag van deze spreekwoordelijke zakelijke kakkerlak. Net als zijn tegenhanger in het insecten rijk is hij niet alleen, maar onderdeel van een grote groep, en die groep zelf is ook niet uitroeibaar.

Als je pad een vervelend persoon kruist dan ga je typisch snel verder op je pad, maar als deze persoon macht heeft over jou (een manager, leidinggevende, baas, …), tsja, dan wordt het misschien al wat moeilijker om je aan hem te onttrekken. Vaak wordt dan geschertst ‘een typisch voorbeeld van Peter’s principe’. Die term is vernoemd naar Laurence J. Peter die stelt dat een manager wordt gepromoveerd tot zijn niveau van incompetentie, dus tot een positie waarin hij geconfronteerd wordt met uitdagingen die zijn competentie te boven gaan. De gangbare logica wil namelijk dat na een belangrijke verwezenlijking een promotie volgt naar een volgend niveau. Een prestatie op een bepaald niveau is echter géén garantie voor een gelijkaardige prestatie op het volgende niveau. Als je dus de gangbare logica blind volgt, dan volgt ook haar noodzakelijke finaliteit zoals aangegeven door Peter.

En Peter was blijkbaar niet bang voor wat generalisaties: ‘[…] in time every post tends to be occupied by an employee who is incompetent to carry out its duties […]’. Dat is natuurlijk een erg boude uitspraak. Dat zou betekenen dat alle, of toch de grote meerderheid, van de managers eigenlijk incompetent zijn en niet opgewassen voor hun taak. Stel dat deze theorie inderdaad correct is, dan zou het mogelijk moeten zijn om ze proefondervindelijk te testen en er uiteindelijk ook een verklarende theorie voor te vinden.

Die verklarende theorie heb ik warempel gevonden, het ‘Dunning-Kruger effect’, ineens met het cool ‘effect’ achtervoegsel. De theorie van de heren Dunning en Kruger, gestaafd met empirisch onderzoek en in 1999 gepubliceerd in de ‘Journal of Personality and Social Psychology’, stelt dat incompetente mensen hun incompetentie systematisch zwaar onderschatten én dat competente mensen hun competentie onderschatten. De incompetente mensen zijn als het ware blind voor hun incompetentie (ze weten niet dat ze niet weten) wat hun eventuele groei naar competentie in de weg staat. En de competente mensen schatten hun competentie niet naar waarde door de groeps consensus werking: het is niet de sterkste die het haalt maar de sterkste groep (van zwakkelingen).

Oh neen, wat kleinzielig. Grote mensen, naar ik vermoed allesbehalve kleinzielig, gingen mij echter voor

‘The fundamental cause of the trouble is that in the modern world the stupid are cocksure while the intelligent are full of doubt’ (Bertrand Russel)

‘Ignorance more frequently begets confidence than does knowledge’ (Charles Darwin)

‘Two things are infinite: the universe and human stupidity; and I’m not sure about the universe’ (Albert Einstein)

Wel laat het dan zo zijn, zei de pantoffelheld: dit is de eeuw van de kakkerlak. Plets. Plets. Plets. Plets.

Plets.

Plets. Plets. PLETS! Plets. Plets.

Plets plets plets. PLETS!

 

PLETS!

haha!

Plets.

stokpaardrijder: wat is de kwaliteit van jouw voelen?

Het begon bij ‘je wordt het antwoord op je eigen vraag’. Voor dat artikel, was een vaak voorkomende vraag aan mezelf ‘wat is de kwaliteit van je denken’. Na dat artikel begreep ik echter dat ik net zo goed kon vragen ‘wat is de kwaliteit van je voelen’.

En dus begon een queeste binnen een queeste, waarin ik mijn eigen emoties zou deconstrueren. De eerste poging was al een schot in de roos, teleurstelling bleek mijn voelen te overheersen en mijn denken te begrenzen. Ik merkte dat het schrijven een soort van zich zelf leidende ontdekkingstocht werd, waarbij de schittering van de vondsten niet beperkt bleef tot het papier. Het voelen wordt verwoord, wat het bijna tastbaar maakt, en alhoewel het hele proces organisch verloopt, alsof het zich buiten mijn eigen wil om ontplooit op mijn computerscherm, blijkt het toch een finale impact te hebben op dat gevoel. Het staat geschreven, er is geen weg terug.

Een catharsis. Zeker omdat ik die zaken niet onder woorden durfde brengen, in de eerste plaats voor mezelf, en in de tweede plaats voor mijn omgeving. Na het aanpakken van teleurstelling, begon ik met het volgend onbehandeld thema: ‘bullshit’. Toen ik dat uitschreef borrelde spontaan de vraag op of ik dit wel vrijblijvend kon delen met de wereld (de wereld welja, beperkt tot de twee handen vol mensen die dit lezen). Transparantie is een hoofdpijler van klareau.be: de open dialoog zonder veroordeling. Maar vanaf wanneer werkt transparantie in je eigen nadeel?

Die vraag hield me wakker, wat dramatischer klinkt als het is voor een chronisch slechte slaper, en dat is op zich ook niets bijzonder, 1/3 slaapt slecht in Vlaanderen. Maar wat als die terughoudendheid om voluit transparant te zijn, nu nét de oorzaak blijkt te zijn ‘mijner lijden’? Je kan toch niet in stilte niet akkoord zijn? Daarom maak ik een halve moedige sprong, bij uitzondering zal het artikel ‘de cynische dans van narcisme en onverschilligheid’ alleen voor geregistreerde leden beschikbaar zijn, op aanvraag (registreren doe je via de pagina klareau. hoezo?)

HartbovenHard_KLEUR3-e1410788156744Op weg naar mijn trein, was ik mij aan het pijnigen over het al dan niet publiceren van dat artikel, toen mij aan het Sint-Pieters station een foldertje in de handen werd geduwd van ‘Hart boven hard’. Ik had de term al horen voorbij waaien, en ik dacht dat het één of andere campagne was tegen overdreven snelheid. Neen, warempel, het is een hele beweging van 15.000 mensen met website, visual identity, logo en slogan ‘waar winst het wint van waarde, is verlies het resultaat’. De beweging pleit voor maatschappelijke verandering, minder stress, een meer eerlijke verdeling van de welvaart en dan nog wat (er zijn in totaal 10 ‘hartenwensen’). En welke betere manier om dat collectief te beginnen realiseren dan met een Grote Parade? In de hoofstad, zondag 29 maart: eerst 2 kilometer stappen, en daarna wat muziek: ‘er is wéeeeel een alternatief’.

Neen wacht eens. Wat lost samen 2 kilometer wandelen nu op (behalve wat vet verbranden)? Zijn die grootse kreten, het jagen op het spook van de meritocratie, een niet al te algemeen valnet voor de vele individuele en specifieke gevoelens van onbehagen? Wat gevoel verschuilt zich onder dat gevoel van frustratie? Welke persoonlijke acties neem je niet door je te scharen achter een groots collectief protest tegen het ‘systeem’?

Heb jij ook zo een stokpaard? Iemand begint erover en voor dat je het weet heb je al snel 10 minuten vol vuur en milde uitingen van waanzin (opengesperde neusgaten, bliksemende ogen, bezwete oksels) gesproken over hoe die ene coach jouw favoriete voetbalclub de nek heeft omgedraaid. Of over de navelstaarderij en kortzichtigheid van de politiek, ‘ze nemen hun verantwoordelijkheid niet, die zakkenvullers!’. Of over hoe weinig begrip de maatschappij opbrengt voor jouw specifieke situatie, ‘dat zou toch niet mogen!’. Als jij zo iets hebt, ik heb dat met absurditeit, dan weet je dat je dezelfde reeks preken regelmatig bovenhaalt, met wisselende instemming van de vaak snel verveelde toehoorders. Einstein definieerde waanzin als steeds hetzelfde proberen en toch een ander resultaat verwachten. En volgens die definitie zijn wij, stokpaardrijders, waanzinnig (ons paard is waarschijnlijk ook gewoon dood): om ons te verlossen van een gevoel van onbehagen, herhalen we keer op keer ons zelfde verhaal, zonder dat dit gevoel verdwijnt. Daarom vraag ik je: wat is de kwaliteit van jouw voelen? En als je dat een domme vraag vindt, dan ga je toch gewoon meewandelen met hart boven hard? En neem je stokpaard mee, het is tenslotte een parade.

de cynische dans van narcisme en onverschilligheid

Consultancy wordt geprofileerd als een beroep met een zeker aanzien: je draagt een pak, hemd, stropdas, en mooie blinkende schoenen. Vergaderen doe je met senior management, misschien wel met de raad van bestuur. Je rijdt in de betere, vaak Duitse, lease-wagen. En als consultant, zal je werkgever je uitleggen dat je in de consultancy ver kan geraken, je kan binnen het bedrijf uitgroeien tot een partner en zoniet wordt je misschien wel een directie lid bij een klant. Prestatie leidt tot doorgroei, en bovengemiddelde prestatie tot bovengemiddelde doorgroei.

Een consulent is een raadgever, en dit impliceert op zijn minst dat diegene die om raad komt vragen de raadgever een bepaalde expertise toebedeelt. Als je op consultatie gaat bij een dokter, wel dan weet je als patiënt inderdaad dat die expertise er is doordat de titel van dokter alleen toegekend wordt na een proeve van bekwaamheid. Dat betekent niet dat je als patiënt garanties hebt de beste behandeling te krijgen bij om het even welke dokter. Het betekent wel dat er een gemeenschap is die al een eerste scheiding doet van kaf en koren, de opleiding tot dokter kan bijsturen en indien noodzakelijk dokters uit de ambt kan zetten Er zijn nog andere jobs, architect, advocaat, boekhouder, bakker, beenhouwer, electricien, … waarbij je het beroep enkel kan uitoefenen na een vastgelegde beroepsopleiding, zoals bepaald door een organisatie die dat beroep vertegenwoordigt.

Maar in welke opleiding moet je slagen om als manager aan de slag te gaan? En in welke opleiding moet je slagen vooraleer je jezelf management consultant mag noemen? Er zijn opleidingen beschikbaar die aan te bevelen zijn om je te bekwamen in de domeinen van strategie, personeelsbeleid, informatica beleid, logistiek beleid, financieel beleid, en er zijn zelfs opleidingen die al deze domeinen belichten (MBAs). Maar is dat een voldoende proeve van bekwaamheid? Er is alvast geen beroepsorganisatie om een eerste scheiding te doen van kaf en koren.

Is het dan wel redelijk om te raden te gaan bij een consulent? Ik zou verdedigen dat dat redelijk is wanneer de vraag beroep doet op (aantoonbare) expertise van die consulent, maar ook, paradoxaal genoeg, als expertise helemaal niet relevant is. Het tweede geval kan vreemd lijken, maar stel echter dat de vraag getuigt van (aantoonbare) onbekwaamheid van de vraagsteller. Dan is het voor deze interessant een (naar alle waarschijnlijkheid) onzinnig antwoord door een consultant te laten optekenen omdat dat een waan van onpartijdige expertise verleent.

Vergeleken met veel van de vandaag beschermde beroepen, is de ’stiel’ zelf van management, en de daarbij uitgevonden management consultant, jong, en de vragen die het zichzelf stelde in het begin zijn vergeten, alhoewel ze brandend actueel blijven. Waarom organiseren we ons in bedrijven om gezamenlijk gespecialiseerde diensten en goederen aan te bieden aan de gemeenschap? En hoe kunnen we zo een organisatie het best aanpakken? In de plaats van die meer fundamentele vragen ligt de klemtoon vandaag eerder op de vraag hoe de beste vergoeding voor de kapitaalverstrekkers kan verzekerd worden: return on investment or die! De maatschappelijke verankering van organisaties is vergeten, en een hol streven naar immer stijgende efficiëntie kwam in haar plaats. En dat holle kader is het ideale platform voor de dans van de narcistische consultant, hunkerend naar prestige met de onverschillige manager die hem inhuurt ter compensatie van zijn eigen onbekwaamheid.


PS: Dit artikel niet bedoeld als consultancy bashing, daar is beter materiaal voor te vinden, zoals bijvoorbeeld in “management theory is what happens to philosophers when you pay them too much”. Als consultant kijk ik gewoon kritisch naar mijn beroep.

PS2: Merk op dat dit niet op alle consultants bedoeld is.

PS3: Als ik nu nog niet genoeg disclaimers heb gezet, en je zit nog steeds met een onbevredigd gevoel, wel laat dat dan het begin zijn van een dialoog met mij. Ik vraag niet beter.

bron foto: http://www.iphotographermag.com/merry-go-round-iphone-photographer-greg-george/

hoe berijdt je best een dood paard?

Eeuwenlang gaf elke generatie Dakota stamhoofden de volgende generatie essentiële wijsheden door. Eén daarvan luidde als volgt: “Wanneer je merkt dat je een dood paard berijdt, dan kan je best afstijgen”. Onze moderne samenleving heeft dankzij de vooruitgang en veroveringen van de wetenschap een heel arsenaal aan geavanceerde mogelijkheden hieraan toegevoegd.

  1. koop een hardere zweep
  2. verander van ruiter
  3. bedreig het paard met afdanking
  4. gebruik meerdere dode paarden om meer snelheid te maken
  5. voorzie extra fondsen en/of opleiding om de output van het dode paard te vergroten
  6. plan een studie reis naar andere landen om te leren hoe ze daar met dode paarden omgaan
  7. neem externe consultants in om het dode paard te berijden
  8. doe een productiviteit studie om te onderzoeken of lichtere ruiters de output van het dode paard zou vergroten
  9. promoveer het dode paard tot een superviserende rol om een ander paard aan te nemen
  10. besteed het dode paard uit aan een lage loon land
  11. verklaar dat vermits het dode paard niet moet worden gevoederd, het minder kostelijk is, minder overhead draagt en daardoor significant meer bijdraagt aan de marge dan andere paarden
  12. doe een vergelijkende studie hoe dode paarden in de huidige economie worden ingezet
  13. benoem het dode paard als ‘anders levend’

Ben je tot hier gekomen en al het voorgaande bracht geen soelaas? Geen paniek, er zijn nog vele technieken en concepten die je kan proberen: lean, agile, bigdata, social media, cloud, open source, crowd funding en door ze te combineren worden de mogelijkheden bijna onbeperkt! Dus vooral niet wanhopen.


bron: http://agilemindstorm.com/2011/06/20/dead-horse-and-agile/

bewerking: klareau.be

 

gefrustreerde schrijver vindt bullshit in zijn spuitwater

Grote denkers hebben opmerkelijke erfenissen nagelaten. Schopenhauer liet ons ‘Het slechtste moet nog komen’ na. Wittgenstein, leerde ik zopas van een bevriend collega, deed het met ‘Waarvan men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.’ Een leven van denken, en dat zijn dan de quotes die ze opleveren? Laat dat de toon zetten voor de terugblik op mijn eigen erg lang volgehouden zoektocht naar zingeving binnen mijn werk. Eigenlijk kan ik daar alleen maar over besluiten dat ik twee zoektochten door elkaar heb ‘verward’. Ik zocht naar een manier om mij de kenmerken toe te eigenen die succesvolle mensen hebben in het zakenleven. Ondertussen voelde ik een onbenoemd onbehagen over de duistere grotten die ik aantrof achter de blinkende façade van dat zakenleven. Hoe meer ik die grotten verkende, met lucifers, fakkels, zaklantaarns, werklampen, TL buizen … hoe meer ik andere lege, koude, vochtige grotten aantrof. Tijdens al dat zoeken merkte ik wel op dat terwijl ik zélf nog steeds het grotten complex naarstig verkende, de meeste andere leeftijdsgenoten al lang niet meer in de buurt waren, en vermoedelijk ergens op die bovenverdiepingen vertoefden, daar waar alles wél blinkt. Zogezegd.

Teleurgesteld door het uitblijven van ‘succes’ binnen mijn loopbaan, twijfelde ik tegelijkertijd wél aan de aanspraak op zingeving die succes pleegt te maken. En in plaats van de teleurstelling te verwerken, bleef ik volharden in mijn zoektocht naar de zin van succes.

Dat is een gangbaar patroon, althans als ik de ‘soft-skills’ trainingen die ik heb gehad goed heb begrepen. Ik zit op de rouwcurve, in de Rouwkurveontkenning fase (o ironie van het leven, de bedenker van die rouwcurve is ondertussen zelf ook dood). Ik zit daar vast omdat ik niet dieper wil zakken, afgeschrikt door het gevreesde onbekende, door de ogenschijnlijke bodemloze put (of zit ik er al in, apatisch?). Om mijn emoties te kanaliseren rationaliseer ik me dan maar suf. Lezen, denken, schrijven. Vooral niet doen. Vooral niet het probleem aanpakken. Pas op, ik heb geen rouwcurve nodig om lui te zijn, te lezen, denken en schrijven, dat gaat vanzelf. Nee, de clou zit hem erin dat ik een aangehouden gevoel van onbehagen in stand houd uit vrees om de onderliggende oorzaak aan te pakken met alle gevolgen die daaruit voort kunnen komen. Zonder al dat gerationaliseer, zou ik waarschijnlijk gewoon schrijven: nen gefrustreerde mens.

Net als God, is niets menselijks mij vreemd, dus ook het erkennen van een gebrek aan moed valt mij niet al te zwaar. Zeker niet als ik daarmee een groot deel emotionele ballast finaal overboord kan gooien. Een ballast die ik zelf heb omhoog heb gehesen en die mij nu al die tijd verhindert op te stijgen.

on bullshitMaar ik ben niet alleen. Er zijn nog heel wat andere slachtoffers van rouwcurves en van de uitwassen van absurditeit (gefrusteerden!). Een erg elegante klacht tegen absurditeit is op papier gezet door Harry G. Frankfurt in zijn gebalde ‘On Bullshit’. De auteur is een bekend filosoof (en autoriteit), en koos bewust voor de provocatieve term ‘bullshit’ omdat die zo herkenbaar is, maar ook omdat ze geen gelijke kent in minder vulgair taalgebruik. Frankfurt merkt op dat we overstelpt worden door ‘bullshit’, en probeert dan ook de kern van de term bloot te leggen, door ze onder andere te vergelijken met de leugen. Het essentieel onderscheid met de leugenaar is dat de ‘bullshiter’ onverschillig is om de waarheid te spreken: wat hij vertelt zijn dient in de eerste plaats zijn doelen, en niet één of andere waarheid: “bullshit is a greater enemy of the truth then lies are”.

Toevallig (?) las ik van de week een artikel dat de recente uitspraak “bruiswater is slecht voor je” van TV persoonlijkheid Evy Gruyaert hekelde. Frankfurt merkt op we tot aan onze nek in de ‘bullshit’ zitten omdat, net zoals Evy, zovele mensen zich verplicht zien om zich als expert te gedragen in een gebied waarin ze dat ten gronde niet zijn. Hoe komt dat toch? Wel, sinds de teloorgang van de Grote Waarheid, rest de meeste mensen enkel nog scepticisme: we weten niets zeker. Je kan dan wel Objectiviteit blijven nastreven maar haar niet opeisen voor je eigen uitspraken. Een alternatief is dat je Oprechtheid nastreeft: waar zijn aan jezelf, in alles wat je doet. Frankfurt legt echter geduldig uit dat Oprechtheid onbereikbaar is voor de ware scepticus: Oprechtheid vereist immers zelfkennis en in overeenstemming daarmee handelen, maar als alle kennis onzeker is, dan ook zéker zelfkennis. Oh neen, een tegenstrijdigheid! Neen, gewoon Bullshit.

poep in zwembad

vier lessen om te overleven in het zakenleven

Les 1

Een kraai zat rustig op een tak, en deed de hele dag niets. Een klein konijn zag de kraai en vroeg hem, “Kan ik ook zoals jou een hele dag zitten te niksen?”. De kraai antwoorde, “Maar natuurlijk!”. En dus installeerde het konijn zich comfortabel in het gras onder de kraai. Plots verscheen er een vos, sprong en at het konijn op.

Moraal: Om te kunnen zitten niksen, moet je heel, heel hoog zitten.

Les 2

Een kalkoen was aan het kletsen met een stier. “Oh, wat zou ik het leuk vinden om op de top van die boom te zitten”, zo zuchtte hij, “maar ik mis de energie voor de klim naar boven”. “Welnu, waarom zou je niet wat van mijn keuteltjes afknabbelen?”, antwoorde de stier. “Ze zitten vol met voedzame stoffen!”. Aarzelend begon de kalkoen aan een dampende vlaai en merkte tot zijn verbazing dat hij inderdaad genoeg energie had om tot op de eerste tak te komen. De volgende dag, na een uitgebreide voeding van zijn nieuw dieet, haalde hij de tweede tak. En tenslotte zat hij op de vierde avond op de bovenste tak, helemaal aan de top. Al snel merkte een boer de kalkoen op en schoot hem uit de boom.

Moraal: Met ‘bullshit’ kan je wel tot aan de top geraken, maar het zal je er niet houden.

Les 3

Wanneer het lichaam eerst werd gemaakt, wouden alle delen de Baas zijn. Het brein zei “Ik zou de Baas moeten zijn, want ik controleer alle delen en functies van het lichaam”. De voeten zeiden “Wij  zouden de Baas moeten zijn, omdat wij het brein daar brengen waar het wil zijn”. De handen zeiden “Neen, wij moeten de Baas zijn, want wij doen al het werk en verdienen al het geld”. En zo ging het maar verder met het hart, de longen en de ogen totdat ook de aars zich moeide. Alle delen lachten luid met het idee dat de aars de Baas zou zijn. En dus staakte de aars, verstopte en weigerde nog te werken. Al spoedig werden de ogen bloeddoorlopen, de handen beklamd, de voeten verkrampt, hart en longen hyper actief en het brein in koorts. Snel besloten allen dat de aars de Baas moest zijn, en zo geschiedde.

Moraal: Je hebt geen brein nodig om de Baas te zijn, elke ‘asshole’ zal volstaan.

Les 4

Een kleine vogel vloog zuidwaarts om te overwinteren. Maar het was zo koud, dat het bevroor en op een groot veld neerviel. Terwijl het daar lag stapte een koe over hem en begroef hem onder een grote vlaai. Het vogeltje, ondergedompeld in de stront, voelde zich opwarmen: hij werd warempel ontdooid! Hij lag er nu, warm en gelukkig, en begon al spoedig van vreugde te zingen. Een voorbijkomende kat volgde het getsjirp en vond de vogel onder de stront. De kat groef de vogel uit en at hem op.

Moraal: Niet iedereen die je onderschijt is je vijand. Niet iedereen die je uit de stront haalt is je vriend. En wanneer je in de stront zit, houd dan je mond!


Bron: http://www.jokes4us.com/animaljokes/managementlessonjoke.html

Vertaling: klareau.be

je wordt het antwoord op je eigen vraag

Ik heb net ‘Filosoferen, hoe doe je dat?’ van Gary Cox uit, en ik onthoud voornamelijk twee kernpunten. Het eerste is de omschrijving van wat filosofie nu precies inhoudt, namelijk het rationele onderzoek van het bestaan (ontologie), de kennis (epistemologie) en het juiste handelen (ethiek). Omdat we allemaal wel eens bezig zijn met die vragen, is iedereen dus een filosoof, en dat is ook wat de auteur meerdere keren herhaalt. Hobby filosofen en professionele filosofen onderscheiden zich wel door de kwaliteit van hun betoog: de professionele filosoof maakt uitsluitend gebruik van logische constructies en laat gissingen achterwege. Het tweede thema is dat we nooit iets zeker weten, ‘Twijfel aan alles’ is de titel van het tweede van de vier hoofdstukken, en verderop in het boek merkt de auteur droog op dat docenten filosofie de enige leerkrachten zijn die tegen hun studenten beweren niets te weten.

Naast die kernpunten, deed het mij persoonlijk veel plezier dat de Matrix een zevental bladzijden lang (toch 5% van het boek volume) als inspiratie dient voor solipsisme (ik ben de enige waarnemer van het universum), dat schrijven met denken en dus met filosoferen wordt gelijkgesteld en tenslotte dat ik eindelijk een bron heb gevonden voor ‘esse est percipi (aut percepe)’ (Berkeley: zijn is waargenomen worden, of waarnemen), dat ik zelf helemaal verbasterd heb leren kennen als ‘zijn is zien. zien is zijn.’

Ik merk met plezier die dingen op die ik al ken, en ga dus misschien wel voorbij aan heel wat nieuw materiaal. Ik schrok toch wel van de terloopse vermelding van starre mensen die geen kritiek dulden. Dat gaat naar het hart van de recente reeks artikelen die ik startte over dominantie, dialoog en wereldbeeld. Maar waar ik uiteindelijk echt stil van werd was de relatie die werd gelegd tussen filosofie en principes, net omdat het werken met principes in mijn job van zo een essentieel belang is.

Stilte. Ik maak dat zelden mee, er is altijd wel ofwel muziek op de achtergrond, ofwel de kinderen met al hun enthousiast geweld, of het is de poes die honger heeft of knuffels wil ‘mioooaaaauw’. En als dan het toch stil is, dan is ze daar, het binnen stemmetje met een monoloog van al dan niet coherente gedachtes. En toch was ik even stil.

Er was namelijk een reden waarom ik dit specifiek boek had opgepikt. Wel om volledig te zijn, waren er meerdere. Ten eerste is mijn vrouw al langer geïnteresseerd in het onderwerp filosofie. Ten tweede, is haar interesse alleen maar vergroot omdat ik er zelf zo vaak over bezig ben. Ten derde, heeft ze dan uiteindelijk een inleidend boek erover gekocht. Ten vierde, lag dat boek nu al een tijdje onaangeroerd op haar nachtkastje. Ten vijfde vraag ik mij zelf al een tijdje af wanneer je jezelf filosoof mag noemen. Ten zesde, merkte ik in mijn vorig artikel op dat ik nu al een derde keer tot een gelijkaardige conclusie kwam waardoor ik mij afvroeg of ik mijn eigen conclusies wel ter harte nam. Ten zevende, stelde ik mezelf daarop de vraag of filosoferen misschien niet een andere vorm is van nutteloze en eigenlijk laffe bezigheidstherapie, waar je er voornamelijk in slaagt om vooral veel te denken en weinig te doen (klinkt als een vakantie bestemming!). Ten achtste, na wat vruchteloos zoekwerk, herformuleerde ik deze lafheid vraag om tot de vraag hoe je ‘goed’ moet filosoferen. En daarop greep mijn hand de kaft.

Goed, dat is een lange paragraaf waarin ik de hele historische beweegreden uitleg die mij leidde tot het oppikken van dat specifiek boek op het specifiek moment dat ik dat deed. De reden waarom ik stil werd kan ik nu ook ontrafelen. Ik klaag namelijk absurditeit aan in mijn professionele leven, dat dus verwant is met filosofie, maar wat ik zelf filosofeer, blijkt de toets naar kwaliteit niet te doorstaan.

Ik werd dus stil omdat mijn gevoel van absurditeit blijkbaar voortkomt uit de ondermaatse kwaliteit van mijn eigen denken.

Het enige wat we weten is dat we niets kunnen weten, alles verandert constant, alles vloeit (ta panta rhei). Als ik dat integreer in de filosofische Drievuldigheid van ontologie, epistomologie en ethiek, dan is mijn eigen filosofische vraag eigenlijk: hoe kan ik juist handelen als ik niets zeker kan weten? En net omdat die vraag zo breed en ongedifferentieerd is (net zoals ‘Wat is de zin van het leven?’), komt er ook een mistig antwoord, een gevoel van absurditeit.

Nu wel, ik startte deze queeste 100 dagen geleden, wat natuurlijk een belachelijk korte periode is voor elk zichzelf respecterende queeste, en daarmee kan je ook nog geen serieuze buit verwachten. Maar ik kan wel alvast voorlopig besluiten dat de vragen die je jezelf stelt bepalen wat je voelt: je wordt het antwoord op je eigen vraag.

eindelijk: het geheim van goed leiderschap

Jos is net de trotse nieuwe algemeen directeur geworden, en werkt nog een week samen met zijn onfortuinlijke voorganger. Op diens laatste dag zegt deze: “Luister, je weet nu alles wat ik weet. Mocht je toch nog ooit in een onoplosbare crisis komen: ik heb drie genummerde enveloppen in de lade van je bureau gelegd.”

Drie maanden later gebeurt er inderdaad een drama, alles gaat fout. Jos zit in het oog van de storm en weet zich geen raad. Dan herinnert hij zich de brieven, en snel opent hij de eerste envelop: “Geef je voorganger van alles de schuld!”. Dit doet hij en uiteindelijk komt hij de crisis te boven.

Ongeveer een half jaar later dalen de verkopen van het bedrijf dramatisch en bovendien kampt de productie afdeling met ernstige kwaliteits problemen. In een blinde paniek opent Jos snel de tweede envelop en leest: “Reorganiseren!”. Hij voert een blitz reorganisatie door met de hulp van dure consultants, en al snel keert het lot weer in zijn voordeel.

Echter, drie maanden later dient de volgende crisis zich aan en hij opent met lode schoenen de derde en laatste envelop. Het bericht in deze laatste envelop luidt: “Maak drie enveloppen klaar.”


bronnen: tekst: www.lachjekrom.com, artwork: www.politicalcartoons.com

bewerking: klareau.be

zombies als willoze volgelingen van valse profeten

Ik ben al erg lang een stille fan van de betere horror film. Het begon eigenlijk in mijn puberteit, toen ik bang was in het donker en mezelf daarom een ‘desensibilisatie-campagne’ aanpraatte, toe te dienen door middel van horror films. Gewoon, frontaal confronteren die angst, dan komt het wel goed. Indertijd waren dat films als ‘Nightmare on Elmstreet’, ‘The exorcist, ‘Poltergeist’, dat soort zaken. Het was vooral suggestief materiaal, nooit echt expliciet, maar voor mij al meer als voldoende. Naar huidige normen bleef het redelijk onschuldig, maar het soort expliciete verheerlijking van martelingen (denk aan de recente ‘Saw’ reeks) heeft mij nooit aangesproken. Neen, mijn fascinatie ligt eerder bij een nakend maar onvermijdelijk onheil en een werkelijkheid die plots op zijn kop word gezet. Je wereldbeeld dat zich stript van zijn illusies van veiligheid en enkel de rauwe woestijn van de onverschillige werkelijkheid toont waarin de mens een hulpeloze speelbal is van de elementen.

Vandaag pik ik nog steeds regelmatig een horrorfilmpje mee, en hoe meer ik er zie, hoe meer ik het patroon van mijn eigen fascinatie erin herken. Maar wat mij vooral opvalt, is de stijgende populariteit van de zombie film. De zombie als symbool voor onafwendbaarheid: je kan ze niet doden, want dat zijn ze al. Je kan ze alleen maar een tijdje immobiliseren. Ja, hoe verdedig je je daar tegen? Niet dus. En als het nu bleef bij eentje of een paar, maar neen, ze verspreiden zich exponentieel, en daar halen ze net hun kracht uit, uit hun aantal. De zombie ook als symbool voor willoosheid, een prooi van zijn basale instincten: ‘eeeeuuuh …. hersens …. eeeeuuuh’. En als toeschouwer van een zombie film voel je als het ware de onafwendbare doem en de angst om ook zo een willoos ‘eeeeuuh’ wezen te worden.

B. RaesNu ja, ik heb dat soort ‘diepe’ gedachten, maar niet veel later gaat in mijn hoofd de polonaise vrolijk verder met ‘J’y pense et puis j’oublie. C’est la vie, c’est la vie’ van Jacques Dutronc. Totdat die muziek plotsklaps verstomde bij het zien van een quote van Barbara Raes in het artikel ‘Druk druk druk!’ dat de meritocratie in de kunstwereld bespreekt, en dus ook inhaakt op het gedachtengoed van Paul Verhaeghe.

P. VerhaegheEn het toeval (?) wil dat een interview over diens nieuw boek ’In ons verlangen naar autoriteit spreiden wij het bedje voor macht’ mij trakteerde op een variatie van een persoonlijke favoriet van mij over dominantie: ‘Never underestimate the power of stupidity in large groups’ (dat blijkbaar niet aan de overleden Amerikaanse komiek George Carlin mag toegeschreven worden, maar desalniettemin weergaloos is).

En toen klikte het.

En de ochtend erop werd ik wakker in een gesloten instelling.
Mogelijk, maar nee, toch nog niet.

Het werkt eigenlijk als een immense wipplank, met op het linkerzitje een kudde smachtende zinzoekers en op het rechterzitje een select clubje (maar veel zwaardere) herders. Beiden houden elkaar in beweging terwijl ze wel beschouwd eigenlijk op dezelfde plaats blijven. De zinzoeker beleeft geen plezier in het wippen, maar blijft verbeten zoeken naar de ideale partner, de perfecte job, de gedroomde invulling van zijn rol als ouder, op, neer, op, neer, … Als hij even stopt, rond hem kijkt en dan vertwijfeld in zijn haar krabt, duurt het niet lang tot de andere wippers hem tot de orde roepen – links eensgezind, syncroon en in koor, maar rechts met luide en aanmanende stem – ‘door wippen!’. De vadsige herders moeten lang niet zo veel moeite doen bij het wippen, en ze hebben meer plaats om te zitten, maar echt gezond voelen ze zich toch niet.

Nu ik de Matrix had gezien voor wat ze was, herkende ik haar ook in andere zaken (proudly sponsored by Synchroniciteit).

London GrammarHet groepje Londom Grammar bracht bijvoorbeeld vorig jaar het magistrale nummer uit ‘if you wait’. Het brengt het thema van de onvervulde wens, in dit geval de perfecte soulmate (‘just one other’) en het daarbij horende uitstelgedrag (‘you wait’). Gemis aan zingeving, wip omhoog: “ik voel mij alleen, maar jij bent leuk!”; teleurstelling, wip omlaag: “jij was dan toch niet de ene, hoe lang moet ik nog zoeken?”. En op, en neer, en op, en neer, …

En zo worden wij in ons smachten naar zin willoze volgelingen, zombies, van valse profeten met hun holle beloftes over geluk, schoonheid, liefde, succes, waarheid, rechtvaardigheid, eeuwig leven of gemoedsrust.

Tsja, en dan? Is dit niet gewoon een andere formulering van wat ik al eerder schreef (in “Absurditeit is waarheid gespiegeld in de onverschillige werkelijkheid”), namelijk dat we allen kiezen uit romantisch deïsme, materialistisch atheïsme of radicaal nihilisme? En is dat op zich ook niet al een andere formulering van wat Camus nog eerder schreef (zie “Is absurditeit uitroeibaar”), namelijk dat we allen moeten kiezen tussen zelfmoord, ons overgeven aan een goddelijke macht (kies je favoriete valse profeet!) of de zinloosheid moedig omarmen?

jypensejoublie

 

voor eeuwig samen …

Op weg naar hun bruiloft verongelukt een jong gelovig koppel bij een auto ongeluk. Het volgende moment staan ze voor de hemelpoort, en vragen ze na de eerste schrik aan Sint Petrus of ze alsnog kunnen trouwen, in de Hemel.

Petrus zegt: “Ik weet het niet, dit is de eerste keer dat iemand dat vraagt. Ik ga het uitzoeken.”

Het koppel wacht, wacht, en wacht. Drie maanden gaan voorbij als Petrus eindelijk terug keert. “Ja”, zegt hij, “jullie kunnen trouwen in de hemel.”

“Dat is geweldig!” zegt de man, “maar we vroegen ons af, wat als het toch niet lukt met ons huwelijk, kunnen we dan ook een scheiding aanvragen in de Hemel?”

Petrus gooit woedend zijn papieren op de grond. “Wat is er?” vraagt de vrouw angstig.

“Het kostte mij drie maanden om … één priester te vinden in de hemel!

Heb je enig idee hoe lang het zal duren voor ik hier … één advocaat vind ?”

 


bronnen: tekst: www.lachjekrom.com, artwork: zusjesx ‘Voor Eeuwig Samen

bewerking: www.klareau.be

 

de jacht is open

Een slager en zijn beste vriend, een pastoor, gaan samen op jacht.

Na een tijdje stappen merkt de slager een konijn op, schiet, maar mist.

“Godverdomme: mis!” roept de jager.

Even later legt hij weer aan, maar schiet naast een konijn dat vrolijk verder huppelt. “Godverdomme: wéér mis!”

De pastoor waarschuwt dan toch maar zijn vriend: “Als je dat nog één keer zegt, zal God je straffen”.

bliksem

Even later mikt de jager op een ander konijn, maar hij mist hij voor de derde keer op rij.

In een blinde woede schreeuwt de jager het uit: “Godverdooooomme: wééraaaaal mis!”

Plots schiet een bliksemschicht naar beneden en treft de pastoor, die op slag dood is.

Daarop buldert een trage lage stem uit de hemel: “God-ver-dom-me. Mis”

 

 

bron: www.lachjekrom.com

bewerking: www.klareau.be

het eeuwige vuur van het gelijk

‘Van alle natuurkrachten zijn woorden de meest mysterieuze’ schreef iemand ooit[1]. En in mijn ervaring is dat ook helemaal zo[2]. Een woord kan ineens zijn opwachting maken in mijn leven, toevallig een gesprek binnenwandelend, naar mijn oor zwevend vanaf de televisie of opspringend vanaf een pagina, om daarna keer op keer, verschillende dagen na elkaar, telkens weer terug op de vreemdste momenten en plaatsen op te duiken. En dat maakt dat dit in eerste instantie onschuldig lijkend woord zich ontmaskert tot de centrifugale kracht die het eigenlijk is en die steeds meer van mijn aandacht opeist. De eerste keer dat ik het meemaakte twijfelde ik even aan mijn zinnen, zeker omdat de persoon bij wie het toen gebeurde het ook nog eens over de Synchroniciteit (mysterieuze, magische toevalligheden) van Jung had. Ondertussen ben ik het al min of meer gewoon, maar het blijft elke keer een tikkeltje surrealistisch.

Deze keer is het de beurt aan dominantie. Ook woordjes hebben hun geschiedenisboekjes, en ik vind het altijd leuk om die eens te doorbladeren. In dit geval is de stam gebaseerd op het Latijnse ‘dominus’, eigenaar van het huis (‘domus’), waarvan ‘dominare’ (heersen) is afgeleid. Iemand die dominant is dus iemand die heerst over anderen, overheerst, en we vermoeden er even bij dat die macht een basis heeft, zoals bijvoorbeeld de huiseigenaar het huispersoneel overheerst net omdat hij de eigenaar is.

Dominantie heeft in ons hedendaags gebruik echter ook een sterk negatieve bijklank, ik weet dat dat zo is, maar niet waarom. Ik vind zelfs geen uitleg via Google. Ternauwernood zoek ik dan maar mijn Van Dale woordenboek, editie 1996, dat ik dan uiteindelijk toch nog terug vind onder laagjes stof in mijn boekenkast, om daarin de redelijk bondige verklaring ‘overheersend’  te vinden. Ik weet in ieder geval dat ik het zelf niet zo voor dominante mensen heb, omdat ik liever open dialogen heb en samen de zaken onderzoek, want wie heeft nu uiteindelijk de waarheid in pacht? Welnu, dominante personen gaan er wel ‘even vanuit’ dat zij inderdaad die waarheid in pacht hebben, en als hun machtsbasis sterk is, dan zal hun visie zich ook materialiseren, gewoon door pure geldingsdrang.

Recent wetenschappelijk onderzoek verklaart wél die negatieve bijklank en bevestigt dat in vriendschappen, waar intimiteit belangrijk is, we dominantie mijden maar het wel actief opzoeken voor leiderschapsrollen. Of sappiger verwoord: ‘een goede leider maakt nog geen goede vriend’. De dominante leider zal immers niet inbinden op de groepsprincipes, en zal deze bij bedreiging actief verdedigen en de bedreiger overheersen.

Als ik zelf moeite heb met dominant gedrag, heb ik er evenwel géén moeite mee om bijvoorbeeld mijn kinderen iets te verplichten waar ze zich blijvend tegen verzetten, in het kader van mijn pedagogisch gelijk. Dominantie kan dus wel degelijk functioneel zijn, het is in ieder geval contextueel. Het is ondertussen ook duidelijk dat ik het niet graag onderga, zeker niet in combinatie met domheid of starheid, want dat is een ideaal recept voor absurditeit, of (slechte) humor.

flauwe lollenZegt een terrorist verheugd: ‘Daar rolt het hoofd van de allerlaatste ongelovige!’. Waarop zijn maat antwoord: ‘Neen, kan niet, ik voel me nog steeds ongelukkig.’

Een priester, een anitklerikaal en een agnost zitten in de trein wanneer deze ontspoort. Ze zijn alle drie op slag dood. Tot zijn verrassing staat de agnost met zijn makkers even later voor de poort van de hemel. Sint Petrus zoekt zijn naam op in het register, glimlacht zacht en wijst hem door te gaan. Dan kijkt hij de twee anderen aan en schud drie maal traag zijn hoofd. ‘Lopen jullie maar door, jullie wacht het eeuwige vuur van het gelijk’.

Voor diegenen die zich afvragen waar de rode draad zit in deze tekst, ik heb wel gezegd dat de kracht mysterieus is, niet literair. Sue me.

 

 

 

noten

[1] Ik deed dat, nu net, in dit artikel.

[2] Niet onlogisch als je ook de eerste voetnoot hebt gelezen.

vrijheid huist in beperking

Paradox, de Nar in het land van de Waarheid, heeft weer lelijk huisgehouden deze week. Elk van zijn acties op zichzelf genomen lijken onschuldig, maar gezamenlijk bestudeerd, kan je de doeltreffendheid alleen maar bewonderen. Voor dergelijke studies kan je op mij rekenen, uiteraard. Wie zijn vijand bestudeert, moet denken zoals hem, dus trouw aan Paradox, moeten we, om helder te zien, wat wazig kijken (ik doe mijn bril gewoon uit, dus let niet te veel op de extra schrijffouten): het bos zien en niet de bomen, abstractie maken met andere woorden. En als ik je nu zeg, dat jouw jeugd idool eigenlijk een moordenaar is, dat top voetballers eigenlijk filosofen zijn of dat succesvolle zakenmensen zelfmoord plegen, en dat allemaal binnen dezelfde week, zou dat dan jouw ideale wereld beeld niet overhoop gooien?

En natuurlijk, als kers op de taart, dat Michael Jackson imitatoren uiteindelijk sympathie tonen voor terreur? Nu, dat laatste is misschien minder verrassend, Michael Jackson was in zijn tijd best verdienstelijk, ik heb zelf ook nog altijd zijn iconisch album ‘Bad’ liggen, maar ik ga er nu echt niet nostalgisch naar zitten luisteren. Die mensen die dat vandaag wel doen, “You Know I’m Bad, I’m Bad – You Know It (Bad Bad-Really, Really Bad)”, of de moonwalk nadoen, hmmm, zijn toch wel verdachte individuen, zou ik zo zeggen. Grappig op zich, maar niet paradoxaal genoeg voor onze studie.

Het jeugd idool daarentegen, één van de beroemde Power Rangers (de rode), heeft zijn in zijn 37ste levensjaar zijn flatgenoot dodelijk neergestoken met een zwaard (I kid you not). In de serie vocht hij tegen het kwaad, kwam hij op voor de zwakkeren, en dit alles samen met zijn bontgekleurde (gele, groene, …) strijdmakkers, en dit stichtend voorbeeld voor een ganse generatie kinderen is eigenlijk zelf een kracht van het Kwaad!? En wat dan te zeggen van een ster dichter bij huis, profvoetballer Steven Defour, die op de recente commotie rondom zijn persoon reageert met ‘When you have control over your thoughts, you will have control over your life’. Puur stoïcisme, Seneca zou trots zijn op hem. Maar wacht, dit is een voetballer, geen wijze grijze? En dan onze zakenman (ja, een café uitbater is ook een zakenman), die samen met zijn vrouw zijn zaak uitbouwt en door stom toeval ineens in een diepe (spreekwoordelijke) put terechtkomt, die hij uiteindelijk dan zelf maar doet instorten met hemzelf er nog in (minder spreekwoordelijk). Iemand aan de frontlinie van onze welvaartmaatschappij, die geen overwinning kent, maar sneuvelt, niet door een wapenfeit, maar door een domme verkoudheid?

no limitsHet is allemaal subtiel gebracht, maar niet voor hen die aandachtig kijken naar de scheurtjes in het vlies van de werkelijkheid. Haha! Ik zie je wel! ‘Het genie woont slechts één verdieping hoger dan de waanzin.’ zei Schopenhauer, er is dus nog hoop … nog maar een paar trapjes! Hij zei nog iets merkwaardig: ‘Beperkingen maken gelukkig.’ De man was visionair, en recent onderzoek bevestigt  150 jaar later zijn gelijk. Op TED (Technology, Entertainment and Design), een internationale vzw die ideeën verspreid door korte ‘talks’, vindt je zo een talk van psycholoog Barry Schwartz, die de paradox van de keuze bespreekt.  Paradox knikt goedkeurend en wijst naar het aquarium met de kleine vis. Breek het aquarium en het arme visje weet zich geen raad, al die mogelijkheden, waarmee begin ik? En voor dat je het weet is hij voer voor een grotere vis. En wat blijkt inderdaad volgens Barry Schwartz? Onbeperkte keuze lijdt tot verlamming, stress. Vrijheid van keuze voelen we pas echt als er beperkingen zijn. Als we die vrijheid voelen, voelen we ons gelukkig. Als we beperkingen voelen, voelen we ons vrij. Vrijheid huist in beperking.