vooruitgangsgeloof als made

De made van het vooruitgangsgeloof
vrat zich in het vlees van de ziel
en holde haar langzaam uit (12).

In het heetst van een lastig gesprek durf ik al eens iets zeggen waar ik later spijt van krijg. Als ik eenmaal ben afgekoeld volgen ze onvermijdelijk, de vragen. Waarom zei ik dat zo? Waarom werd ik om een pietluttigheid toch zo kwaad? Ik blijf dan een hele tijd lang peuteren en graven in mijn gevoelens, zelfbeeld en verwachtingen. “Introspectie of zelfreflectie is een term uit de psychologie. Het is een activiteit waarbij de eigen gedachten, gevoelens en herinneringen tot onderwerp van overdenking gemaakt worden.”(1) Het is een echt coole truc die wij mens-beesten hebben aangeleerd, misschien wel dé coolste truc van allemaal.

De eerste keer dat ik er zelf aan deed moet in mijn vroege puberteit zijn geweest, en ik ben er sindsdien nooit meer mee gestopt. Na dertig jaar emo-archeologie begin ik mij echter stilletjes af te vragen of er wel iets is om gevonden te worden. Ik tuur naar binnen, maar tuurt er daar van binnen ook iets terug? Misschien is introspectie niet meer dan een mentale dissectie van de werking van neuronen en chemie? Tegelijkertijd met God bande de wetenschap immers ook de ziel uit ons wereldbeeld. Daardoor kan en wil de wetenschap vandaag de hersens en hun bewustzijn niet anders zien dan als ‘computers gemaakt van vlees’ (2), en, bij uitbreiding, de mens als een machine.

Er zijn mensen die beweren dat alles inderdaad louter materie is (3), en dat diegenen die iets anders geloven dat enkel doen om hun existentiële angst te stillen. Ik ben zelf opgevoed met de verwachting dat mij na mijn dood enkel maden, schimmels, bacteriën en misschien wat kleinere aasdieren wachten. Mijn angst is dan ook niet zozeer een eindig en exclusief aards bestaan, daar heb ik al lang vrede mee. Mijn angst is vele malen groter, namelijk dat er niet zoiets zou bestaan als een ik, maar enkel natuurwetten die inspelen op energie en materie. Wat ik ‘ik’ noem zou die naam dan ook niet echt waardig zijn, als speelbal van die kosmische oorzaken en gevolgen waar het wél over kan reflecteren maar niet op kan ingrijpen. De onverschillige natuur zou het ‘ik‘ tot een machteloze gevangene herleiden die zich in zijn cel dan maar nukkig bezig houdt met een taalspel van betekenisloze begrippen als verantwoordelijkheid en trots (4).

Er valt echter wel iets te zeggen voor die materiële visie. Bovendien, stellen diens voorstanders, waarom zouden we ook zoiets als een bewustzijn nodig hebben, als de wetenschap in staat is de wereld perfect te verklaren zonder al die primitieve folklore van de ziel (5)? Op dat punt in de argumentatie moet ik echter afhaken. De immer ijverige en onvermoeibare wetenschap kent inderdaad vele grote verwezenlijkingen en confronteert daarom ook vol vertrouwen de haar nog resterende grote vragen. Maar hoe zit het met dat buigbare ruimtetijd continuüm (6)? Hoe zit het met die non-lokaliteiten (7)? Hoe zit het met donkere massa en donkere energie (8)? Stuk voor stuk zaken die menig voorstellings vermogen ver te boven gaan. Is het dan wel gerechtvaardigd om te beweren dat de wetenschap onze wereld perfect verklaard, als het nota bene die empirische wetenschap zelf is die predikt alleen dat te mogen geloven wat we kunnen zien (9)?

Aristoteles wist wel dat zien geloven is, maar ook dat geloven zien is. Hij schreef omstreeks 300 voor onze jaartelling naast zijn boeken over de fysica ook over wat voorafgaat aan onze zintuiglijke ervaring, over ‘de eerste oorzaak’. De uitgever van Aristoteles publiceerde dit werk echter onder de naam metafysica (10) en gaf hiermee aan dat dit werk op de boekenkast na de boeken over de fysica moest komen. Deze verwarring van volgorde tussen aanname en afgeleide kennis is typerend voor ons vooruitgangsgeloof: we zijn vergeten dat wetenschap onlosmakelijk vergroeid is met een welbepaalde filosofische school (11). En hoewel voorstanders van het bij wijlen zielloze vooruitgangsgeloof vurig hun standpunt verdedigen, blijft elk filosofisch standpunt uitendelijk toch een kwestie van geloof, geloof ik.

De made van het vooruitgangsgeloof
vrat zich in het vlees van de ziel
en holde haar langzaam uit (12).

 


bron foto: https://www.reference.com/pets-animals/kill-maggots-instantly-8981bcb7e909f30d

(1) Wikipedia over introspectie.
(2) “The brain is just a computer made of meat’, Marvin Minsky, geciteerd in dit artikel.
(3) Zie bijvoorbeeld dit artikel van een skepticus over de ‘mind’.
(4) Trots en verantwoordelijkheid bestaan alleen als ook een vrije wil bestaat. Een vrije wil is echter niet verzoenbaar met een universum waarin alleen materie en energie bestaat. Toch wel bijzonder dat, bij voorbeeld, het gerechtelijk systeem daar anders naar kijkt.
(5) Deze argumentatie lijn wordt in hetzelfde artikel van (3) vermeld.
(6) Ruimte en tijd blijken géén aparte fundamentele eenheden te zijn zoals door ons mens ervaren, maar zijn met elkaar verbonden. Tot die ontdekking kwam men door de vaststelling dat de snelheid van licht absoluut is en niet afhankelijk van de snelheid van diegene die het licht observeert. Zie voor meet uitleg bijvoorbeeld enkele video’s hierover over het onderwerp ruimtetijd de org, of een inleiding op wikipedia.
(7) In de klassieke wetenschap gaat men uit van lokaliteit, krachten worden alleen met eindige snelheid doorgegeven aan naburige objecten. In de quantum fysica bestaat er echter zoiets als verstrengeling van elektronen die over grote afstanden elkaar ogenblikkelijk, en dus sneller dan het licht, beïnvloeden. Einstein noemde dit al ‘spooky action at a distance
(8) Blijkbaar is slechts 5% van het universum samengesteld uit materie zoals wij die kennen. De rest is niet waarneembare donkere materie. Er bestaat ook zoiets als donkere energie, verantwoordelijk voor de versnelling van de uitdijing van het heelal. Beide grootheden zijn theoretisch gepostuleerd om observaties in het heelal te doen rijmen met de werking van de zwaartekracht en de big-bang theorie.
(9) Zien en/of meten en daarmee verklaren.
(10) In de filosofie valt metafysica onder de zijnsleer, ook wel ontologie genoemd.
(11) De wetenschapsfilosofie rust op de aannames van positivisme, reductionisme, realisme, determinisme en materialisme. Volgens het positivisme is alleen kennis over de wereld der verschijnselen mogelijk, en is daarin alles meetbaar. Volgens het reductionisme kan je complexe entiteiten steeds herleiden tot en beschrijven aan de hand van meer fundamentele entiteiten. Volgens het realisme bestaat de werkelijkheid onafhankelijk van het menselijk bewustzijn. Volgens het determinisme is alles wat gebeurt verklaarbaar uit eerdere gebeurtenissen en causale wetten. Volgens het materialisme is alles in de werkelijkheid herleidbaar tot materie, inclusief emoties en andere processen in het menselijk brein.
(12) Deze spreuk is geïnspireerd op werk van Godfried Bomans (1913-1971), en luidt oorspronkelijk “De made van het intellect heeft zich in het vlees van West-Europa gevreten en het langzaam uitgehold.”

het tijdloze en universele

Hoe ouder ik wordt, hoe minder nog ik wil oordelen. Het voelt soms bijna dwingend aan, alhoewel ik niet begrijp waar die drang vandaan kan komen, gezien mijn atheïstische opvoeding (1). Om een oordeel te kunnen vellen, moet er een maatstaf zijn waartegen iemand iets of iemand anders afmeet: te groot, te klein, te dun, te dik, te slim, te dom, te extravert, te introvert, te snob, te marginaal, … Mijn terughoudendheid naar oordelen komt voort uit een grondige twijfel naar algemeen geldige maatstaven.

Neem nu als voorbeeld de meter. De meter als lengtemaat, een maatstaf die je letterlijk kan vastpakken, kent een merkwaardige geschiedenis. Om te komen tot een nieuwe, stabiele en nauwkeurige standaard voor de lengte, definieerde men in 1791 de meter. Men stelde hierbij dat de lengte van de nulmeridiaan 40.000 km zou zijn (2). Die afstand fysiek meten was onbegonnen werk. Zelfs de afstand tussen de Noordpool en de evenaar, één vierde van die meridiaan, was nog steeds 10.000 km en daarmee een onbezonnen avontuur. Maar de afstand tussen Duinkerke en Barcelona, beide steden verbonden door de nulmeridiaan doorheen Parijs (3), was nog maar 1.000 km en daarmee wel een haalbaar project. Daarom zond Frankrijk twee van haar wetenschappers uit op verkenning om de afstand tussen Duinkerke en Barcelona te bepalen via driehoeksmeting.

De twee mannen spendeerden de volgende zeven jaar van hun leven om die afstand op te nemen, gehinderd in hun mars door de Franse revolutie en een oorlog tussen Frankrijk en Spanje. Na al hun inspanning kon men dan eindelijk een meter maken, vervaardigd uit platina. Het gebruik van die meter bleek echter wel meetfouten te geven, omdat het metaal zelf te zacht was en omdat de rechthoekige doorsnede te weinig weerstand bood aan torsie. De meter bleek zelf dan ook nog eens 0,2 millimeter te kort te zijn door meetfouten en het feit dat de afplatting van de aarde niet was doorgerekend. Sinds 1983, pakweg 200 jaar na dat eerste pionierswerk en huzarenstuk, heeft de definitie van de meter nog maar een fout van 0,1 nanometer (4) en is sindsdien stabiel gebleven. De meter is ook onderdeel geworden van het metriek stelsel, dat ondertussen wereldwijd als wettelijke standaard geld, behalve dan in Liberia, Myanmar en … de Verenigde Staten (5).

Dat maatstaven een geschiedenis kunnen hebben rechtvaardigt alvast terughoudendheid om ze te gebruiken als een absolute referentie. Maatstaven blijken conventies van groepen van mensen te zijn, geldig voor een bepaalde periode. En toch snakken we allemaal, ook ik, al sinds onze ontstaansgeschiedenis nog steeds naar de houvast van het tijdloze en het universele. Mocht er al zoiets bestaan, dan zal het alvast niet tastbaar zijn, want al het tastbare blijkt vergankelijk en slipt ons door onze handen als ware het zand. Zonder oordelen vloeien we in elkaar over, herkennen we onszelf in de andere en vervolgen ons pad zonder iets af te willen dwingen van de kosmos. Is die houding de verborgen innerlijke poort naar het tijdloze en universele?

“And I see all of your creations as one perfect complex
No one less beautiful or more special than the next
We are all blessed and so wise to accept
Thy will Love be done”

Love thy will be done, Martika, Prince, 1991


(1) “Gij zult niet oordelen” komt wel uit de bijbel maar is geen onderdeel van de tien geboden. Parate kennis voor velen, maar ik moet het zelf telkens weer opzoeken.
(2) In die tijd werd er in Frankrijk gerekend met revolutionaire concepten zoals 400 graden in plaats van de 360° die we vandaag gewoon zijn. Daardoor is de lengte van de aarde een veelvoud van vier.
(3) De nulmeridiaan gaat ondertussen doorheen Greenwhich.
(4) Elementen verzameld uit verschillende publieke bronnen: http://users.belgacom.net/magio/geschiedenis.htm, https://nl.wikipedia.org/wiki/Jean-Baptiste_Joseph_Delambre#Moeizame_bepaling_van_de_meter, http://www.delta.tudelft.nl/artikel/hoe-de-meter-een-meter-lang-werd/1367,

woorden mogen alleen dienen om de stilte te verbeteren

Onlangs brachten we op een vroege zondag ochtend onze dochter weg naar de vertrekplaats voor haar taalkamp. Het was al een paar dagen droog en zonnig weer geweest en er waren dus wel wat pollen in de lucht. Mijn neus begon dan ook al redelijk snel kietel signalen te geven van een aankomende niesbui. Ik ben zowat het jaar rond allergisch voor stof en dierenharen, maar in de zomer piekt het wel met de pollen en dan kan een nies er wel redelijk explosief uit komen.

Mijn grootvader was een meesterlijk dramatische niezer, onverwacht bulderend met een luide en duidelijke hatsjie. Als mijn vader niest dan draaien er meestal ook wel wat hoofden. En bij mij is het eigenlijk net zo. Die zondag was het niet anders. Na de ontlading kwam een papa van een ander kind bij mij. “Gezondheid”, zei hij, en vertelde mij daarna dat doven ook niezen maar dan in stilte, zonder het typische hatsjie geluid. Dat geluid is trouwens ook anders in andere landen: achoo in Engeland, atchoum in Frankrijk, hakashun in Japan en ha-ching in de Fillipijnen (1). Het ‘natuurlijk’ geluid dat bij een nies hoort is dus enkel dat van het inademen en het geluid dat hoort bij de snelle lucht uitstoot uit de neus. Alle restkabaal bij het niezen is aangeleerd gedrag (2).

Hij had mij met mijn neus op de feiten gedrukt.
En daar werd ik plotsklaps heel stil van.

 

 


Foto uit eigen collectie, David Gilmour zong Comfortably Numb van Pink Floyd op de grote markt van Tienen op 28 juli, de volledige set-list vind je hier.

Auteur van de spreuk in de titel is Karel Jonckheere, gevonden op http://www.arendlandman.nl/2011/06/stilte-in-spreuken-citaten-oneliners-uitspraken-en-quotes-luisteren-naar-de-stem-van-de-stilte/

(1) bron artikel
(2) bron pagina

over de oorsprong der bewustzijn

“No future” zongen de Sex Pistols al in 1977, en die slogan stond ook geschilderd op de straten van mijn jeugd. Die onheilspellende profetie blijkt nu uit te komen. Of neen, dat is niet helemaal waar, er is wél een toekomst voor ons, de mens, ze is enkel gitzwart. De ongebreidelde groei van onze soort en de daarmee gepaard gaande meedogenloze uitbuiting van de natuur moet onvermijdelijk leiden tot een wereldwijde ramp, noem het ietwat sarcastisch een eco-logische correctie. Willen we daarna toch nog wat van onze levenstandaard behouden, dan moet er bij gebrek aan beschikbare menselijke ‘werkkrachten’, massaal op robotica ingezet worden. Dat is de laatste fout die we zullen maken, totdat wij als leerling tovenaar overrompeld worden door de betoverde bezems die we niet langer de baas kunnen (1).

Dat is althans in een notendop het kern betoog van de film Automata die zich afspeelt in 2044 met in de hoofdrol Antonio Banderas als Jacq Vaucan. Het is een trage en sombere film waarin Jacq in stille wanhoop zoekt naar een betere toekomst voor hem, zijn vrouw en hun nog ongeboren kind op een aarde die nog nauwelijks leefbaar is na een zonne-eruptie waarbij bijna alle mensen omkwamen. Als Jacq een gewichtig dossier voor zijn bedrijf tot een succesvol einde kan brengen dan, zo belooft zijn baas, krijgt hij een overplaatsing naar de kuststreek. Jacq heeft nog levendige dromen over zijn kindertijd, zorgeloos, uitgelaten, spelend en spetterend in de aanspoelende golven aan het strand. Hij blijft zich krampachtig vastklampen aan zijn hoop om aan de kust terug een sprankel van die levensvreugde te vinden.

Jacq is een verzekeringsagent voor een robotten fabrikant en onderzoekt schadegevallen veroorzaakt door robotten. Hij zoekt daarbij vooral uitsluitsel over onrechtmatige aanpassingen (2) aan die robotten. Robotten in de toekomst zijn hard-wired om aan twee basis wetten te voldoen, de eerste is dat ze mensen niet mogen kwetsen, de tweede is dat ze noch zichzelf noch andere robotten mogen herstellen. In deze zaak is er sprake van een robot die zich zelf zou hebben gerepareerd. Voor Jacq is het duidelijk dat machines géén bewustzijn hebben, ze worden wel stelselmatig beter in het nabootsen van menselijk gedrag, maar het blijft niet meer dan een slim truukje.

Hoe meer Jacq zich in de zaak verdiept, hoe meer hij echter ogenschijnlijk zelfstandig gedrag observeert bij enkele robotten. Zo weigeren sommigen zijn bevelen uit te voeren. Wanneer hij zijn frustratie hierover uit tegen één van hen, tenslotte gebouwd om de mens te dienen, en dus alleen maar een machine, antwoord deze laconiek:

“Just a machine? That’s like saying that you are just an ape.” (3)

Niet veel later peilt Jacq naar de oorsprong van het bewustzijn van de robot, waarop die kort en bondig een einde maakt aan alle mogelijke logische argumenten voor een mens-centrisch wereldbeeld:

“It just happened. The way it happened to you. We just appeared.” (3)

Als bewustzijn op mysterieuze wijze de mens in evolueerde, waarom zou dat dan ook niet kunnen gebeuren in ‘levenloze’ materie? Eigenlijk is dat een strikvraag. Ze vertrekt namelijk van de fundamentele aanname van het materialisme en ook alle objectieve wetenschappen, namelijk dat bewustzijn een kenmerk is van het stoffelijke (4). Ons wereldbeeld was tot Copernicus aarde-centrisch, tot Darwin God-centrisch (5) en is sinds de Verlichting materie-centrisch. Maar hoe kan iets onbewust als het stoffelijke leiden tot zo iets onstoffelijk als het bewustzijn (6)? Is ons denken dan inderdaad niets meer dan ‘het vlees dat met zichzelf babbelt’? (7) Ik heb daar zelf toch ernstige twijfels bij, wat volgens Descartes alvast de fundamentele bevestiging van mijn bestaan is (8).

 


(1) Dit thema behandelde ik al eerder in mijn recensie over het boek ‘our final invention’ in AI als het moderne monster van Frankenstein.
(2) Aanpassingen die niet door de fabrikant zijn uitgevoerd leiden tot een opschorting van de aansprakelijkheid van de fabrikant.
(3) Deze en ook andere quotes zijn makkelijk terug te vinden op de IMDB pagina over Automata.
(4) Op deze pagina van de Britannica staat een omschrijving van materialisme, haar historiek en relatie met de wetenschap.
(5) De titel van deze post verwijst ook meteen nederig en met een kwinkslag naar het werk van Darwin ‘Over de oorsprong der soorten’, dat je nu ook online kan lezen.
(6) Quote van Peter Russel, http://www.peterrussell.com/Reality/RHTML/R1.php
(7) “Thinking is just the meat talking to itself. […].”, Karen Stollznow, gequoteerd in “Consciousness: why materialism fails“.
(8) Lees hier een korte omschrijving op Wikipedia over zijn beroemde dubito, cogito, ergo sum.

dragen soldaten ook pyama’s?

Tegen het einde van de tweede wereldoorlog beschikte het Nazi regime over ongeëvenaarde technologie, zoals de type XXI unterseeboot, ook wel gekend als U-Boat zoals de Engelstaligen ernaar refereerden. Deze duikboot kon drie volle dagen onder water blijven aan een kruissnelheid van 5 knopen, was erg stil en daardoor moeilijk detecteerbaar dankzij het hydrodynamisch ontwerp en elektrische aandrijving en kon ook nog eens 18 torpedo’s afvuren in 20 minuten. Het ontwerp van de XXI was dermate vooruitstrevend dat het na de beëindiging van WOII werd overgenomen door de Amerikaanse, Sovjet en Chinese marines. Gelukkig voor ons werden er slechts vier van deze elektroboote in de oorlog ingezet, en dan nog erg laat, zonder één schip te zinken (1).

Dat onvervuld kwaadaardig potentieel is ook het thema van Domein Raversyde in Oostende, dat zonder één slag werd achtergelaten. De batterij werd door de Duiters indertijd omgedoopt tot Saltzwedel-neu, en wordt vandaag tentoon gesteld zoals het indertijd was bedoeld voor gebruik. De stelling was een onderdeel van der Atlantikwall, de verdedigingslinie van de gezamenlijke 5.000 kilometer kustlijnen van Noorwegen, Denemarken, België en Frankrijk. Die linie was een verzameling van kust batterijen, versperringen en ondersteuningsbunkers. Uiteindelijk werden er 10.000 bunkers gemaakt door 100.000 Duitse en 8.000.000 (!) buitenlandse werkkrachten (2), met 17.000.000 m³ beton  en 3.400.000 ton staal. Ter vergelijking is dat 21 maal het beton van de Empire State Building en 466 maal het staal in de Eifeltoren (3).

De logische gedachte om een beschermende muur te bouwen rond je territorium is één ding, de uitvoering daarvan over 5.000 kilometer lijkt utopisch. Maar de efficiëntie van das Dritte Reich is verkillend. Het bouwen van bunkers werd Ikea stijl aangepakt, met een bunker catalogus. Je kiest je bunker type uit de regelbau (4) en daarmee ken je de materiaal noden, constructie methode en doorlooptijd. Professionaliteit ten voeten uit.

Maar ondanks al dat organisatie en uitvoerend Nazi talent beukten de geallieerden toch op één punt door de kust linie op D-Day. Om die doorbraak te forceren gaven die dag wel 150.000 mensen hun leven (5). In totaal eiste de oorlog 72.000.000 levens aan alle zijden waarvan 25.000.000 militairen en 47.000.000 burgerslachtoffers (6). Die statistieken lijken vandaag onwezenlijk en onze manier van leven vanzelfsprekend. Een bezoek aan het Raversyde domein doet je beseffen dat niets minder waar is. Het is een absolute aanrader voor het ganse gezin als je eens de kust aandoet. Het leidt tot het soort invoelend vermogen als dat van mijn 10-jarige zoon met zijn monumentale vraag: “dragen soldaten ook pyama’s?”.

 


(1) https://en.wikipedia.org/wiki/Type_XXI_submarine
(2) https://nl.wikipedia.org/wiki/Atlantikwall
(3) Informatie uit de permanente tentoonstelling van Raversyde
(4) https://en.wikipedia.org/wiki/Regelbau
(5) http://d-dayinfo.org/dday-statistieken/slachtoffers.php
(6) https://nl.wikipedia.org/wiki/Slachtoffers_in_de_Tweede_Wereldoorlog

creatieve lust

Het is een zwoele middag in het Zuiden van Frankrijk. Door de gesloten gordijnen valt een streep zonlicht over twee lichamen, bezweet, dicht op elkaar en nog enkel bedekt door ondergoed. Eén hand omklemt een torso terwijl een andere net verdwijnt onder een onderbroek.

Dat beeld is het eerste dat bij mij opkomt als ik denk aan het woord lust. Het is ook één van de foto’s van de cover van de langspeelplaat uit 1988 van Robert Long, “Hartstocht” getiteld (1). Ik was amper dertien jaar toen, en de foto’s van die LP van mijn zus vond ik toen nog erg verwarrend: de suggestieve lichamelijke intimiteit van de slaapkamer, maar dan wél met twee mannen. Visueel mocht het album dan al provocatief zijn maar muzikaal was het oersaai, en dat is het vandaag nog altijd (2). 1988 was muzikaal over het algemeen blijkbaar nogal saai als ik de hitlijsten erop na kijk (3) met “I’ve had the time of my life” en “Nothing gonna change my love for you” respectievelijk op plaats 1 & 2 van de TOP 40. Pas rondom plaats 27 wordt het interessant met “Desire” van U2, een nummer, weeral, over die tijdloze begeerte.

Begeerte is onverwoestbaar en onlosmakelijk verbonden met ons menselijk lot. Het is de behoefte om de immer voortschrijdende horizon te bereiken. Het paradoxale aan lust is immers dat eens bevredigd, ze bijna ogenblikkelijk weer in alle hevigheid onbrandt. Ze is onverzadigbaar en komt in vele vormen: rauw sexueel of via de ordinaire roes van alcohol, drugs, dwangmatig kopen, binge serie kijken of copieus eten. Meer, meer, méér!

Volgens het Bijbels scheppingsverhaal begon die drang naar overdadig eten met één appel van de boom van wijsheid, en dat kostte ons per direct onze plaats in het paradijs. De andere boom in de tuin van Eden was nochtans de boom van het leven, maar we verkozen blijkbaar kennis boven het eeuwig leven. De lust in al haar vormen is de hunkering om toch terug aansluiting te maken met die verloren eeuwige éénheid. Door je over te geven aan lust kan je jezelf immers verliezen in een meer primitieve vorm van zijn, gestript van taal en cultuur.

De prikkeling die ik boven alle anderen verkies is die van de creatieve lust. Ze bekruipt mij regelmatig en wanneer ze dat doet volg ik de raad van Oscar Wilde (4) en geef ik er mij gewillig aan over. Het is vooral de opbouw van de creatieve spanning die mij telkens weer aantrekt en die ik ook bewust opzoek wanneer ik rusteloos wordt. Eens dat we elkaar bevredigd hebben verlies ik echter direct alle interesse. Die vulgaire en zich steeds herhalende vluchtigheid deert mij niet, want dit is een lust voor het leven zélf.

“Got a lust for life
Yeah, a lust for life
I got a lust for life
Oh, a lust for life
Got a lust for life
Yeah a lust for life
I got a lust for life” (5)


bron foto: Lujuria / Lust: Pecado Original door Gabriel S. Delgado C, via Flickr

(1) http://www.musicmeter.nl/album/47101
(2) Sorry zus, de coloribus et gustibus etcetera
(3) http://www.top40.nl/bijzondere-lijsten/top-100-jaaroverzichten/1988
(4) “The only way to get rid of temptation is to yield to it… I can resist everything but temptation”: http://www.brainyquote.com/quotes/quotes/o/oscarwilde108207.html
(5) Laatste strofen uit het liedje van Iggy Pop “Lust for life”.  Dat liedje werd erg populair in de soundtrack van de film Trainspotting, waarin drugsgebruik nauw verweven was met het script.

 

AI als het moderne monster van Frankenstein

AI, artificiële intelligentie, omringt ons: het zit in je smartphone als spraak assistent, in je web browser als zoek functie, in de software van zelfrijdende wagens, in de aansturing van elektriciteitscentrales, in de logica die financiële handel in milliseconden mogelijk maakt en ook in het hart van ‘killer drones’. Niet alleen is AI erg krachtig, het overstijgt in gespecialiseerde taken zelfs haar uitvinder, de mens. Zo is de beste schaker van de wereld vandaag een computer van IBM, genaamd Watson (1).

Een hele groep mensen kijken dan ook vol enthousiasme naar de exponentiële vooruitgang van AI, die sinds de laatste 40 jaar mee gedreven wordt door de wet van Moore, waarbij elke twee jaar de rekenkracht van computers verdubbelt (2). Volgens believers komt er noodzakelijkerwijze een tijd waarop AI de intelligentie van de mens evenaart. Als AI dan ook nog eens zelf lerend is, met die typische snelheid van computers, dan zal het de intelligentie van de mens snel achter zich laten en zal de mens voor het eerst de planeet moeten delen met een ‘soort’ slimmer dan zichzelf. Dit punt in de tijd wordt singularity genoemd, we hebben geen modellen om te voorspellen wat er daarna komt.

Singularity zou er al kunnen zijn in 2030, in 2045 (3), of ten laatste over 100 jaar volgens de believers. Die technologische optimisten geloven dat dan het tijdperk van onsterfelijkheid aanbreekt: je laadt je bewustzijn gewoon op in een computer. Dat is nu ook precies de reden waarom ik nooit verder las over dit fenoneem, het is allemaal wat té fantastisch. Totdat ik een artikel (4) tegenkwam dat creativiteit, toch wel een typische menselijke trek, met AI associeert. Als AI een verhaal kan schrijven (met zelfs al een verfilming), waarom zou het uiteindelijk dan ook niet kunnen denken? En als AI kan denken, en dit beter dan mensen, waarom zou het dan een vreedzame relatie aangaan met de bewoners van de planeet die dezelfde aardse middelen en energie begeren?

Die reden is er niet, althans niet volgens James Barrat, die het heeft over AI als ‘Our final invention’ in zijn boek met gelijknamige titel. Het is vlot geschreven, informatief en wordt ook geprezen voor zijn volledigheid en referenties naar wetenschappelijk materiaal. Maar naarmate ik mij door het einde van het boek worstelde, had ik steeds meer moeite met diens pessimisme. Dat technologisch pessimisme is dan ook eeuwenoud en terug te vinden in vele verhalen. De jonge Icarus die samen met zijn vader van een eiland ontsnapte door een vogelpak van veren en kaarsvet maar in zijn enthousiasme te hoog vliegt bij de zon, waardoor het kaarsvet smelt en Icarus (5) beneden naar zijn dood stort. Of de Golem (6) uit de Joodse traditie, uit klei gemaakt en leven ingeblazen door een rabbijn, die ten dienste staat van zijn schepper maar zich uiteindelijk tegen hem keert. Zo ook het door Disney vertolkte verhaal van de leerling tovenaar die bezems betovert om zijn taken over te nemen, maar de bezems blijken uiteindelijk overijverig en brengen de leerling in de problemen (7). Die destructieve overmoed om ons lot te willen overstijgen kan toch ook alleen maar leiden tot ‘de toorn van God’, niet? Dat thema komt alvast helemaal tot uiting in Frankenstein (8) (9).

Naast technologisch pessimisme, kleurt ook existentiële angst de discussie rondom AI. Zij die aanvaarden dat alles materieel is, lichaam én geest, moeten ook aanvaarden dat machines ons ooit zullen evenaren en voorbijsteken. Dat is alvast ook de visie van de vele dramatische voorbeelden als in ‘2001 A Space Odyssey’, ‘The Terminator’, ‘The Matrix’ en ‘I, Robot’ waarbij de mens uiteindelijk lijnrecht tegenover de zelfstandig handelende machine komt te staan met een flinterdunne overlevingskans. Maar enkel mensen denken, machines doen dat niet, en zullen dat ook nooit doen. Machines voeren gespecialiseerde taken uit die denken imiteren, en daar stopt het. Maar dat is louter een filosofische positie (10). Ik ga er namelijk van uit dat het nabootsen van de werking van het menselijk brein niet tot zelfstandig handelen leidt, dat blijft het exclusieve terrein van het immer mysterieuze en onnavolgbare leven.

Het belooft flink verwarrend te worden als machines het dan toch zouden overnemen. Wat als de Terminator terug wordt gestuurd in de tijd om Jezus te redden van het kruis? Dan zal onze geschiedenis er helemaal anders uitzien. In de tussentijd kunnen we maar best goed lachen, onderstaand filmpje zal daar al zeker in helpen.


bron foto: Dr. David Bowman ontkoppelt de computer HAL9000 in de film 2001 A Space Odysey. David is genoodzaakt dit te doen wanneer de computer de missie overneemt als hij door heeft dat de mensen hem willen afkoppelen, zoals blijkt uit volgende dialoog tussen David en HAL:

“Open the pod bay doors, please, Hal.”
“I’m sorry, Dave. I’m afraid I can’t do that.”

(1) Deze voorbeelden komen uit het boek ‘Our final invention’ van James Barrat.
(2) https://en.wikipedia.org/wiki/Moore%27s_law
(3) https://en.wikipedia.org/wiki/Technological_singularity
(4) https://www.linkedin.com/pulse/computers-becoming-more-creative-were-ready-laurence-van-elegem
(5) https://en.wikipedia.org/wiki/Icarus
(6) https://en.wikipedia.org/wiki/Golem
(7) https://nl.wikipedia.org/wiki/De_tovenaarsleerling_(ballade)
(8) https://en.wikipedia.org/wiki/Frankenstein
(9) Frankenstein heeft als ondertitel de moderne Prometheus. Prometheus was de Titaan in de Griekse Mythologie die de mens schiep en ook het vuur stal van de Goden om het aan de mens te schenken. Hij werd hier eeuwig voor gestraft. https://en.wikipedia.org/wiki/Prometheus
(10) Met name de dualistische positie van geest en lichaam versus de materialistische visie, zie hiervoor bijvoorbeeld de sectie over ‘Dualisme versus materialisme’ op de Wikipedia pagina over bewustzijn.

“zeg maar ja tegen het leven”

Hoe langer hoe meer zie ik overal patronen. Het paradoxale aan patronen, die beweging uitdrukken, is dat ze bij evenwichten horen, die het status-quo beschrijven. Opdat iets in evenwicht blijft moet elke beweging die eruit vertrekt terug komen op haar beginpunt. Net als de dans van de draaimolen op de kermis, die je glinsterend en orgel-fluitend uiteindelijk alleen maar in een cirkel heeft bewogen. Je kan onaangename patronen herkennen en ze aanklagen, maar uiteindelijk ben je nooit een ‘onschuldige toeschouwer’, als je het patroon ziet, dan maak je er op een bepaalde manier een onderdeel van uit: jij hebt dat ticketje gekocht voor deze draaimolen. Het wordt dan ook schertsend gezegd dat als je de wereld wil veranderen, je bij jezelf moet beginnen. En niets is minder waar, je bént dat patroon, en de enige manier om het te doen stoppen is door dat deel van jou dat het in stand houdt, symbolisch te doden (1).

Een paar maanden geleden nuttigde ik mijn middag broodje met twee bevriende collega’s. Beiden hadden een gemeenschappelijke hobby, waarbij ze zich inzetten voor de gemeenschap. Ik bewonder dergelijke onbaatzuchtige inzet, waarbij je eigen tijd gebruikt om iets terug te geven. Groot was dan ook mijn verwondering toen ze zich neerbuigend uitlieten over de mensen waarmee ze daarbij doorgaans in contact kwamen. Die mensen kunnen geen begrip tonen bij onvoorziene omstandigheden, en spuien dan zonder terughoudendheid hun frustratie. Dergelijke reacties waren het bewijs, alvast voor mijn collega’s, dat er geen waardering was voor hun (edel) werk. Ze stapelden de ene anekdote na de andere op tot een torenhoge bewijslast voor hun gelijk. Het is perfect mogelijk om in elk verhaal je eigen waarheid te zien, als je nergens anders wil kijken. Wat mij vooral verbaasde was de algemene ontevredenheid die ze hadden met hun rol, zonder daar verder gevolg aan te geven. Ik knabbelde in stilte mijn broodje op en dacht er verder niet over na.

Patronen zijn echter hardnekkige beestjes, en dit beestje is geen uitzondering. Recenter werkte ik samen met andere collega’s onder grote tijdsdruk, met weinig informatie en conflicterende belangen. Het is niet verwonderlijk dat onder dergelijke omstandigheden er heel wat uitingen van frustratie naar boven komen, typisch gericht op de gedoodverfde schuldige voor die omstandigheden: ‘het management’. Ik kon in de meeste, zo niet alle, van die frustraties een mogelijkheid zien om via ons werk een kleine stap te zetten om de omstandigheden te verbeteren. Mijn positieve insteek werd op zijn best sarcastisch getolereerd. Toen er echter toch een voorzichtige kentering kwam, was daar ineens een hele waslijst nieuwe aanklachten tegen ‘het management’. We zijn ongemeen inventief in onze zoektocht naar zondebokken die onze dromen in de weg blijven staan, die zondebokken zijn als het ware de enige obstakels voor volmaaktheid in deze wereld.

Ik bleef daarbij denken aan een reclame filmpje van een paar jaar geleden (2), waarin een tienerdochter zichzelf een ‘gebleekte vis’ noemt omdat haar moeder haar favoriet T-shirt in de was heeft doen verbleken. De reclame prijst een wasmiddel aan om alvast dit nodeloos conflict te vermijden. En het is een nodeloos conflict omdat, zo zien we verder in de reclame, de onvrede bij de tiener ook naar boven komt, zelfs als het T-shirt niet verbleekt was geweest. Als uiting van teleurstelling is frustratie (3) even nodeloos, omdat alle hoop en inspanning uiteindelijk tevergeefs blijken tegen de weerbarstige werkelijkheid. Je kan maar beter ja zeggen tegen het leven … of het leven zegt nog neen.

Zeg maar ja tegen ‘t leven, ja tegen ‘t leven
Van je Amen en je Gloria joechee
Zeg maar ja tegen ‘t leven, ja tegen ‘t leven
Anders zegt ‘r ‘t leven nog nee” (4)

 


afbeelding: “Dag en nacht”, een houtsnede van M.C. Escher uit 1938 , bron foto: http://britton.disted.camosun.bc.ca/escher/day_and_night.jpg

(1) Er is een magistraal boek, ‘De held met de duizend gezichten’, dat de typische reis van de held ontleed, met onder meer de verplichte passage in de onderwereld en de hergeboorte daaruit om de uitdaging finaal te overwinnen.
(2) Dreft reclame uit 2011 op YouTube
(3) Frustreren staat voor iemand te kort doen, teleurstellen, iemand ergens van ontdoen of iets doen missen, en stamt af van de latijnse stam ‘frustra’, wat tevergeefs betekent. Zie ook http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/frustreren
(4) Zeg maar ja tegen het leven, Wim Sonneveld, 1963

omgekeerde lotto

Het woord lotto heeft Italiaanse roots en is tegelijkertijd etymologisch verwant met ons eigen Nederlandstalig woord lot (1). Het woord lot zelf is erg geladen, je bent al heel snel bezig over begrippen als lotsbepaling, het al dan niet bestaan van de eigen wil of van één of andere God. Daar wil ik het nu allemaal niet over hebben. Neen, er is iets veel meer interessant om te bespreken, dat tot nu toe redelijk onbekend is gebleven bij het grote publiek: de omgekeerde lotto.

Bij de lotto zoals we die allemaal kennen, koop je een biljet voor één euro, en kies je een combinatie van 6 getallen tussen 1 en 45. Dan volgt de trekking van de getallen, en als jouw combinatie het haalt, dan win je op zijn minst één miljoen euro. Als je twee nummers juist hebt en een bonusnummer, dan kan je je inzet terug verdienen. De kans op de hoofdprijs is 1 op 8.145.060, de kans om je inzet terug te verdienen is 1 op 64. Er is dus weinig kans dat jij met dat miljoen zal weglopen, en toch hebben 34 mensen dat vorig jaar wel gedaan. Het concept is dus iets in het genre van: ik reken er niet op dat ik zal winnen, maar als ik meedoe zou het in ieder geval wél kunnen.

Bij de omgekeerde lotto is het concept bijna net hetzelfde, maar met een paradoxale twist. Een goed voorbeeld daarvan is deelnemen aan de stierenloop in Spanje, Pamplona. Dit jaar waren er enkele (zwaar) gewonden en ook een dode. Sinds 1924 houdt men statistieken bij en er stierven 15 mensen op die 91 jaar tijd (2). De kans op ‘winst’ is dus klein, maar als je meedoet kan het dus wel.

Het is een logica die ik, gelukkig maar, zelf niet goed begrijp. Aanhangers van dit soort (on)logica hebben evolutionair niet de beste kansen. Een aantal van hun komt daardoor ook in aanmerking voor een speciale soort van erkenning: “In de geest van Charles Darwin, wordt de Darwin Award toegekend aan individuen die onze genenpoel beschermen met het ultieme offer, hun eigen leven”. Om in aanmerking te komen moet er aan vijf criteria worden voldaan: de kandidaat mag zich niet meer kunnen voortplanten (steriel of dood), uitmunten in domheid (door een echt zware inschattingsfout), zelf-selectie (énkel de kandidaat zelf is slachtoffer), zelfstandigheid (de kandidaat kan/kon zelf keuzes maken), en echt gebeurd zijn (3).

Bij de omgekeerde lotto, wanneer winnen verliezen is, maak je kans op zo een Darwin Award. “Everyone is a winner, that’s the truth!”

 


bron foto: The Telegraph, er zijn wel degelijk wansmakelijke foto’s te vinden op het internet over hoe het fout kan gaan … maar niet op klareau

(1) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/lotto
(2) http://www.mirror.co.uk/news/world-news/man-killed-more-injured-pamplon-8385118
(3) http://www.darwinawards.com/rules/

het mysterie van de rode hysterie

Vorige maand heb ik de Rode Duivels in levenden lijven aan het werk gezien, in de oefenwedstrijd tegen Noorwegen. Het was de eerste keer dat ik een voetbalwedstrijd in een stadion meemaakte en ik vond het erg indrukwekkend. Mijn aandacht werd wel nogal vaak weg getrokken van het spel naar het spektakel op de tribunes. De fans die terug naar hun plaats wandelden met wel 8 bier bekertjes waarrond hun 10 vingers in voor mij onmogelijke posities waren verstrengeld. De vele gefaalde mexican waves en dan die eerste die het ganse stadion rond ging. Het luide verslag net twee rijen achter mij over de flaters van de spelers en vooral hoe het dan wél moest. De oerkreten bij een reële bedreigende beweging van ons nationaal elftal. De eerste goal heb ik dan ook gemist, en er is blijkbaar geen herhaling op dat groot scherm in het koning Boudewijn stadion. Tijdens de rust gingen we wat hamburgers halen voor de kinderen en brak er zowaar een kort gevecht uit tussen een oudere man en wat jongeren. De oudere man belde met zijn GSM enkele kompanen op en lokte de jonge gasten uitdagend mee om het gevecht verder te zetten uit het zicht van al dat veiligheid personeel. Even later zag ik wat rode kruis en security medewerkers opgewonden stappen in de richting waarin de ruzie makers waren vertrokken.

We deden er na de wedstrijd ook bijna twee uur over om thuis te geraken, voetbal, zeker als het nationaal wordt, beroert blijkbaar héél véél mensen. Maar het EK avontuur is ondertussen voorbij voor ons en de Belgen mogen met opgeheven hoofd zichzelf kwartfinalisten noemen. En toch leeft er veel onvrede, niet in de laatste plaats over de rol van de bondscoach. Ik volg het allemaal van erg ver, ik heb de matches niet eens live op de televisie bekeken, maar de grote commotie over het vroegtijdig stranden van onze ploeg verbaast mij, steeds weer. Want dit patroon herhaalt zich elke keer, bij elke Europese of Wereld beker denken we in België opnieuw een échte kans te maken, in volstrekte tegenspraak met de bijna lege voetbal palmares die we hebben.

In het EK verloor België de finale van Duitsland in 1980. In 1986 werden we vierde in het WK. Dat zijn de hoogte punten, voor de rest is het “niet gekwalificeerd” of “uitgeschakeld in de eerste ronde” of zoals nu, stranden in de kwart finale. En we spreken hier over de statistisch lange periode tussen 1930 en 2014 voor het WK en van 1960 tot 2016 voor het EK (1). Doen we het daarmee goed of slecht, internationaal gezien? Op de 20 wereldbekers waren Italië, Frankrijk, Duitsland, Brazilië en Mexico al twee keer titel houder (2). Op de 15 Europese bekers waren Duitsland en Spanje drie maal titelhouder en Frankrijk twee maal (3).

Hebben Duitsland, Frankrijk, Italië of Spanje dan iets wat wij niet hebben in België? Wel, ze zijn om te beginnen met nét iets meer als wij. 83 miljoen Duitsers, 64 miljoen Fransen, 61 miljoen Italianen, 47 miljoen Spanjaarden en in vergelijking amper 11 miljoen Belgen (4). De wet van de grote getallen speelt daardoor al zeker niet in ons voordeel. Het is niet zo dat België geen internationale top sporters heeft gekend of kent, maar een elftal met allemaal kanonnen van het kaliber van een Raymond Ceulemans (35 maal wereldkampioen biljart), Stefan Evrars (10 maal wereldkampioen motor cross), Jean-Michel Saive (74 weken lang eerste plaats wereldranglijst tafeltennis), Justin Henin (117 dagen lang eerste plaats wereldranglijst tennis) of Frédérik Deburghgraeve (Olympisch goud, Europees én Wereldkampioen zwemmen) zit er niet direct in (5). Waarom zaten die bewuste dag van de oefenwedstrijd er dan toch 50.000 Rode Duivels fans in dat stadion, uitzinnig en hoopvol, en de weken daarna nog eens veelvouden daarvan in de drie kleur beschilderd voor een scherm? Een tijdelijke opflakkering van het smeulend verlangen om collectief groots te zijn?

 

PS 11/07: Dat het statistisch wél kan met amper 11 miljoen inwoners, heeft Portugal net bewezen.


bron foto: VTM

(1) https://nl.wikipedia.org/wiki/Belgisch_voetbalelftal
(2) https://en.wikipedia.org/wiki/FIFA_World_Cup
(3) https://en.wikipedia.org/wiki/UEFA_European_Championship
(4) http://statisticstimes.com/population/european-countries-by-population.php
(5) https://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Belgisch_sporter

hoe dood je een fanaticus?

Fanatisme eiste deze week In Turkije 47 zielen, 44 dodelijke slachtoffers en 3 zelfmoordterroristen. In België waren in maart 35 doden en in Frankrijk waren er dat vorig jaar 133. In 2015 (1) veroorzaakten 735 zelfmoordterroristen 4532 doden, waarmee de gemiddelde verhouding van doden per zelfmoordterrorist 6 op 1 is. Met die hefboom en de verhouding van zelfmoordterroristen tot de wereldbevolking, zullen ze in ieder geval de strijd nooit kunnen winnen. Je verwacht ook dat het probleem van zelfmoordterrorisme zich na een tijdje zelf wel zal oplossen, namelijk wanneer ze allemaal zijn opgeblazen. Maar dat blijkt ijdele hoop, er wordt nog steeds actief aangeworven, en om een opleiding te bemachtigen tot zelfmoordterrorist zijn er zelfs wachtlijsten (2).

De enige hoop die we hebben dat dit ooit stopt is dat eerst fanatisme als denk patroon stopt. Na het lezen van de verhandeling ‘Hoe genees je een fanaticus’, geschreven door Amos Oz, blijkt dat fanatisme stoppen in twee bewegingen gebeurt: eerst bij jezelf en daarna door de hand te reiken naar de fanatische mensen in je omgeving. “Ik fanatiek?”, was mijn eerste reactie, maar toen ik wat verder las, moest ik inderdaad erkennen dat ook ik niet ontsnap aan de lelijke tentakels van het fanatisme. Bij mij is het opvoeden, je kinderen waardes en attitudes meegeven die je zelf belangrijk vindt, kan al snel naar het fanatieke overslaan. De kern van fanatisme is immers de drang om de andere te veranderen, omdat je rotsvast overtuigd bent van je eigen gelijk.

Anti-rokers kunnen fanatiek zijn in hun betoog. Rode duivels fan hebben dat over de onkunde van de bondscoach en leden van de N-VA als het gaat over de onafhankelijkheid van Vlaanderen (3), iemand een Vlexit? Milieu activisten gaan soms een stap verder en plegen al eens een aanslag in de naam van het milieu (4), weliswaar op materiële doelwitten. Tegenstanders van abortus hebben in het verleden een grens overschreden en fysiek dodelijk geweld op mensen gepleegd in de naam van het leven (5). Dat doden in de naam van het leven tegenstrijdig is, zullen die mensen nooit kunnen inzien, het eigen gelijk maakt immers blind voor ander gelijk.

Met het besef van pluralisme, ambivalentie en van het relatieve karakter van gelijk, dankzij literatuur, zelfspot en humor sterft de wil om de ander te veranderen naar ons eigen beeld en daarmee ook het fanatisme. Maar als dat dan al heeft gewerkt voor onszelf, hoe zit het dan met al die andere levensgevaarlijke heethoofden? Amos vertelt een verhaal dat vooral gaat over de persoonlijke betrokkenheid die elk van ons moet opbrengen om de fanaticus te omarmen en te helpen doen inzien waar zijn ideeën uiteindelijk toe zouden leiden.

“[Een joodse schrijver had een lange taxirit met een chauffeur die een preek afstak hoe dringend het wel niet was dat de joden alle Arabieren doden. De schrijver, die niet akkoord was, maar ook niet moraliserend afwijzend wou reageren, ging ogenschijnlijk akkoord met met de chauffeur en moedigde hem aan om zijn ideeën concreet uit te werken.]

‘Maar wie moet volgens u dan al die Arabieren doden?’. De chauffeur zei: ‘Hoe bedoelt u? Wij! De Israëlische joden! Het is noodzakelijk! We hebben geen keus, kijk maar wat ze ons elke dag aandoen!’ ‘Maar wie moet volgens u die klus dan concreet uitvoeren? De politie? Of het leger? Of misschien de brandweer? Of medische teams? Wie moet het vuile werk doen?’ De chauffeur dacht even na en zei: ‘Ik vind dat we het eerlijk moeten verdelen over ons allemaal, ieder van ons moet er een paar voor zijn rekening nemen’. [De schrijver] speelde het spel nog steeds mee en zei: ‘Goed, stel dat u een huizenblok in uw woonplaats Haifa krijgt toegewezen. U klopt op elke deur of drukt op de bel en zegt: “Neem me niet kwalijk meneer, of neem me niet kwalijk mevrouw, bent u toevalligerwijs een Arabier?” en als het antwoord ja is schiet u hem of haar neer. U werkt uw blok af en wilt naar huis gaan, maar net als u op het punt staat te vertrekken […] hoort u ergens op de vierde verdieping van uw blok een baby huilen. Gaat u dan terug om die baby dood te schieten? Ja of nee?’ Het bleef een ogenblik stil en toen zei de chauffeur tegen [de schrijver]: ‘Weet u, u bent een heel wrede man.’” (6)

Om een fanaticus te doden, kan het soms dus volstaan om een zaadje van gezonde twijfel te planten.

 


bron foto: twitter

(1) http://www.inss.org.il/index.aspx?id=4538&articleid=11361
(2) http://foreignpolicy.com/2015/05/21/want-to-be-an-islamic-state-suicide-bomber-get-in-line/
(3) De één pagina tellende beginselverklaring van de partij vermeldt in de vijfde alinea: “In haar streven naar een beter bestuur en meer democratie, kiest de Nieuw-Vlaamse Alliantie logischerwijs voor een onafhankelijk Vlaanderen, lidstaat van een democratisch Europa.”
(4) https://en.wikipedia.org/wiki/Eco-terrorism
(5) https://en.wikipedia.org/wiki/United_States_pro-life_movement
(6) ‘Hoe genees je een fanaticus’, Amos Oz, Vertaald door Patty Adelaar, De bezige bij, Pagina 24 & 25, licht bijgewerkt om de leesbaarheid in dit artikel te vergemakkelijken.

onzin tot het tegendeel is bewezen

Ergens is er bij mij een hoek af. Dat moet wel omdat men ook zegt ‘soort zoekt soort’, en de soort waar ik dagelijks mee in contact kom …. amaai, daar zijn heel wat hoeken af. Naast heel wat misvormden moet er statistisch onder ons ook een aantal regelmatige ruimtefiguren zijn (zoals de kubus). Wat ik zelf niet wist is dat er maar vijf dergelijke regelmatige figuren bestaan, en dat die ook platonische lichamen worden genoemd omdat Plato ze in verband bracht met de vijf elementen vuur, aarde, lucht, water en ether (1). Als er weinig hoeken af zijn, maar de hoeken zijn grof, dan krijg je het viervlak of vuur. Zijn er heel wat hoeken af, maar met een fijnere snede, dan zit je bij het twintigvlak of ether (2).

Het voordeel aan mensen met een hoek af is dat je je nooit verveelt. Zo was ik van de week in gesprek met een zwaar geval, op zijn minst water, die zijn enthousiasme deelde over het erg fijne programma ‘Myth busters’ op het National Geographic kanaal dat zich ledig houdt met vragen als  “Hoe moeilijk is het dan wel om een naald in een hooiberg te vinden?”. Onmogelijke vragen en mythes worden aan experimenten onderworpen om met wetenschappelijke ambitie de waarheid te zoeken, met tegelijkertijd veel zin voor humor (3). Als dat geen droomjob is, wat dan wel? Een zeldzaam moment van inspiratie deed mijn blik verglazen en mond lichtjes open vallen. “Maar is dat ook niet wat wij doen?” vroeg ik, vooral retorisch. Er kwam toch een repliek, maar ik was al helemaal vertrokken in mijn eigen denkbeelden waarin ik mythes ontkracht die het haalbaar en/of noodzakelijk pad van organisaties anders in mist blijven omhullen.

Ik verklaar me nader. In de rechtspraak geldt het principe dat je onschuldig bent totdat het tegendeel is bewezen, het is zelfs artikel 11 van het universeel mensenrecht (4). Het is aan de aanklager om de bewijslast te verzamelen om zijn bewering (van schuld) te staven en niet aan de beschuldigde. Het principe bestond al in het Romeins recht en tracht de beschuldigde een eerlijk proces te geven waarbij deze voldoende tijd krijgt om zijn verdediging te organiseren.

Ik werk natuurlijk niet in de rechtspraak, maar in management middens. En het is een publiek geheim dat er nogal wat onzin circuleert in die kringen, in de literatuur die we allemaal lezen en in gedachten spinsels waaraan we allemaal wel eens ten prooi vallen (5). Het krioelt er namelijk van leveranciers van producten en diensten die allemaal mirakel formules beweren te hebben voor die uitdagingen waar organisaties zelf al jaren hun tanden stuk op hebben gebeten. De uitdager formuleert een bewering over een probleem van een organisatie, en klaagt daardoor ook de onmacht en imcompetentie van die organisatie aan om haar probleem zelf op te lossen. Maar wat zou de toepassing van het eeuwen oud Romeins ‘praesumptio innocentiae’ principe geven op het management beroep? Wel, het is dus aan die aanklager om overtuigende bewijslast te leveren om zijn bewering te staven als zinvol. Zo lang dat niet het geval is, mag de organisatie er dus ook van uitgaan dat het onzin is.

Wat heeft dat nu te maken met de Myth Busters? Wel, net als hun heb ik het voorrecht om betaald te worden om veel van die mythes en vragen te mogen onderzoeken, met onverzetbare zin voor objectiviteit, logica en af en toe een paar snuifjes humor.

“I learned long ago, never to wrestle with a pig.
You get dirty, and besides, the pig likes it” (6)

Wij, de myth busters zijn die spreekwoordelijke varkens.

 


(1) Inleiding over regelmatige veelvlakken op Wikipedia
(2) De relatie tussen de veelvlakken en de 5 elementen op een ‘spirituel’e site
(3) Achtergrond informatie over de serie op imdb
(4) Meer over het onschuldpresumptie op Wikipedia
(5) Een typisch voorbeeld van onzin vind je hier.
(6) Dit is een quote van George Bernard Shaw.

stressloos na stresspiek

Het snotter seizoen is voor mij een maand of zo geleden gestart. Ik ben sowieso het ganse jaar door al licht allergisch, maar met het berken seizoen, vers gemaaid gras en pollen gaan alle sluizen onverbiddelijk open. Typisch is er elk jaar wel één dag dat mijn immuunsysteem helemaal over zijn toeren gaat en dan trakteert het mij op een serie van ongecontroleerd snelle en harde niesbuien waarna ik de rest van de dag suf op bed lig. Maar daar ik heb sinds vorig jaar een crisis pilletje (met steroïden) voor, dat ik kan nemen bovenop de dagelijkse medicatie die ik het ganse jaar door al in neem. Niet top, maar wel leefbaar.

Mocht dat niet zo zijn, dan is er nog wel een methode om de effecten van de allergie in te dijken, namelijk door te desensibiliseren. Die techniek drijft het aantal allergenen stelselmatig op waardoor het afweersysteem uit zijn comfortzone gedwongen wordt. Het is tegen intuïtief, maar door het probleem te vergroten wordt dat probleem uiteindelijk toch oplost.

Waarom zouden we die beproefde aanpak ook niet elders proberen? Bijvoorbeeld op een erg maatschappelijk relevant thema als stress? Zelf geloof ik niet in dat hele onthaasting verhaal. Hoe kan een relatief kort moment van onthaasten nu opboksen tegen langdurige spanning? Neem nu zelfs een lekker lange vakantie van drie weken, waarna je zelfs je wachtwoord van je PC bent vergeten. Amper een dag later, en je zit weer helemaal op de stress roller coaster. Ik toch, vroeger.

Maar ik ben gedensibiliseerd van stress. Ik had het eerst niet door totdat ik wat collega’s hoorden napraten over een meeting met hoog oplopende discussies die zij ervaarden als stress vol. “Vonden jullie dat stressvol?”. Diezelfde dag was mijn ochtend begonnen met een korte maar o zo intense discussie over de ‘stomme’ kleren van mijn dochter. Haar emoties spuwen er af en toe uit met vulkanische intensiteit en dat maakt het knap lastig om door te dringen tot de kern van de zaak. Zeker als je over vijf minuten moet vertrekken als je nog op tijd wil zijn voor je trein. Maar het zet de zaken wel in perspectief.

Heb je zelf stress? Niet over klagen, neen, neem de zaken in eigen handen en zoek  er de overtreffende trap van op en het lost zich uiteindelijk zelf wel op. Mocht dat toch niet lukken, ik organiseer op geregelde tijdstippen on-site desensibiliatie seminaries met erg hoge slaag percentages aan redelijke prijzen. De opzet is eenvoudig. Ik kom bij jou, en drop mijn kinderen voor één week. De volgende week kom ik ze terug oppikken. Ik verzeker je, daarna ben ik helemaal ontstrest.

de negatieve poes

Ik ben recent veranderd van werkplek, en zit nu regelmatig in Antwerpen. Ondertussen heb ik al een vast traject van en naar het station, en kom ik dagelijks voorbij de ‘negatieve poes’. De eerste keer dat ik haar opmerkte dacht ik dat het een echte was, het is het o zo herkenbaar silhouet dat je ook al terug vond bij de oude Egyptenaren. Maar mijn onbewuste had al door dat er iets niet klopte want ik bleef staren en zag toen dat er uit een melkwitte kleefband een silhouet van een poes was uitgeknipt. Wat overblijft na het knippen wordt ook wel de negatieve ruimte genoemd dat het hoofdobject, de positieve ruimte, omringt. Je kan die negatieve ruimte gebruiken als sjabloon, je legt het op een wit stuk papier, je schildert erover, en de verf komt enkel daar op het papier waar de uitsparing zit. Op zich is dat wel opmerkelijk, dat je met het negatief ook het oorspronkelijk positief terug kan namaken. Beide benaderingen blijken het object vanuit een ander perspectief te definiëren.

Een poes voor het raam is voor mij een teken van gezelligheid. Zelf ben ik zot van poezen en honden. Poezen zijn niet volgzaam als honden, maar wanneer ze in een knuffelbui zijn, doen ze dat met zo veel meer overgave als honden. Ze zijn ook krols en speels, zoals honden, maar kunnen erg eigenzinnig zijn. Onze poes heeft echt wel haar eigen ritueeltjes. Zo volgt ze de kinderen als die gaan slapen naar hun slaapkamer en komt dan terug beneden bij ons, elke avond opnieuw! Als ik andere poezen zie voor een raam, dan weet ik dat ook zij elke ochtend hun rug vleien tegen de benen van hun baasje om eten te krijgen. Dat ze staan te mauwen om naar buiten te mogen en een minuut later om terug binnen te mogen. Dat ze ronkend en spinnend op schoot komen liggen of zich ongegeneerd uitrekken op de vloer, en liefst op een zacht tapijt. En het rare is dat de meeste van die poezen voor een raam kopjes komen geven tegen dat raam als je dichterbij komt.

Onze poes zit ook voor het raam, maar alleen als we zelf niet thuis zijn. Ze kijkt dan naar de voorbijgangers. Ze observeert. De negatieve poes zet dat allemaal op zijn kop. De voorbijgangers kunnen nu door de poes, dankzij de poes én doorheen de poes naar binnen staren in het huis. Maar als je net zoals de poes, ook bepaald wordt door wat je niet bent, kijk je dan naar jezelf?

de eenzaamheid van oprechtheid

Billy Joel was in zijn tijd iets van een muzikale sensatie, met een hele reeks hits tussen 1972 en 1993, het jaar dat hij er uiteindelijk mee stopte. Als hij vandaag nog in het nieuws komt dan is het met één van zijn gefaalde huwelijken of met zijn drank verslaving. No worries Billy, we still love you! Mijn zus was als tiener al een grote fan en kreeg de dubbel LP met zijn ‘Greatest Hits’ cadeau, die in 1985 uitkwam. Ze heeft die toen grijs gedraaid, met instemming van alle gezinslieden en ik kan veel van die nummers dan ook meezingen. Zijn hele oeuvre heeft een melancholische kwaliteit, en wanneer ik die nummers hoor wordt dat gevoel nog eens versterkt doordat ik terugdenk aan mijn jongere ik, die vooral de sfeer en het ritmische van de liedjes waardeerde samen met de muzikaliteit die er van af spat.

Mijn oudere ik zat onlangs te mijmeren op de trein toen ineens de noten van ‘Honesty’ door zijn hoofd tokkelden. Als kind dacht hij dat er “honesty is such a lovely word” werd gezongen, maar het is dus wel degelijk “honesty is such a lonely word”. Dat is amper één letter van verschil, en je moet al goed opletten om het te horen, maar als je de tekst helemaal leest, voelt, begrijpt, dan kan je het niet meer vergeten. Mijn oudere ik waardeert dezelfde kwaliteiten van Billy’s liedjes als de jongere ik maar waardeert daarboven vooral ook hoe de tekst onder woorden brengt wat de muzikale sfeer al uitademt.

Die tekst vertelt het verhaal van hoe makkelijk het is om holle, bange of narcistische mensen te vinden, die je naar de mond praten.

“I can always find someone
To say they sympathize
If I wear my heart on my sleeve
But I don’t want some pretty face
To tell me pretty lies
All I want is someone to believe”

Maar de tekst vertelt vooral hoe aarts moeilijk het is om eerlijk, authentiek, oprecht te zijn met elkaar.

“Honesty is such a lonely word.
Everyone is so untrue.
Honesty is hardly ever heard
And mostly what I need from you”

Het liedje kwam uit in 1979, ik was toen vier jaar, en Billy dertig. Als ik vandaag als jonge veertiger de tekst lees, terwijl ik luister naar het liedje, dan krijg ik nog steeds kiekenvel.

“Joel had altijd een goedgelovige, open instelling in zowel zijn zakelijke als persoonlijke relaties. Deze instelling manifesteerde hij in nummers als ‘Tell her about it’, ‘Honesty’ en ‘So it goes’”. (1)

Als dit goedgelovig is, dan ben ik dat ook, ik geloof namelijk in het goede. En ik geloof ook dat je aantrekt wat je zelf uitstraalt. Omgekeerd toegepast geloof ik ook dat de misleiden verdere misleiding aantrekken, zo kregen wij in Vlaanderen het populisme en zo zal Amerika misschien wel de president krijgen die het verdient (2).

Laat oprechtheid nog wat eenzaam zijn vandaag, maar met wat persoonlijke moed en geduld zal dat tij onvermijdelijk keren. Te midden van het hol kabaal, begint het stilletjes bij ieder van ons afzonderlijk, en groeit vandaar uit tot een mooie en warme harmonie. Honestly.


(1) Wikipedia over Billy Joel
(2) Trump University: It’s Worse Than You Think – The New Yorker

aan tafel !

Mama vogel heeft sinds kort een goed gevuld nest, met haar vier kleine baby vogeltjes. Ze vragen haar constante aandacht, vooral omdat hun honger maar niet gestild raakt. Ze is dan ook constant in de weer om voedsel te halen en het lukt haar niet altijd om voldoende mee te nemen voor alle vier. Ze hebben elk ook hun eigen karakter trekjes. Er is het dikkerdje, het haantje de voorste, de stille en het zorgenkindje. Mama vogel is bezorgd dat dat laatste vogeltje de zomer niet zal halen, het is immers keer op keer ziek en eet slecht. Haantje de voorste steelt dan weer het eten van zijn broer en zussen door met zijn snavel in hun te porren, vooral bij het zorgenkindje, dat zich toch niet kan verdedigen.

Vandaag is mama vogel zelf wat verzwakt en zal ze maar één vlucht kunnen maken om eten te halen, in plaats van de normale zes vluchten. Daarna moet ze zelf rusten om op kracht te komen. Ze weet dat de vogeltjes de hele dag zullen tsjirpen om eten, maar daar is nu verder weinig aan te veranderen. Het lukt haar enkel maar om drie vliegjes te vangen. Normaal gezien heeft ze er zes mee, 1 extra voor het dikkerdje en 1 voor het haantje de voorste. Nu heeft ze dus voor de hele dag maar de helft van een normale portie van 1 vlucht.

Ze moet dus kiezen hoe ze haar kindjes zal voeden. De kansen van het zorgen kindje zijn klein, en als ze heel eerlijk is, zijn die kansen waarschijnlijk nul. Maar dat is niet iets waar ze aan wil toe geven. Ze zal voor haar kind zorgen en het zo veel mogelijk veilig doen voelen als ze kan. Wie weet is die moed genoeg op dat het de kracht vind in zichzelf om de ziekte te overwinnen. “Want hoop doet leven” (1). Daarom zal ze één van de vliegjes in twee bijten en eerst aan het zorgen kind geven. Die zal het niet op pikken, want ze was al erg zwakjes vanochtend. Haantje de voorste zal het snel inpikken. Op dat moment zal ze één vlieg aan het dikkerdje geven. Dan snel de andere vlieg voor het stilletje en tenslotte spuugt ze de rest van het half vliegje uit voor haantje de voorste. Dan hebben ze alle vier de zorgen gekregen die ze vandaag kan sparen.

Zever in pakskes natuurlijk. Dat ik verwijs naar een lied van Will Tura gaf dat al een beetje weg (1). Beesten in het wild eten zelfs levend hun kinderen op als die doodziek zijn, of hun lijk als ze het inderdaad niet haalden (2). Sommige mensen noemen dit onnatuurlijk, maar ze bedoelen dan eigenlijk onmenselijk, want dit is immers – per definitie – puur natuur. Het is het leven aan het werk, onverschillig voor onze morele en ethische conventies. De keuzes die wij maken als mens zijn vaker zoals die van mama vogel in het verhaaltje, en niet zoals die van mama beer op de foto. Onze keuzes bevestigen naast ons geavanceerd denkvermogen dan vooral ook onze menselijke waardes.

 


bron foto: “Friends For Dinner: Why Some Animals Become Cannibals”, national geographic

(1) Will Tura probeerde het zowel op de begrafenis van Koning Boudewijn als die van Koningin Fabiola. Hij zong voor hun “Hoop doet leven”, maar ze bleven toch in hun kist liggen. Ik vermoed omdat leven met zo muziek écht niet hoefde voor hun. Voor de liefhebber (?) vind je de uitvoering terug op Youtube.
(2) Zie bijvoorbeeld het verhaal van een mama beer die haar zieke pups opeet op national geographic of enkele andere voorbeelden op quora.

grootte doet er écht niet toe

Het leven, mysterieus en paradoxaal, is een kwetsbaar gegeven dat tegelijkertijd ook taai is. Het is kwetsbaar wanneer je het beschouwt vanuit het perspectief van het levende, het vogeltje, de fruitvlieg, de plofkip, de mens … en het is taai wanneer je het beschouwt vanuit het perspectief van onze planeet die al zo lang leven herbergt in zo veel diversiteit. Nochtans ontsproot die diversiteit uit ‘simpele’ microbiologische beginselen. Nu wel, het is enkel simpel als je het vanuit ons menselijk macroscopisch perspectief bekijkt. Honderden miljoenen jaren duurde het vooraleer eencelligen zich ontwikkelden tot meercelligen. Er ging nog eens enkele duizenden miljoenen jaren voorbij voordat meer complexe organismen zich ontwikkelden. Het is pas belachelijk recent dat de mensachtige zijn opgang maakte en marginaal recent dat we over de mens spreken.

We zijn dan wel erg ontwikkeld als soort, en we zijn ook met redelijk veel op de planeet, maar het valt wat in het niet als je het vergelijkt met de bacteriën. Wij mensen zijn opgebouwd uit cellen met een kern, eukaryoten, maar de strikt ééncellige bacteriën hebben geen kern, en worden daarom prokaryoten genoemd. Er zijn héél veel prokaryoten op de aarde. Alleen al in ons menselijk lichaam zijn er zo veel bacteriën dat de verhouding bacterie tot aantal lichaamscellen 1,3 tot 1 is. Het gewicht van alle gedroogde prokaryoten op aarde is dan ook even veel als van alle planten op aarde. Je ziet ze niet, ze zijn overal, en zij zijn er wél al als sinds het prille begin, meer dan 4 miljard jaar geleden.

En ze hebben de mens al voor heel wat problemen gesteld. Pokken en griep hebben letterlijk miljoenen levens gekost, vaak door epidemies, totdat we recent vaccinaties en  antibiotica ontwikkelden. Maar onze kleine vriendjes zitten niet stil en een groeiend deel van hun, de superbacterie, wordt resistent tegen antibiotica. Een recent rapport doet melding van 700.000 doden per jaar door deze superbacteriën. Datzelfde rapport speculeert dat dat aantal jaarlijkse doden zal oplopen tot 10.000.000 in 2050, waardoor bacteriële infecties doodsoorzaak nummer zullen één worden, voor cardiovasculaire ziektes en kanker.

Het einde ligt besloten in het begin. Het is de kille poëtische logica van het leven dat geeft en neemt. Het begon allemaal met minuscule beestjes en nu … komen ze de klus afwerken. Worden zij voor ons wat de meteoor was voor de dinosaurus? Wij, die onze vlag op de maan hebben geplant? Wie weet, maar het leven gaat niet om grootte, dat is alvast wel al duidelijk.

 


bron foto: ‘Drug-resistant malaria can infect African mosquitoes’, BBC  website

bronnen:

  1. oorspronkelijk artikel op de standaard: ‘Superbacteriën zullen elke drie seconden dode maken’
  2. rapport over superbacteriën: ‘Tackling drug-resistant infections globally’
  3. tijdslijn leven op aarde:  https://en.wikipedia.org/wiki/Timeline_of_natural_history
  4. tijdslijn mens op aarde: https://nl.wikipedia.org/wiki/Evolutie_van_de_mens en https://nl.wikipedia.org/wiki/Mens
  5. ontstaan leven op aarde : http://www.scientias.nl/wetenschapper-denkt-te-weten-hoe-leven-op-aarde-ontstond/https://nl.wikipedia.org/wiki/Oorsprong_van_het_leven en https://nl.wikipedia.org/wiki/Abiogenese
  6. sterfte categoriën: https://en.wikipedia.org/wiki/List_of_causes_of_death_by_rate
  7. wereldsterfte en geboorte cijfer: https://en.wikipedia.org/wiki/Mortality_rate en https://en.wikipedia.org/wiki/Birth_rate
  8. wereldbevolking: http://www.worldometers.info/world-population/
  9. prokaryoten versus eukaryoten: https://www.youtube.com/watch?v=RQ-SMCmWB1s
  10. prokaryoten: http://whyfiles.org/shorties/count_bact.html en https://en.wikipedia.org/wiki/Human_microbiota
  11. bacteriële infecties door de eeuwen heen: http://edition.cnn.com/interactive/2014/10/health/epidemics-through-history/

ambitieloos

Onder een klare hemel was hij er geruisloos voorbij gevaren. De volle maan werd rimpelend terug gekaatst door de verder gitzwarte rivier. Hij merkte het bord toch nog net op, omdat haar letters zwak oplichtten in het maanlicht, “Ambitie – 20 km”. Het bord wees echter terug, stroomopwaarts. Hij was blijkbaar al een tijdje ambitieloos en hij had het niets eens gemerkt. Was het dan verkeerd, zonder ambitie te zijn? Hij voelde er zich alvast niet schuldig over. De vraag was eerder of anderen hem er niet op zouden afrekenen. Welnu, dat mocht zijn wat het zou wezen, hij zat hier nu toch, op zijn boot. Soms was het er zonnig, maar vaker regenachtig en koud, af en toe werd het zelfs stormachtig, alhoewel hij doorgaans wel de boot meester was. Wat meer kon hij doen dan de stroom te volgen terwijl zij gaf en nam? Het kon wel degelijk anders, hij had ze wel vaker gezien, de speedboten die tegen de stroom opvoerden, of de grote container schepen. De kapiteins van die boten waren duidelijk wél eerzuchtig, ‘glorie zoekend’, ijverig … ambitieus. Ze gingen ergens naar toe, met een duidelijk doel en lieten niet met zich sollen. Hij herkende de strakke blik en postuur, het geblonken koper op hun kapiteins tenue. Hij herkende het omdat hij vroeger eender was geweest. Vandaag had hij echter genoegen met de afwisseling van het varen, het onderhoud van de boot en met zijn reisgezelschap. Ambitie was altijd elders geweest dan het hier en nu, daarom was het waarschijnlijk niet vreemd dat hij nu ambitieloos was. Ambitieloos is echter niet waardeloos. In de plaats van ambitie was er nu openheid en warmte, altijd al belangrijk, maar nu dichter dan ooit. Op, in en bij het water, voelde hij zich helemaal in zijn element.


bron foto: http://statusmind.com/images/2014/03/Smart-Quotes-37242-statusmind.com.jpg

fake it till you make it

Wat een verschrikkelijke en wansmakelijke spreuk, ‘fake it till you make it’. Ik hoorde hem voor de eerste keer niet zo lang geleden in de reality show ‘Temptation Island’ (1). In dat televisie programma is de opzet dat koppels een soort van relatie vuurdoop doorgaan doordat ze zich gedurende twee weken op een tropisch eiland van elkaar afzonderen en zich blootstellen aan verleidsters voor de mannen en verleiders voor de vrouwen. En aan drank natuurlijk, ze hebben wat hulp nodig om écht dom te doen. Het resultaat is dan ook voorspelbaar – wat is er immers beter dan je aan verleiding overgeven – en toch heb ik dat programma tot het einde gevolgd. Eén van de verleidsters proclameerde vol trots en met een, naar mijn smaak, misselijk makende arrogantie, ‘fake it till you make it’. ‘Faken’ was inderdaad wat ze deed, haar prooi doen geloven dat ze oprecht in hem was geïnteresseerd, terwijl haar enige interesse de bevestiging was van wat zij zag als haar onweerstaanbaar sensuele aantrekkingskracht.

Nu goed, de show is voorbij maar die spreuk bleef blijkbaar onbewust sluimeren toen ik op een vrijdag avond een mooi gerestaureerde oude Citroën voorbij wandelde, ‘bestelbus type H’ (2), in zwart met gouden opsmuk nabij Gent Sint Pieters centraal station. Ik liep er snel voorbij, want ik was al te laat. En toch liep ik terug, om de wagen te bewonderen. En om de gouden beschildering te bekijken, want die kwam mij herkenbaar voor. Inderdaad, dat was het oude logo van bakkerij en patisserie Bloch (3), wereldberoemd in Gent en omstreken. Ik ken het vooral van de verhalen van mijn vader, zelf getogen in Gent en een grote fan van hun patisserie. Elke keer als wij op bezoek kwamen bij mijn grootouders te Gent gingen wij steevast koeken halen in de Veldstraat bij Bloch. In 2008 sloot de winkel na meer dan 100 jaar voorgoed haar deuren (4), en er kwam één of andere kleding zaak in de plaats.

Het merk werd recent gerecupereerd en lanceerde zich als ‘premium brand’ met cakes en brood in de Delhaize, een foodtruck (die ik blijkbaar zag) en op termijn ook een winkel. Bloch was een oude warme ambachtelijke bakkerij met tea-room. Vandaag maakt het merk onderdeel uit van de Culinor groep die een omzet maakt van 50 miljoen euro. De productie is nu geïndustrialiseerd (5). Wat op zich raar is, want de twee maal dat ik stopte aan de Citroën om toch nog eens zo een koek te proeven was alles al uitverkocht. Of misschien toch niet raar. Ontgroeit dit immers ooit de uitgeholde authenticiteit, enkel opgeblonken met wat spuug en olie?


(1) https://www.youtube.com/watch?v=iM0MRyDJ1EM
(2) http://www.citroen-forum.nl/nieuws/hy
(3) http://www.patisseriebloch.be/
(4) http://www.standaard.be/cnt/dmf20151019_01926457
(5) http://www.culinor.com/producten-en-concepten/versmaaltijden/

de onuitputtelijke honger naar gebakken lucht

Veel publicaties in de management literatuur voldoen, althans naar mijn gevoel, niet aan het klassiek kwaliteits criterium dat zaken die doordacht zijn zich ook eenvoudig laten uitleggen (1). Management literatuur is vaak niet ‘peer-reviewed’ (2) , maar wordt wél in grote oplagen gedrukt met liefst ronkende titels. Je moet véél van die titels lezen rondom een onderwerp om mee te kunnen of te mee mogen spreken. Sommige werken zijn erg gespecialiseerd, anderen dan weer breed, sommigen zijn erg langdradig en verhalend, anderen droog en analytisch. Het is niet makkelijk om de concepten uit de verschillende werken op elkaar te laten inhaken, en typisch is er ook geen proef ondervindelijke toetsing van de stellingen die erin worden gemaakt. Het wordt dan uiteindelijk een kwestie van geloof voor de zoveelste wonderkuur naar instant-succes. In dat opzicht is de scheidingslijn tussen management literatuur en zelfhulpboeken soms nogal vaag.

Onlangs kwam er een post (3) voorbij zoeven die de dood verklaarde van een hype die breed besproken was in de management literatuur en ook al een tijdje furore maakt in de IT sector. Het ontlokte heel wat reacties van ‘believers’ en ‘haters’. Een van de meer genuanceerde reacties meldde, terecht, dat het doorprikken van holle termen rondom een ideeëngoed dat ideeëngoed zelf daarmee nog niet ontkracht. Veel mensen durven inderdaad holle termen gebruiken en die zonder veel aarzelen te vervangen door nieuwe wanneer de oude uit de mode geraken.

Maar onzorgvuldig taalgebruik is verre van onschuldig. De geschiedenis doet ons enkele uitspraken cadeau om dat te blijven onderstrepen. “Je wordt wat je denkt.” (4) “Ce que l’on conçoit bien s’énonce clairement.” (1). “Je oogst wat je zaait.” “We only get what we give”(5). “Le style, c’est l’homme” (6). Maar die enkele zinnen verdrinken als het ware onder de stortvloed aan hapklare pulp in alle media. Zijn al die schrijvers en lezers dan fout? In 399 voor onze tijdsrekening zei Socrates al tegen zijn goede vriend Crito ‘Aan sommige meningen der mensen moet men veel waarde hechten, aan andere niet’. De enige maatstaf voor die waarde is de verdienstelijkheid van de logica achter die mening, en dus niet of de meerderheid ze al dan niet aanhangt. Socrates was een echte held, hij was bereid om te sterven voor de consequentie van zijn standpunt, zelfs als hij werd veroordeeld door een misleide meerderheid.

Vandaag blijft zijn voorbeeld op verschillende manieren erg actueel. Er zijn nog steeds mensen die bereid zijn om te sterven voor hun standpunt, alhoewel ze geen held zijn (7). Er is ook nog steeds een meerderheid die zich gretig wil laten misleiden. Maar niet gevreesd, Donald Trump heeft de oplossing klaar, alhoewel die een ietsiepietsie discriminatie vraagt (op basis van geloof). Maar laat je vooral niet misleiden, huldig Socrates door kritisch onderstaande analyse (8) te bekijken om dan zélf te oordelen.


(1) “Ce que l’on conçoit bien s’énonce clairement” van Nicolas Boileau
(2) Bij wetenschappelijke publicaties is het wel een vereiste dat gelijken, ‘peers’, je artikel controleren naar juistheid (relevantie, gebruik aan methodiek en bronnen …).
(3) Matthew Kern schreef een artikel op Linkedin.com over ‘Agile is dead’.
(4) Personal coach Inge Rock gebruikt die leuze blijkbaar ook, ik dacht het dat iets stoïcijns was, maar ik vind niet direct de bron. En ik ben wat lui op dit moment.
(5) Het liedje ‘You get what you give’ van The New radicals vind je op YouTube en de tekst ervan op AZlyrics.
(6) Zie ook een vorige post van mij die deze quote toepast op enkele uitspraken van Jan Jambon
(7) Zie ook een vorige post van mij die ik schreef naar aanleiding van de aanslagen op 22 maart 2016.
(8) Met dank aan De Standaard om een kort artikel te schrijven rondom deze video: http://m.standaard.be/cnt/dmf20160128_02095494

bron foto: http://i.telegraph.co.uk/multimedia/archive/03512/trump-lead_3512719b.jpg